n i laid.
leeren. Zeker echter is hetdat zich Viler te lande, vooral
in de laatste tijden, meeren meer sympathie voor de voor-
maligelandgenooten openbaart, eene sympathie welke
zich tot de Vorstelyke Huizen uitstrekten in de
toekomst voor beide landen veel goeds belooft.
De liberale partij had eergisteren bijna eene
beslissende nederlaag geledenten gevolge van de
onverschilligheid van de Ieden der Kamer van Afge-
vaardigden. Sedert lang heeft men opgemerkt, dat de
Kamer alleen voltallig is als er direct staatkundige
vraagstukken worden behandeld vooral als die be-
trekking hebben op den stand der partijen. Zoodra er
nevenzaken, als de behandeling van het budget enz. aan
de orde zijn, blijven een aantal leden te huis, zoodat
de begrooting voor het ministerie van binnenlandsche
zaken met 45 stemmen werd aangenomen terwijl
de behoudende partij 48 leden sterk is, en deze be-
sloten had eenparig tegen de begrooting te stemmen.
Gelukkig voor het kabinet merkt men bij de tegen-
partij dezelfde onverschilligheid op, zoodat slechts
25 harer leden tegen woordig waren.
'S GRAVENHACiE 17 February.
Aangaande het Volksfeesthetwelk op aanstaanden
Maandag ter viering van den verjaardag van Z. M.
den Koning door het Gemeentebestuur alhier zal ge-
geven worden, verneemt men nog nader, dat de daarby
bepaalde volksvermakelijkheden zullen uitgevoerd
worden onder de leiding van den gunstig bekenden
Hofmechanicus D. L. Bamberg. Zij zullen bestaan in
tooneel-voorstellingengoochelen, tours d'adresse,
koorddansen enz., terwijl tusschen eene der tooneelvoor-
stellingen een lied of cantate zal voorgedragen worden.
toepasselijk op den dag die gevierd wordtbovendien
mag men uit de toebereidselen voor de illuminatie in het
Voorhout besluiten, dat die ryk en prachtig zal wezen
zoodat het feest schoon en vol afwisseling belooit to
zijnwanneer ten minste het weSr de uitvoering
daarvan toelaat.
Het heeft H. M. de Koningin en H. K. H. de Prinses
Hendrik der Nederlanden behaagd, aan eene Dames-
vereeniging alhier, prachtigo geschenken te doen toe-
komenbestemd voor eene loterijwaarvan de op-
brengst moet strekken tot gemoetkoming in de be-
hoeften van verarmdehuisgezinnen, weduwen en weezen.
Z. M. de Koning der Belgen heeft den luit.-kolonol
bij het 3de regement artillerie van het Nederl. leger,
A. Gayet, tot officier der Leopoldsorde benoemd.
Heden heeft het Provinciaal Geregishof in Zuid-
liolland uitspraak gedaan in zake A. van Antwerpen,
boerenarbeider te Bleijswijk beschuldigd van diefstal
van veo uit de weide (12 schapen). Het Hof heeft hem
aan de hem ten laste gelegde daad schttldig verklaard,
en hem dienvolgens veroordeeldwegens herhaling
van misdaad, tot acht jaren gevangenisstraf met ver-
oordeeling in de kosten.
De bankiers Erlanger en Comp.van Parijs, hebben
op nieuw aangeboden, hier te lande een uitgebreid
spoorwegnet aan te leggen tegen 5 pet. rente-guarantie,
zonder subsidie. De guarantie zoueven als de duur
der concessie over 55 jaren loopenwaarna de geheele
weg met al het materieel het eigendom van het Rijk
zou worden.
Naar men verneemt, zal door de 2de sectie van
de afdeeling van het Metalen Kruis alhier, op een
nader te bepalen dag, op luisterrijke wijze worden
gevierd de verjaardag van Z. M. den Koning, tegelijk
met die van Z. K. H. Prins Frederik der Nederlanden.
In de op 16 dezer gehouden ulgemeene vergadering
▼an het Indische Genootschap te 's Gravenhage, is,
na het behandelen van bet bestuurs-verslag over het
jaar 1859en het goedkeuren der rekening over dat
■jaar, ter sprake gebragt de vroeger voorgestelde ver-
eeniging van het Genootschap met het Koninklijk
Instituut voor de taal-land- en volkenknnde van
Ned. Indieop de grondslagen van het aan de leden
rondgezonden en door de besturen der beide instellingen
goedgekeurd ontwerp van reglement, voor de alsdan
te 'sGravenhage te vestigen nieu we vereeniging, onder den
naam van Koninklijk Instituut voor de kennis der kolonien.
De zamensmelting op dien voet is ter vergadering
van het Genootschap met algemeene stemmen aange
nomen. Er wordt nu tot lietzelfde einde eene algemeene
byeenkomst der leden van het bestaande Instituut
verwacht. Mogt de ineensmelting ook dakr worden
aangenomen dan zal de nieuwe vereeniging worden
geconstitueerd in eene gecombineerde vergadering der
leden van de beide instellingen.
In deze byeenkomst is verder gehandeld over het
▼oor eenige maanden openbaar gemaakte verslag eener
gtaatscommissio betreffende de vermoedelijke gevolgen
der doorgraving van de landengte van Suez. Na eene
korte inleiding door den Voorzitter, werd door een
der leden een belangrijk overzigt gegeven van de aan-
leiding en het doel der doorgraving en van den tegen-
woordigen stand der zaak mitsgader3 eene uiteenzet-
ting van het oordeel en der voorstelien van de staats-
commissie. Hierop volgde eene uitvoerige gedachten-
wisseling omtrent de in het gemeld verslag ter sprake
gekomen koloniale belangen zoo met betrekking tot
de Oostindische Bezittingen als ten aanzien van onze
Westindische kolonien. Die gedachtenwisseling zal in
de handelingen en geschriften van het Genootschap
worden opgenomen.
Eindelijk werd de aandacht der leden gevestigd op
het Congres van Landbouw dat in de maand Juny te
Amersfoort zal gehouden worden en de noodiging on-
dersteund welke door de directie gedaan is om tot
dat Congres, met opzigt tot de kennis van den tropischen
andbouwzoo veel mogelyk mede te werken.
De zitting van den Gemeenteraad van Rotterdam,
gisteren gehouden en waarin de nieuw benoemde
Secretaris den eed aflegdewas vooral merkwaardig
om de debattenwelke daarin over de spoorweg-
aangelegenheid zijn gevoerd. Over het algemeen was
de discussie gematigd en belangryk. Wij ontleenen
daaraan het volgende
Na de mededeeling der ingekomen stukken, herin-
nerde de Voorzitter, hoe hij in de eerste Raadsver-
gadering in dit jaar had gewezen op den toenmaligen
stand van zaken wat betreft de plannen van spoorweg-
verbinding, waarbij hij de hoop had uitgedrukt, dat
de aanhangige spoorwegwetten door de Eerste Kamer
mogten worden aangenomendie hoop was echter
teleurgesteld de spoorwegwetten waren door de Eerste
Kamer verworpen en alzoo hadden de bestrijders der
aanhangige plannen gezegevierd ten gevolge waarvan
eene ministeriele crisis is ontstaan en twee Ministers
zullen aftredendie zooveel mogelijk geiraeht hebben
het algemeen belang in deze te bevorderen. In dezen
stand van zaken onderwierp de Voorzitter aan het
oordeel der Vergadering, of het geen zaak was te
blijven waken, niet door bedreiging of opruijing zoo
als elders heeft (plaats gehad, maar door werkzaam te
blijven iD het algemeen belang en dat der gemeente
op de wijze als met onze wettige instellingen overeen-
komt. Hij deed daarom het voorstel eene commissie
uit den Raad te benoemen, om te rade te gaan met
het dagelijksc.h Imstuur over het beramen van gepaste
raaatregelen &r gelegener tijd in het belang onzer
gemeente, met het oog op de daar te stellen spoor-
wegen. De spreker voegde er nog bij dat ook het
spoor weg-comitd zijne taak niet alsafgedaan beschouwt,
maar werkzaam zal blijven. Ten slotte zcidede Voor
zitter dat hij de kaart, behoorende bij het nieuw in-
gediende spoorwegplan ter visie van de leden zou
leggen uit welke kaart bleek dat hij dat nieuwe plan
in het geheel geen sprake was van Rotterdam.
De heer Hoynck van Papendrecht zeide, dat hij niet
behoefde te verzekeren, hoezeer hij de beslissing in zake
der spoorwegwet betreurde. Hij zou echter in geene
appreciate treden van hetgeen daartoe had geleid,de
zaak was langs den wettigen weg beslist en men raoest
daarin berusten. In den bestaanden stand van zaken"
achtte hij het prematuur, nu reeds eene commissie te
benoemenen beter oordeelde hij het daarmede te
wachten, tot dat een nieuw Ministerie zal zijn op-
getreden. De Voorzitter betoogde bij vernieuwing,
dat het zaak was, de oogen open te houden en te blijven
waken. De haer van Rijckevorsel stemde in met
da strekking van het ad vies van den heer Hoynck,
maar vroeg of de quaestie der verbetering van den
waterweg thans niet meer aan de orde van den dag
was en of derhalve aan zoodanige commissie niet een
meer uitgebreide werkkring kon worden opgedragen,
door ook de belangen der verbetering van den water
weg aan die commissie ter bebartiging toe te ver-
trouwen. De heer Blom meende, dat de laatste
spreker de zaak niet geheel van een juist standpunt
beoordeelde daar de zaak der spoorwegen thans meer
aan de orde is dan die van den waterwegnaar de
raeening des sprekers, bleef de zaak der spoorwegen nog
dequestion brulante. Wat den waterweg betrof, was niets
ten nadeelen der gemeente gedaan, maar van de spoor-
wege kon zulks niet worden gezegd. Hy verklaarde zich
derhalve voor de benoeming der commissie. De heer
Plateondersteunde het idee van den heer van Rijckevor
sel; ook hij achtte den waterweg van niet minder belang
dan de spoorwegen. Ook de heer Lohnis zou in geene
appreciate treden van hetgene tot de afstemming der
spoorwegwet heeft geleid. Hij kon echter niet instemmen
met hen die de gevallen beslissing in de zaak der
spoorwegen zoo zeer betreuren men had nu table rase.
Ook hij beschouwde de verbetering van den waterweg
van meer aanbelang en stemde daaromtrent in met
den heer van Rijckevorsel. De heer de Bruyn
keurde het atdat men nu was gekomen op bet terrein
van beoordeeling en veroordeeling der handelingen van
de Eerste en Tweede Kamer. Hij wilde alleen zeggen,
dat hij volgaarne de belangen in deze wilde blijven
toevertrouwen aan Burgemeester en Wethouders en
alzoo geene commissie benoemen. Bij het gebleken
verschil van gevoelen was de heer Pincoffs het
eens met den heer Hoynckdat nu nog geene maat-
regelen moesten worden genomen. De heer F. van
Vollenhoven stemde in met het door de heeren de
Bruyn en Pincoffs ge3prokene. De heer Obreen
ondersteunde het voorstel des Yoorzitters. Er was
nu geen sprake van den waterweg, maar wel van de
spoorwegen en daar bij de verwerping der aanhangige
wet terstond een nieuw plan was ingediend waarbij
Rotterdam geheel werd buiten gesloten was hetzijns
oordeels wel het oogenblik om te waken. De heer
Blom meende, ter beantwoording van het door den
heer Lohnis gezegde, te moeten verklarendat hij
de verwerping der spoorwegwetten als eene groote ramp
beschouwde voor het geheele land en voor Rotterdam
in het bijzonder. De heer J. van Vollenhoven vond
het voorstel des Voorzitters niet ontijdig; de zaak
der spoorwegen vereischt toch veel studie en daarom
oordeelde by het goednu de zaak op een nieuw
standpunt gekomen was, te waken dat die niet totnadeel
van Rotterdam uitloope. Wilde men de zorg in deze
aan Burgemeester en Wethouders opdragen ook
daarmede kon hij zich vereenigendaardoor was het
beginsel dan toch aangenomen. De heer de Bruyn
meende, dat er geen votum noodig was om aan Bur
gemeester en Wethouders op te dragen in deze te
waken. De Voorzitter had met verwonderinggehoord,
dat nu een ander punt ter sprake werd gebragt. Hij bragt
in herinnering met hoeveel warmte de Raad zich de zaak
der spoorwegen steeds had aangetrokken. Men tracht nu
het denkbeeld ingang te doen vinden, dat Rotterdam
onverschillig is omtrent de zaak der spoorwegen, en be-
vestigde dit zich, dan zou daaruit blijken, dat al het
vroeger verrigte ondoordacht was. Naar het gevoelen
des 3prekei s was de zaak der spoorwegen echter niet afge-
daan en daarom wilde hij eene commissie uit den Raad
nevens Burgemeester en Wethouders gesteld zien, om
met deze de zaak goed te bezien. Deheer van Wage-
ninge noerade de beslissing over de spoorwegwetten eene
ramp voor de gemeente. Verder vereenigde hij zich met
het advys van den heer de Bruyn. Deheer van der
Klin ondersteunde het gedane voorstel, daar hij geen
nadeel zag in de benoeming van zoodanigo com
missie. De heer Hoynk achtte zulks ontijdig en
minder goed; ontijdig, omdat men niet bekend is met
de plannen der llegering; minder goed, omdat, bij
de onbekendheid van het nieuwe Kabinethet houden
van een wakend oog eene soort van demonstratie zou
zijn. De Voorzitter beoogde geenszins eene demon
stratie tegen een Kabinet, dat wij nog niet kennen,
maar tusschen eene demonstratie en de behartiging
der belangen van de gemeente was groot verschil. De
heer van der Kun vreesde dat, als men niets verrigtte, men
zou zeggen dat Rotterdam onverschillig over de zaak was.
De heer Ledeboer stemde hiemede in. De heer Obreen
zag geen kwaad in eene demonstratie van de belangstel-
ling van den Raad van Rotterdam in de zaak der spoor
wegen. De heer Bichon van IJsselmonde aehtte het
v ddnendedat Burgemeester en Wethouders bleven
waken. De heer Plate stelde als amendement voor, den
werkkring der commissie ook tot den waterweg uit te
strekken, doch trok na eenige discussie zijn amendement
in, maar kondigde zijn voornemen aan, dienaangaande
een nader vooorstel te zullen indienen.
Alsnu werd tot stemming overgegaan over het voor
stel tot benoeming der genoemde commissie en werd
lat voorstel aangenomen met 16 tegen 13 stemmen.
Voor stemden de heeren Plate de Bruyn van Casteel
HoffmannObreen van der Kun van Oordt, Schadee,
Smalt, Offers, BlankenheymJ. van Vollenhoven,
liueb, Blom, Iioest en de Voorzitter.
Het benoemen der commissie werd daarna aan den
Voorzitter opgedragen, die daartoe de heeren F. van
Vollenhoven, de Bruyn, Pincoffs en Rueb uitnoodigde,
van welke de heeren Rueb en de Bruyn die benoeming
aannamendoch de heeren F. van Vollenhoven en
Pincoffs daarvoor bedankten waarna de benoeming
der twee andere heeren tot de volgende vergadering
werd uilgesteld.
De heer P. Regoutoud-lid van de Eerste Kamer
der Staten-Generaalheeft thans eene Frunsche ver-
taling doen drukken van zyn ten vorigen jare uit-
gegeven geschrifc over den staat der waterwegen in
Limburg en Noordbrabant. Hij voldoet door deze
Fransche uitgave aan de wenschen zijner vrienden
buiten 's lands, die er op uit zijn1, den handel en de
nyverlieid door nieuwe middelen van gemeenschap te
bevorderen.
In 1854 ontstond te Heerde (Geldeiland) eene
paardenslagterij de paarden kosten door elkander
genomen 8 7 gulden. Het vleesch wordt daar ge-
zouten en gerookt en daarna naar Hoorn gezonden.
De nadere bestemming van dat vleesch, schrijft
Dr. Thyssen is onzeker, maar zeker weet mtn, dat
niemand hoe arm ook, in de gemeente, waar de
slagterij is gevestigd dat vleesch wil gebruiken, waarin
echter later eenige verandering schijnt te zijn gekomen.
Van die paardenslagterij werd in de latere verslagen
der Ged. Staten van Gelderland melding gemaakt.
Daarin wordt het bevestigd, dat het daar verkregen
paarden vleesch naar Holland verzonden en in Hoorn
Enkhuizen Medemblik en in omliggende dorpen afrezet
wordt.
Eindelijk zegt de heer Heckmeijer, leeraar aan de
veeartsenijschool te Utrecht, dat wanneer het slagten
van paarden ter consumptie werd toegelaten de vol
gende bepalingen wenschelijk zouden zijn
1. Dat het slagten van paarden afhankelijk zij van
eene vergunning.
2. Dat de gewone veeslagter geene paardenen de
paardenslagter geen gewoon vee mag slagten.
3. Dat de paardenslagterij als zoodanig duidelyk
moet bekend worden gemaakt.
4. Dat in de paardenslagterij de meest raogelijke
zindelijkheid moet in acht worden genomen.
5. Dat de houders van gaarkeukens die paarden-
ezels- of geitenvleesch tot spy's bereiden verpligt zullen
zijn, dit op eene duidelijke wijze op hunne spijskaarten
te vermelden.
Cremers Arme Samuel behoeft voor de beste zyner
Betuwsche Kovelles niet te wijken. De conceptie, die
altijd de hoofddeugd zijner werken uitmaaktis ook
in deze novelle voortreffelijk, en de humoristische vorm
die bij den lezer die afwisseling van vrolijke en ernstige
gedachten te weeg brengtmaakt den Arme Samuel
tot een werk dat door ieder met onverdeeld genot
zal worden gelezen. Behalve eene schoone compositie,
door den vermaarden toonkunstenaar Verhulst bij een
lied van Cremer, is de tweede druk van dit werkje
ook versierd met eene plaat, die in vormen de per-
sonen weergeeft, welke in dit levenvaneen Toonkunstenaar
door Cremer worden opgevoerd.
De Fransche Academie heeft in hare jongste alge
meene zitting een' onzer landgenooten, den heer Papp,
van Utrecht, thans te Brugge verblijf houdendemet
de groote gouden medaille bekroondwegens zijne topo-
graphische werkzaamhedenwaarover door een aantal
geleerden een zeer vleijend rapport was uitgebragt.
s
De eerste dag van de verkooping, te Parijs, der schil-
derijen en teekeningen door lord Seymour nagelaten
was schitterend. Er was een aantal aanzienlijke en rijha
kunstminnaars tegenwoordig 47 teekeningen in water-
verfen 15 schilderijen in olieverf, door de twee des-
kundigen die met den verkoop belast zijn, geschat op
eene waarde van 44,650 fr.hebben in het vuur der
verkooping, 93,013 fr. opgebragtbuiten de kosten
van bijna 5000 fr. Turksche ruiters een moeras door-
trekkende, teekening in waterverf van Decamps, gold