warden geschat. Hoe die spreker tot dat groote cijfer
is gekomen is onverklaarbaardaar al de aardwer-
ken in deonderscheidene iijnen niet meer dan f 9,119.841
zullen bedragenen die som kan zeer wel door ons
werkvolk met toevoeging van weinigen uit het bui-
tenland worden verdiend.
Een vijfde bezwaar: er zou te veel op eens warden
gedaan Meer dan de'n spreker heeft dat bezwaar aan-
gevoerd raaar zy zijn in gebreke gebleven aan te toonen,
wat dan eigenlijk niet moest worden gedaanen de
ondervinding welke ik wederora in deze Kamer heb
verkregen, doet mij gelooven, dat de gemaakte be-
zwaren veeleer ontstaan omdat er te weinig, dan wel
oradat er te veel wordt gedaan. Een spreker zelfs
xneende, dat in de Noorderlijn met krenkende karig-
lieid was te werk gegaan juist liij die meende dat
het werk niet in zes jaren konde geschieden verlangde
dat er nog meer in het Noorden was gedaan. Men heeft
ook beweerd dat dit het gevolg zou zijn van te groote
toegefelijkheid aan verschillende eischen maar in de
noorderlijn is geene enkele verandering gekomen en de
vermeerdering in de zuiderlijn aangebragtlag geheel
in het primitive plan der Regering.
Een zesde bezwaar. De berekeningen der kosten
zouden niet juist zijn. Maar ik moet hierop antwoor-
den dat zij met groote zorg zijn opgemaaktwaarop
jk veilig meen te mogen afgaan. Men doelde vooral
op de begrooting der bruggen en bepaaldelijk op den
verschillenden prijs van hetijzer, voor de onderscheideno
bruggen aangenomen. Dat verschil is meer schijnbaar
dan wezenlijk en heeft zijn oorsprong hierin dat voor
de brug aan den Moerdijk de prijs van hetijzer alleen
als materiaal is berekend al het andere afzonderlijk
is geraamden daaronder ook niet als bij de andere
bruggen de 15 pet. winst voor onkosten enz. is begrepen.
Dit alles is wel begrepen in de brug bij Ivtiilenburg
en dit verschil maakt nagenoeg de prijzen reeds gelijk,
Daarenboven zijn de berekeningen voor de brug bij
Kuilenburg met groote spoed opgemaakten niet met
zoo veel juisthuid als die der andere bruggen, hetgeen zich
hieruit laat verklaren dat het aanzoek der Amsterdam-
sclie concessie werd gedaan op het punt, dat de beraad-
slagingen over deze voordragt in de Tweede Kamer een
aanvangnamen. Men heeft het der Regeringook nogeuvel
geduid, dat zij niet de begrooting van alle bruggen heeft
medegedeeld maar uit den brief van den Voorzitter
ontvangen scheen het haar te blijken dat slechts de
voornaamste waren bedoeld. En wat nu nog meer be
paaldelijk de brug aan den Moerdijk betreft, sommige
leden hebben dienaangaande eene groote bezorgdheid
laten blijken. Een lid, deskundige, heeft als zijne
meening te kennen gegeven, datde uitvoering de raming
der beambten van den Waterstaat zoude overtreffen.
Het heeft mij leed gedaan dit te vernemenomdat de
groote kunde van dat lid in het vak van den Water
staat bekend is. En toch meen ik mij alsnog te kunnen
verlaten op de beambten die mij ten dienste hebben
gestaan. Ik kan ik wil niet aannemen dat deze be-
kwame ambtenaren mij zouden hebben misleid. Boven-
dien heeft dat lid, toen de vergelijking van Je brug in
Canada over de St. Laurens-rivier met die aan
den Moerdijk was ter sprake gekomener op ge-
wezen dat men bij die brug niet met zoo vele
moeijelijkheden te kainpen had als die bij de brug aan
den Moerdijk. Maar ik keer deze bewering om en
geloof dat men aan den Moerdijk niet zal te kampen
hebben met zoo vele andere bezwarenals zwaren
ijsgang, kolossale werkenwaarmede men bij de
brug in Canada te worstelen had. Een lid heeft
gevraagd, wat zal het gevolg zijn, als nu de raming
te laag zal worden bevonden Daarop] is reeds te
regt geantwoorddan zal de Staat aan zijne ver-
bindtenis voldaan hebbenen die verhooging zal
komen ten laste der actiehouders. De Minister leest
bier voor een brief, onlangs van de concessionarissen
van den Zuiderspoorweg betrekkelijk deze brug ont
vangen waarin zij verklarendat een onderzoek
van deskundigen heeft plaats gehad dat zeer solide
en kundige aannemers zich hebben bereid verklaard,
voor het bedrag der verleende subsidie het werk te
ondernemen en alzoo de zekerheid hebben verschaft
dat zij geheel op hun risico voor het bedrag der
in de concessie geraamde subsidie dit werk zullen
llitvoerenen dat er geen sprake kan zijn van uit-
gaven boven het bedrag der subsidie, te lijden door
de Maatschappij of nog veel minder door het Rijk.
Hiermede schijnt ook dit bezwaar voldoende opgelost,
Een zevende bezwaar, de rigtingen. Een spreker heeft
gezegd dat de Regering bij de rigtingen van het be-
ginsel zoude zijn uitgegaan: verdeel en heersch. Ik
boud mij overtuigd dat dit lid bij nader inzien tot
de conclusie zal komendat de Regering van dergelijk
standpunt niet is uitgegaan. Do Regering wist, dat er
verdeeldheid zou ontsta'an, zoodra slechts eene enkele
lijn werd voorgesteld maar de toeleg der Regering
was juist overeenstemming te bevorderen en indien
haar dit is mislukt, het is haar tot een zeer groot
leed. Een ander lid beweerde, dat de Regering niet
bet algemeenmaar het plaatselijk belaDg had op
den voorgrond gesteld. Het is slechts een bewijs
dat dit lid in de opvatting der beteekenis van de
woorden het algemeen belang, met de Regering ver-
schilt. Het algemeen belang heeft van den beginne
af bij de Regering gegoldenen zij is nog overtuigd
dat dit niet beter dan door de aanneming dezer
voordragt kan worden bereikt. De bedenkingen tegen
de verschillende Iijnen aangevoerd zijn niet nieuw
en ik zou in herhalingen vervallen wilde ik die alle
wederom breedvoerig wederleggen. Ik wil alleen dit
opmerken dat er geene lijn is uit te denken, waaraan
niets ware te wijten; dat geen lid eene lijn zal voor-
slaan of aanstonds zullen zich daartegen bedenkingen
doen hooren.
En dat is natuurlijkomdat iedere lijn uit
twee oogpunten kan worden beschouwdnamelijk
uit dat van het belang van 't internationaal en uit dat
van het binnenlandsch verkeer. Naar mate men van
het eene of andere uitgaatmoet men tot eene ver
schillende slotsom geraken maar't was juist de toeleg
der Regering, van den aanvangaf, zoo veel mogelijk,
beide belangen te vereenigen. Wat deZuiderlyn betreft,
zijn vooral bedenkingen geopperd tegen de Zeeuwsche
lijn. Die bedenkingen zijn opuitnemende wijze wederlegd.
Ik heb daarbij niets te voegen, dan dat m. i. deze lijn
eene der zoodanige iswaarvan men de schoonste
verwachlingen mag koesteren zoowel voor ons binnen-
kindsch verkeer als voor onzen handel. Alleen moet
daarvoor worden gezorgd dat deze lijn op de kortste
wijze met de Hollandsche koopsteden worde verbonden.
Dat die lijn slechts strekken zou om Antwerpen te
bevoordeelenkan ik niet inzien, en het blijkt, dat
Antwerpen die hoop niet koestert. Men heeft ook
nog gesproken van de moeijelijkheden welke er
in geval deze wet wierd aangenomenzouden ont
staan met de maatschappij van indijking van de
Oosterschelde. Ik moet hierop antwoorden, dat ei een
ontwerp tot bekrachtiging eener dading bij de Tweede
Kamer aanhangig was, en dat, wanneer de wet ware
aangenomen, de moeijelijkheden uit den weg geruimd
zouden geweest zijn. Het doet mij echterleed, datde
wet verworpen werd; nogtans verraeen ik mij te mogen
vleijen dat de moeijelijkheden zullen zijn uit den weg
geruimd alvorens de concessionarissen der zuiderlijn-
werken op de Oosterscf elde zullen leggen. Men had
ook bezwaren tegen de lijn Tilburg-Nijmegen, en wel
omdat men meende, dat deze lijn Antwerpen den
kortsten weg zou aanbieden om zich door ons
land met Noord-Duitschland te verbinden. Ik erken
dat die lijn Antwerpen deze gelegenheid zal geven
maar vooreerst is het nog de vraag, of die lijn spoedig
zal tot stand komen; maar bovendien, omdat Ant
werpen dat voordeel zal genietenzullen wij het
daarom Nederland onthouden Ook Vlissingen reeds
door eene andere lijn aan den linker Rijnoever aan-
geslotenzal door deze lijn met Noord-Duitschland
worden verbonden. Onderscheidene leden hebben den
wensch te kennen gegeven, dat de lijn Tilburg-
Nijmegen gelijktijdig mogt worden aangelegd en in
exploitatie gehragt als de lijn Breda-Venlo. Dit
ligt geheel in de bedoeling der Regering, die dezen
gelijktijdigen aanleg zoo veel mogelijk tracht te be
vorderen. Ook hebben de concessionarissen voor
den Zuiderspoorweg mondeling en schriftelijk mij hunne
gelijke bedoeling te kennen gegeven. Men heeft het
ook als een bezwaar doen gelden dat voor de lijn
NijmegenVenlo de regteroever van de Maas was
gekozen en men had liever geziendat hij aan den
linkeroever ware getrokken. Ik moet op dit bezwaar
antwoorden,dat de concessie vrijlaat, zoowel den linker-
als den regter Maasoever te verkiezen en alzoo ver-
klaart de Regering zich bereid, dit bezwaar in nadere
overweging te nemen. Het kiezen van twee rivier-
overgangen werd door soramigen hoogelijk afgekeurd.Ik
acht het niet noodig,al de redeneringen dienaangaande te
wederleggen; ik zou ook geene nieuwegronden tot verde-
diging kunnen aan voeren. Alleen wil ik den heer van Swin-
deren antwoorden, dat, indien de Zeeuwsche lijn tot stand
komtvoor een goeden overgang aan den Moerdijk
behoort gezorgd te worden. Dat die overgang ook
door een stoomvlot te verkrijgen ware, zou altijd
bezwaar opleverendaarbehalve de aanzienlijke
kosten, ook daaraan verbonden, vooral indien zoo-
danig stoomvlot eens niet aan de vereischten bleek
te voldoen een stoomvlot groote belemmering zou ver-
oorzaken. Ook aan de bruggen bij Arnhem -en Nijmegen
zijn ontegenzeggelijkgevaren verbonden, maar bij welke
brug zal dit niet het geval zijn? Zeker is hctechter,
dat die gevaren niet zoo groot zijn te achten als die
aan den Moerdijk, omdat de dijken van de Over-Betnwe
op betere grondslagen steunen dan de Noorderlekdijk.
Ik mag in het voorbijgaan bier niet verzwijgen dat
het toch zeer opmerkelijk is, dat door het polder-
bestuur van de Over-Betuwe die bezwaren ook r.iet zijn
geuit. En wat nude Noorderlijn betreft, daartegen
heeft men ook thans weder twee groote bezwaren doen
gelden, als; 1°. de aansluiting van Meppel aan Gro-
ningen in plaats van Meppel aan Leeuwarden en 2°.
het niet opnemen der aansluiting van Groningen aan
de Hannoversche grenzen. Maar wat het eerste bezwaar
aangaatis het steeds mijne overtuiging, datde lijn
Meppel-Groningen vooral met het oog op het personen-
vervoer, de voorkeur verdient. Het zou der Regering aan-
genaam zijn geweest, beide lijnntn op te nemen, maar dit
is juist niet geschied om de concessie niet te zeer uit
te breiden en de kosten niet te aanzienlijk to verhoogen.
Intusschen blijft ook op de lijn Mtppel-Leeuwarden
mijn oog gevestigd en ligt het in inijne bedoeling, tot
de opname daarvan later eene voordragt te doen.
Men heeft gevraagd, waarom niet de noorderlijn over
de Beesterzwaag getrokken was met een tak naar
Eeeuwarden en een tak naar Groningen maar der-
gelijke splitsing zou voor de exploitatie en kostbaar
hn moeijelijk zijn geweestdaar men ook van het
beginsel is uitgegaan, de Iijnen in eens te laten door-
loopen. En wat het tweede bezwaar aangaat, is de
Regering nog steeds van oordeeldat deze lijn eerst
dan voordeel zal opleveren, wanneer de lijn Leer-
Oldenburg-Bremen zal gereed zijn waardoor Hannover
digter met Rheine zal zijn verbonden. Sommige leden
eindelijk hebben nog op de vele adressen gewezen tegen
de noordelijke rigting, bij deze Kamer ingekomen, maar
dan is het toch eene merkwaardige omstandigheid dat
5n het Gemeentebestuuren de Kamer van Koophandel,
en onderscheidene aanzienlijke ingezetenen van Har-
lingen adressen ter ondersteuningdezer voordragt hebben
ingezonden. Op dergelijke zamenstemming te letten, acht
ik niet onbelangrijk. Of mag men aannemen, wat een
spreker uit Iriesland verklaarde, dat deze alien van de
voordragt niets weten en zeker niet op de kaart hebben
gezien. Het is voor de adressanten uit Harlingen niet
vleijend. Ik voor mij zou wel gelooven dat zij de kaart
v<5or zich zullen gehad hebben.
Verder wederlegt Z. Exc. de bezwaren tegen enkele
bepalingen der concessie en meent ten slotte, «it de
ingekomen adressen van autoriteiten te mogen opma-
ken dat de voordragt overeensterat met den wensch
van het volk.
De Ministers tan Finantien en van Oorloj hebben
vervolgens het ontwerp nader verdedigd.
Nadat nog onderscheidene leden het woord had-
den gevoerdzijn de beraadslagingen gesloten en
is het ontwerp bij hoofdelijke omvrage met 20 tegen
17 stemmen VliltMOKi'KV.
Voor, de heeren Sasse van YsseltBeerenbroek,
Fransen van der Putte, van der Lek de Clercq, Creraers,
Blankenheijm Hooft van Benthuyzen van Heeckeren
van Wassenaer, van MeeuwenVillers de Pite,
Sassen, van Rhemen van Rhemenshuizen, Tonckens
de Vos van Stienwijk, Michiels van KessenichLoopuyt
en van Roijen.
Tegen, de heeren: van RijckevorselGoltstein van
Oldenaller, Huydekoper van Maarseveen Aijlva van
PallandtBosch van Drakestein, van Swinderen Rijs-
terborgh, Andringa de Kempenaer, Taets van Ame-
rongen tot Natewischvan der Oudermeulenvan
Nispen van PannerdenBorskiCost Jordens
Hartsenvan Beeck Vollenhoven, Hartevelt, van
Wee!, van Wessem, van Eysinga en de Voorzitter.
De zitting is hierop tot nadere bijeenroeping ge-
scheiden.
<«RAVKXIlAtJK 8 Februarij.
Bij besluit van den 7 dezer, hebben Gedeputeerde
Staten dezer provincie, aan den heer F. L. l'Honor*
op zijn daartoe gedaan verzoekmet ultimo Maait
eerstk. een eervol ontslag verleend als commies, chef
der 2de afdeeling bij het Provinciaal Bestuur van
Zuidholland behoudens zijn regt op pensioenterwijl
het M. den Koning, bij besluit van gelijke dagtee-
kening heeft behaagd genoemden heerte benoemen
tot ridder der orde van de Eikenkroon.
Men verneemt met leedwezendat volgens alhier
ontvangen berigtende ziektetoestand van den heer
van Dam van Isseltlid van de Eerste Kamer der
Staten-Generaalin de laatste dagen weder moet
verergerd zijn.
Zr. Ms. fregat met stoomverraogen Admiraal van
Wassenaeronder bevel van den kapt. ter zee R. van
Voss, laatst van Plymouth, is in den namiddag van
den 5 dezer te Lissabon aangekomen. Alles was wel
uan boord.
Bij de verinelding der benoeming van den heer
Enthoventot Ridder der Isabella-ordestaat
U. Enthoven; dit moet zijn: K. KarelEnthoven.
In de algemeene vergadering van het hier bestannde
Indisch Genootschapop 16 dezer alhier te houden
zal behandeld worden de vraag van de vereeniging
van dit Genootschap met het Koninklijk Instituut
voor de taal-, land- en volkenkunde van Nederl. Indie
te Delft. In do vergadering van het Indisch Genoot
schap van 30 Sept. 11. werd magtiging verleend, om dit
denkbeeld tot verdere ontwikkeling te brengen. Het
gevolg daarvan is geweest, dat de zaak meer regt-
streeks besproken en overwogen is geworden door
de beide voorzitters en door twee leden uit de be-
sturen der beide instellingen daarna in de bestuurs-
vergaderingen van het Instituut van den 7 en 21 Jan.
en vervolgens op nieuw in de bestuursvergadering
van het Genootschap van den 28 January laatstl.
Algemeen werd eene vereeniging van krachten be
schouwd als nuttig en volkomen uitvoerbaar. Dien-
ten gevolge is het denkbeeld aangenomen om te 's Gra-
venhage te vestigen eene geheel nieuwe inrigtingonder
den naam van Koninklijk Instituut voor de kennis der
Kolonien en zulks op de volgende grondslagen De
werkkring van de nieuwe inrigting strekt zich uit
over al de Nederlandsche kolonien en Overzeescho
Bezittingen; het doel is uitbreiding der kennis van
alles wat tot die kolonien en bezittingen betrekking
heeft en strekken kan tot bevordering van hare be
langenin verband met die van het Moederland dit
doel wordt voornamelijk bevorderd door het uitgeven
van een driemaandelyksch tijdschrift en van eene reeks
van werken door het verzamelen van boeken en het
maken van registers daarop; door het bijeenbrengen
van handschriften kaarlen platen portretten
autographen, enz.; en eindelijk door onderlinge zamen-
spreking, in algemeene bijeenkomsten van de leden;
in de kolonien zijn comraissarissen en kunnen af-
deelingen worden gesticht zoo tot de ineensmelting
besloten wordtdan wordt de nieuwe inrigting in
eene gecorabineerde vergadering geconstitueerdhet
regleraent definitief vastgesteld en aan de bekrachti
ging van Z. M. den Koning onderworpen. De nieuwe
instelling zal hier te lande al dadelijk 200 leden en
in de kolonien 165 leden tellen.
De drie kinderen waarvan Alida Arkeveldhuis-
vrouw van Jacob Moote, te Leiden, op den 1 dezer, den
verjaardag van H. K. H. Prinses Frederik, is bevallen,
hebben de volgende naraen ontvangen1°. Louisa
Augusta Wilhelmina Amalia, 2°. Augusta Wilhelraina
Amalia Louisaen 3°. Wilhelmina Amalia Louisa
Augusta. Zij werden Zondag 11. in do Oosterkerk aldaar,
door Ds. A. Rutgers van der Loeff gedoopt.
De Senaat der Hoogeschool te Leiden heeft, in zyne
zitting van den 2 dezer, tot doctor in de Godgeleerdheid
benoemd den heer A. Revillepredikant bij de Waalsche
gemeenle te Rotterdam.
Gedurende de week van de maand Junij 1860,
waarin binnen Leiden de gecosturaeerde optogt van
het studentencorps zal plaats hebben, zal aldaar ge-
houden worden een plaatselijke Tentoonstelling van
voortbrengselen van nijverheid, door de zorg der
Leidsche afdeeling ran de Vereeniging ter bevordering
van Fabryk- en Handwerhiijverheid in Nederland.