0\erroui[»elii)g \aii Zr. Mr. stoomschip ONRUST. Zuid- en OosterAfdeeling van Borneo. Van Jen 10 tot den 24 December jl. heeft, van Bandjermasin en Martapoera eene gecombineerde beweging onder aan- voering van den commandant der troepen Verspijck, naarhet landschapTanah Laut plaats gehad. Te Talokh mogt het gelukken door de nachtelijke duisternis be- gunstigd, de opstandeRngen te overvallen en drie Runner te dooden. Eene barkas en eene sloep van den stoomer Bonimet 20 matrozen van Zr. Ms. stoomschip Montrado en 12 infanteristen bemandonder bevel van den luitenant ter zee 2de k!. Jeekel zijn de Saranganrivier binnen gevaren waar zij na het doorbreken van zes op verschillende plaatsen aangelegde versperringen eenige versterkte woningen aantroffenwelke door een derligtal oproerRngen werden verdedigd. Deze werden met verlies van een doode verjaagd en de woningen in brand gestoken. Alvorens dit volbragt was trachtte een kwaadwillige met gevelde lans daar weder in te dringendoch werd nedergeschoten. Overal elders maakte z.ich de vijand uit de voetenzoodra hij de troepen zag naderen. In weerwil van talrijke patrouil- les welke de Tanah Laut in verschillende rigtingen hebben doorkruistzijn de hoofden der opstandeRngen aldaar, pambekel Joesoep en hadji Boasin niet gevat kunnen worden. Te Poelo Ari is in eene kleine ver- sterking en onder bedekking van 70 manschappen een voorloopig civiel bestuur achtergelaten. De bevolking van Moening schijnt den strijd moede te zijn en weigerachtig te worden om den dumang Leman langer te gehoorzamen. De commandant Verspijck heeft zich den 29 De cember aan het hoofd van ongeveer 200 man naar Moenga Tajoe begeventen einde twee aldaar door den vijand opgerigte bentings te veroveren. In eene dezer bentings is na de vermeestering eene bezetting van honderd bajonnetten gelegd. De resident en com mandant der troepen hield zich vervolgens onledig met het burgerlijk bestuur in de omliggende karapongs te herstellen. Militaire patrouilies zuiverden intns- schen het land in verschillende rigtingen van kwaad- willigen. Eerlang zoude eene excursie naar Tam- brangan, een uur boven Moening, ondernomen worden. Pambekel Aling en sulthan Koening zijn met een deel liunner familie spoorloos verdwenen. By de affaire te Moening moeten aan de zijde van den laatstge- noemdegesneuveld zijn diens mangkoe boemi (Koesoema Widjaja), zijn mantri Bajan Sampitradhen Peganten Tajip Miring, toean pangeranjongste broeder van sulthan Koening en pambekel Doeloeng. Pangeran Amin-Oella moet zich te Alai ophouden. Aan den kapitein van Oijen commandant der troepen te en boven Martapoera, is het gelukt twee der schul- digen aan den aanslag op den kolonel Andresen in handen te krijgen. Den 23 December is de te Troessan gostationeerde kruisboot n°. 42 door kwaadwilligen aangevalltn, met het gevolgdat zij van alle hare wapenen, een geweer uitgezonderd is beroofd en vier der opvarenden zijn verwond. Een dergelijk, doch in de gevolgen erger ongeval trof Zr. Ms. stoomschip Onrustop den 27 December daaraanvolgende. Dit vaartuig lag op een afstand van vijf dagen stoomens boven Bandjermasin, in eene enge kreek, waar aanvankelijk de bevolking de meest vredelievende gezindheid aan den dag legde. Slechts twee uren voor het geval begaf zich nocli de Toemeng- goeng Soerapati, met eenigen zijner zonen, dogh zonder verder geleideaan boord en had in de kajuit eene conferentie met den lsten luitenant der infanterie Bangert, aan wien eene zending naar de Boven Doeson was opgedragenen den commandant der Onrust J. C. H. van de Velde. Oogenschijnlijk scheidde hij van dezen in de beste verstandhouding. Doch des middags tusschen 12 en 1 ure, terwijl de equipage aan het schaften was, kwam plotseling een groot aantal praauwen met ongeveer GOO man uit eenige kreken te voorschijn welke de Onrust aanvielen en aan de be- manning niet meer tijd lieten dan om ddn stuk geschut te lossen. Allen die zich aan boord bevonden (zeven offieieren en vijf en vijftig manschappen), werden ver- moord en de Onrust in den grond geboord. De tijding van dit ongeval is overgebragt door den te Marabahan te huis behoorenden hadji Mohamad Taib, welke den luitenant Bangert vergezeldedoch op het oogenblik van de overrompeling zich aan wal bevond. De drie compagnien infanterie, onlangs van Java per Macassar en Menado naar Bandjermasin vertrokkenzijn aldaar in goeden staat aangekomen. (Jav. Cour.) Ziehier een particulier berigtopgenomen in de Java-Bode. Berigten omtrent treurige gebeurtenissen te Band jermasin voorgevallen met het stoomschip Menado te Soerabaija aangebragt, en van daar naar hier per telegraaf medegedeeld zijn gisteren morgen bij de aan- komst van het stoomschip Makasser van Bandjermasin meer omstandig bekend geworden, en zyn wy in staat het volgende mede te deelen Den 22 Dec. 11. is de kruisboot n°. 34, die gestatio- neerd was op de Mapoas-rivierdes nachts ten 1 ure door de opstandeRngen overvallen en naeen kort gevecht genomen. Vier der opvarenden zijn gewond en zijn het 3 ponds kanon en verdere wapenskogels en kruid in handen van den vyand gevallen. Men heeft de kruispraauw vervolgens laten drijven, waaropde opva renden die na voor de overmagt te hebben moeten buk- ken, overboord waren gesprongen en gevlugt, weder naar boord zwommen, en vervolgens met de kruisboot naar Banjermasin terngkeerden en daar behouden aan- kwamen. Dit treurig ongeval werd weinige dagen later door eene verschrikkelijke en gelukkig in de Indische geschiedenis van het krijgswezen tot nog toeniet bekende gebeurtenis gevolgd, Zr. Ms. stoomschip Onrust werd met eene zending naar Teweh, belast en had zich tot dat doel aan boord ingescheept de lste luitenant der infanterie Bangert waarn. civiel gezagvoerder van Marabahan. Op de plaats van bestemming aangekomen, werden verschillende hooiden door den luitenant Bangert opgeroepen. Ten gevolge van dien kwam tot het houden eener confe rentie des morgens ten 10 ure van den 26 December aan boord de steeds als goed gezinde bekend staande Tommongong Soera Patie, rergezeld van zijn zoontje, welke na afloop der conferentie zeer vriendschnppelijk de Onrust weder verliet. Hadji Mohamad Taip, een door het bestuur van Bandjermasin vertrouwd per- soon, die met de Onrust was medegegaan bevond zich tijdens de conferentie aan den wal en had den lommongong Soera Patie de Onrust zien verlaten. Om 12 ure op den middag van denzelfden dag hoorde deze Hadji Mohamad Taip geweerschoten vallen, en haastte zich naar den oever der rivier, om te zien waar geschoten werd. Aan den oever gekomenzag hij de'n praauw op zijde van de Onrust en tevens beraerkte hij dat onmiddelijk een groot aantal praauwen volgde, welke alle de Onrust vijandig aanvielen. Om 1 ure hield het vuren op, een gevolg van de groote overmagt van den vijand, waarvan de offieieren en de equipage de slagtoffers waren geworden. Nadat men de Onrust had geplunderddeed men dezen stoomer zinkenhetgeen om 5 ure na den middag plaats vond. T< en het schip weg zonk ver- toonden zich 5 Europesche matrozen, die zich waar- schijnlijk in een of ander gedeelte van het schip had- den verborgen gewapend met pistolen, welke zij op den vijand afVuitrden en daarna trachten door zwem- men bun leven te redden waarin zij niet mogten slagen, daar zij op wreedaardige wijze werden vermoord. Het aantal opstandeRngen die aan den aanval en de verovering van de Onrust deelnamen, bestond uit 500 a 600 manmeest alien Dajakkersvan ver schillende stammen. De aanval moet zoo spoedig, onverwacht en verraderlijk hebben plaats gevonden, dat er geen gelegenheid moet hebben bestaan om zich met het geschut te verdedigen althans heeft Mohamad laip geen kanonsclioten gehoord. Hadji Mohamad Taip is de eenige persoon van hen, die, met de Onrust ver trokken, in leven is gebleven en bij zijne terugkomst te Bandjermasin hel^ vorenstaande heeft medegedeeld. De slagtofFers van dezen verraderlijken aanval zijn: luit. ter zee lste kl. J. C. H. van de Veldecomman dant, luit. ter zee 2de kl. Jhr. van Pestel, Isteofficier, luit. ter zee 2de kl. Braam luit. ter zee 2de kl. van den Kap, officier van gezondheid 3de kl. Dilg en klerk waarnemend administrateur Waldeck, lste luit. der infanterie Bangertzoo mede de geheele Europesche en Inlundsche equipage, bestaande uit omstreeks .50 personen. Men zegtdat bij het vertrek der stoomschepen Makassar en Menado het berigt werd ontvangendat de stoomsleper kapitein van Oswaar aan boord zich 25 gewapende militairen bevonden ook door de op standeRngen is aangevallen dat de equipage en mili tairen zich manmoedig verdedigdendoch voor de overmagt hebben moeten wijken. Uit de verhooren afgenomen gedurende het jaar 1858 aan personen die na sums acht a tien jaren onder zeeroovers te hebben geleefd op de eene of andere wijze in N^erl. Indie aan hunne handen zijn ontsnapt blijken weder eenige wetenswaardige bijzonderheden omtrent deze roovers. Vermoedelijk hebben deze zich in de raaand Mei van bedoeld jaar in de staat Selah en in de maand Junij op de Z. O. kust van Sumatra opgehouden verder kwamen zij voornamelijk op de noordkust van Borneoen in de omgeving van het eiland Floris voor. Opmerkelijk isdat eene vloot van zeven Balanginische rooverspraauwen welke jaarlijks van het eiland Simoenoer nabij Solok ge- legen, in zee steekteene eigene roode vlag voert. Het ontzag dezer roorers voor hadji's heeft tot tweemalen toe, aan gevangene personen welke bleken hadji's te zijn of met hadji's in betrekking te staan de vrijheid doen terug erlangen. Zelf's gaven zij aan deze eene gele seinvlag mede welke zij in het veivolg door roovers nagezeten wordende, drie- malen moesten op- en nederhalen om gerust hunnen weg te vervolgeri? Verschillende verhooren bevatten de bewijzen, dat hoewel Solok het middelpunt is, van waar het gezag uitgaat, de zeeroof eehter voornamelijk gedreven wordt van die honderde eilanden, welke zich van Mindanao tot aan de N. O. kust van Borneo als een keten uit- strekken. Nagenoeg ieder dier eilanden heeft zijne rooversvloot en ieder hoofd aldaar onderneemt roovers- togten op eigen gezag en voor eigen rekening. Zonder twijfel heeft de aanhoudende bekruising door Zr. Ms. schepen van de toegangen aan die zijde van den Jn- dischen archipel en de niogelijkheid dientengevolge voor de roovers om een zoozeer gevreesd stoomschip te ontmoeten, het kwand aldaar zeer verminderd. Daarentegen bewijzen eenige verhooren, evenzeer als de ervaringopgedaan bij gelegenheid van twee togten van Z. M. stoomschip Amsterdam in de maanden January en Junij 1858 naar de noordkust van Floris, hoofdzakelijk ter bevrijding van de schipbreukelingen van de Ned. Indische schoener Kapoetran ondernomen, dat de op verschillende punten van die kust en voor namelijk te Rioeng gevestigde roovers, vandeSolok- eilanden nf'komstig, jaarlijks in magt toenemen in hunne door reven en ondiepten beschermde schuil- hoeken. Hoewel meermalen getuchtigd, zetten zij hunne togten met toenemende stoutheid voort en stelden zich in verstandhouding of sloten overeenkomsten met verschillende radja's. Groote vloten worden door hen niet uitgerustdoch hunne praauwen zijn goed gewa pend en sterk bemand. Zij bewegen zich steeds tusschen eilanden-groepen bij Sumbawa, FlorisTimor, Celebes en Borneo. Waarschijnlijk vereenigen zij zich meer malen met de jaarlijks van Solo afkomende roovers- vloten die op hare beurt het aantal roovers op Floris versterken. Uit verschillende verhooren, te Makasser afgenomen, blijkt, dat de Yorst van het onder Boni staande eiland Boneratte met de roovers op Floris heult, hen van kruid en lood voorziet en voor dreigende gevaren waar- schuwt. Te Rioeng staan zij in verstandhouding met vier inlandsche vorsten. In de maand October 1858 zijn twee padoeakans in de baai van Masambi, op de noordkust van Floris, door een vijftigtal rooverspraauwen van Rioeng, die zich verscholen haddenplotseling aangevallen en na een iievigen strijd van twee dagen genomen en uit— geplunderd. Vier Rioengsche rooverbintaks vielen in de maanden October en November onderscheidene handelspraauwen aan, op de hoogte van Poelo Madang en Goenoeng-Api, beide eilanden in de nabijheid van Floris gelegen. Nevens Rioeng was het beruchte Retell (Sumatra) een steunpunt in den Indischen archipel voor de Solok- sche en Balanginische zeeroovers. Na de inneming dier plaats bleek het, dat de zoogertaamde Orang Timor, welke het gezag aldaar in handen hadden, enkel Illano's van Magindanao of Solok waren die in aanhoudenda gemeenscluip met hunne Iandgenooten bleven en door hen werden verstrekt. Van daar ontkomene roovers hebben zich op verschillende punten van den Lingca- archipel gevestigd en de bevolking, die zich reeds sedert jaren aan strandroof schuldig maakte, tot hun bedrijt weten over te halen ten gevolge waarvan dit kwaad onder de bewoners der kleine eilanden van de Ringgagroep zeer is toegenomen. Het bestaan eener derde rooversvestiging in de nabij heid van het eiland Souronton (Karimata-passage) is nog twijfelachtig waarschijnlijk bezoeken de roovers die plaats slechts tijdelijk. Voornamelijk op de Celebesche kust benoorden Makasser heeft zich in de laatste jaren van tijd tot tijd eene tot nog toe onbekende soort van zeeroovers vertoond die blijkens de verklaring van een aan hunne handen ontsnapte persoonniet anders dan Papoea's kunnen zijn vermoedelijk afkomstig van de diepe en uiterst weinig bekende Telok Berou baai op Nienw Guinea. Deze kanibalen schijnen met geen ander docl op menschenroof uit te gaan.danons deongelukkigen welke in hunne handen vallen vet te mesten en op te eten. Bandjermasin. Wij vernemendat onlangs bij eene expeditie tegen Moening de serjant der sap°peurs Heydeman op eene eervolle wijze zijn leven eindigde. De kapitein Raes had een luit. tot verkenning voor- uit gezonden. loen deze met zijne manschap wat lang weg bleefbegreep de kapitein dat de jongo officier zich in zijnen ijver wat te ver moest gewaagd hebben, en volgde hem, den kapiteinachterlatende, en dezen alle mogelijke waakzaamheid aanbevelende. Deze schijnt echter den vijand te gering te hebben geschat en werd met zijn troep door 75 priesters over- rompeld Waarbij hij twee stukken verloor. De serjant der sappeurs Heydeman moet toen op den vijand hebben ingehouwen en de twee stukken heroverd, waarna hij met wonden overdekt, den schoonsten dood des krijgs- mans stierf. (Bat. Handelsblad.) Door Z. Exc. den Gouverneur-Generaal van Ncd.-Indie zijn de volgende beschikingen genomen Civiel Departement. Bevorderd: bij de landel. inkomsten eu cultures, tot controleurs lste kl. A. J. L. van Hemert en J. A. Doom; tot control. 2de kl. Mr. B. J. van Dijk en Jhr. Mr. O. E. van Nispen, en bij bet binnenl. bestuur ter Westkust van Sumatra, tot control. 2de kl. A. Pruys van der Hoeven. Benoemdtot ads.-res. van I.ebak (resid. Bantam) J. J. W. Boers; tot ads.-res. van Panaroekan (resid. liezoekie) J. H. van der Crab; tot secret, der resid. Soerabaija Chs. Tromp; tot grif- fier bij de regtb. van omgang in de 3de afd. op Java Mr. H.N. Grobbee; tot comm., tevens griffler bij den landraad te Biiliton, A. A. Demelinne; tot fungerend secret, bij de regtb.vanburgerl. en lijfstraffeiijke zaken te Palembang en audit, milit. aldaar Mr. P. C. Maas Geesteranus tot ads.-res. van Soemedang en Lim- bangan (resid. Preanger Regentschappen) W. A. Jellinghaus; tot griffier bij den laudraad der stad en voorsteden van Samarang Mr. J. G, 1 immermans; tot beheerder van den tijdbal en den telegraaf bij het havendepartement te Batavia D. O. Schwenke; tot lid der subc. vanonderw. te Pasoeroean W. H. Wijnmalen, tot comm. ontv.der ink. en uitg. regten, tevens havenm. te PriamanF.van Ginkel; tot commies-ontv. der ink. en uitg. regten tevenshaven- meester te NatalJ. 1'C. Leydertot ads.-res. tevens vendu- meester te Bandang (Preanger Regentschappen)J. H. Senerpont Domis; tot vendum. te Probolingo B. C. Nolthenius tot 3den commies op het resid.-kantoor te Tjandjoer (Preanger Regent schappen)W. H.vanHeerdt; tot commies en vendum. te Sambas F. Heeger; tot controleurs 3de kl. C. de Haau J. C. Schoggers en W. Brans; bij de landel. inkomsten en cult. tot controleur lste kl., G. van de Poll. Onthevenop zijn verzoek, eervol, van de tijdelijke waar- neming der betrekking van resident der Wester-afdeeling van Borneo, de luit.-kol. der inf. G. F. Nautaeervoluit zijne be trekking wegens ziekteonder toekenning van wachtgeldde commies en vendum. te Sambas J. C. Twijsel. Ontslagenop hun verzoek, eervol, uit 'slands dienst, de ingenieur 3de kl. bij de burgerl. openb. werken, C. J. van der Schalk en de opzigter 3de kl., F. W. Kuyperseervol, alsads.- res. van Soemedang en Soekapoera W. A. Jellinghausten ge volge van de splitsing der adsistent-residentie. Gesteldter beschikking van den resid. der Wester-afd. van Borneo de opziener bij de houtbosschen in de resid. Madioen D. Maealester Loup. Magtiging verleend: tot uitreiking aan den particulieren genees- heer te Bodjonegoro G. G. Magnin, eener acte van toelating tot uitoefening der genees- en heelk. praktijk in de afd. Toeban (resid. Rembang). Verleend: een 2jarig verlof naar Nederland, wegens ziekte, aan den controleur der ink. en uitg. regten te Batavia F. D. Godon. Goedgekeurd dat door den Nederl. Commissaris in Japan is benoemd: tot waarnemend vice-consul der Nederl. te Kanagawa D. de Graef van Polsbroek. Militair Departement. Bevorderdbij de milit. geneesk. dienst, tot diriger. oftic. van gezondh. lste kl. A.E. Waszklewiez; tot officier van gez. 2de kl. J. A. James en J. J. W. E. van Riemsdijk. Geplaatst: bij de civ. en milit. geneesk. dienst te Ngawie, de officier van gez. 2de kl. .J. A. James. Overgeplaatst bij het lste bat. inf. te Djokjokarta, demajoor A. Abeleven. Ingetrokkenop zijn verzoek, het aan den officier van gez. 3de kl. A. Schultz verleend tweejarig verlof naar Nederland. Ontslagenop hun verz eervoluit Zr. Ms. milit. dienst, de lste luit. der inf. F. C. Timmler en de kap. der inf. J. F.W. A. Essersen met behoud van regt op pensioen de majoor der inf. J. W. C. van Langen en de luit.-kolonels der inf. G. F. Nanta en C. II. Boon van Ostade. Verleend: een 2jarig verlof naar Nederland aan den kap. d:r

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Dagblad van Zuid-Holland | 1860 | | pagina 2