it i Wm i: i, a v it.
gens zijn de vrouwen in het geheeleland met tweegouden
of eilveren platen gekapt. Wat hern echter het meest treft
is, dat gij Hollanders, niet luid lagchendezoo als
■w|j Fransehenimraer de diepste stilte bewaartals
g'j de kanier van een zieke binnentreedt. Ik wist niet,
dat nwe landgenooten die begaafdheid liadden. Hij
liet ft ook schilderijen van oude meesters gezien zoo
als van Rottenhauervan Dackhurenvan Flinch,
van Nieolaas"de Held Stokade en van van der Stelts.
De laatstezegt hijis in Frankrijk niet bekend
(evenmin als de eerste)bij u waarschijnlijk ook niet.
Intttsschen, zoo het bovenstaande u niet tevreden stelt
weet dan dat hij misschien spoedig eene geschiedenis
zal schryven; hij wil het echter heden nog niet doen,
daar het zijne gewoonte isniets te zeggen zonder
ziek op zijne documenten te kunnen verlaten. Hoe
consciensciens niet waar In de voorrede zegt hij
jong en naif te zijn. Ik geloof, dat dit de meest ware
mededeeling iswelke het geheele boek bevat.
Parijs, 11 Maart. Men zegt, dat waarschijnlijk
de beer Dupin, de oude, tot rapporteur zal worden
benoemd voor de verzoekschriften over het wereldlijk
gezag des Pausen welke bij den Senaat zijn ingekomen.
De beer Dupin een uitstekend regtsgeleerde, is ook zeer
ervaren in het kanoniek regt. Daarbij plaatst hij zich uit-
Bluitend op het zuiver gallicaansch standpunt. Zoo heeft
hij nogvooreenigedagen eene treffendeopmerkingaanden
Keizer gedaan. Hij heeft namelijk aan Z. M. gevraagd,
vaarom deze de aartsbisschoppen en bisschoppen steeds
Monseijneur noemde. OplietantwoorddesKeizers.dat
dit algemeen gebruikelijk was, gaf de heer Dupin te
kennen, dat de redenenwelke daarvoor algemeen
bestonden, niet van toepassing waren voor een Sou ve-
rein dat de Koningen onder de voormalige Monarchy
dien titel aan de prelaten ook niet gaven. Ten be-
wijze voerde hij aan het welbekende antwoord van
Lodewijk XIV nan den aartsbisschop van Parijs, die
hem, na den dood van den kardinaal Mazarin, kwam
vragen, met wien hij voortaan voor de geestelyke
aangelegenheden moest arbeiden Het antwoord was:
Met my, mijnheer de aartsbisschop.
Men voegt er bij dat de heer Dupin ook op het
voorbeeld van Keizer NapoMon I had kunnen wijzen, die
de regelen der hierarchie zoo gestrengelijk in toepassing
bragt, Niet alleendat hij zelf deze prelaten nooit
anders nansprak dan: Mijnheer de Aartsbisschop of
Mijnheer de bisschopmaar hij verlangde dat de
minister van eeredienst, die als hun hoofd werd be-
schonwd, nimmer eene andere uitdrukking bezigde.
Het Journal des Debats bevatte gisteren een derde
en laatste artikel van den heer Saint-Marc Girardin
naar aanleiding der jongste Keizerlijke aanspraak. De
politiek dier aanspraak, zegt de beroemde publicist,
is geene breuk met Engeland noch eene reactie tegen
Italia: die politiek is alleen in zoo verre niet Engelsch
dat zij niet totelken prijs het behoud van het ministerie
Palmerston wilzij is niet Italiaansch, om tot elken prijs
de zege van den heer de Cavour te begeeren. Om in die
mate Engelsch te zijn, moest de Fransche politiek alleen
zonder en tegen Europa, de Italiaansehe aaDgelegen-
heden regelen; zij moest dit doen, naar de inzigten,
de belangenmaar zonder de medewerking of onder-
Bteuning van Engeland. Voorzeker, zegt het Journal
zou het voor lord Palmerston zeer schoon geweest
zijn, aan Engeland te kunnen zeggen, dat hij de
Engelsche politiek had doen zegevieren, zonder een
shilling uit te geven of een druppel Engelsch bloed te
storten. Daardoor zou voorzeker het ministerie Pal
merston bevestigd zijn maar dit ware tocli te veel
van ons gevergdMaar bovendien zal dat ministerie
niet vallen omdat wij niet alles doen wat het wil.
Zoo wij het verzwakken doordien wij Savoye be-
gerenzoo ondersteunen wij het door het handels-
verdrag het eene weegt tegen het andere op.
Evenzeer zegt de heer Girardin dat onze politiek
om zoo uitsluitend Italiaansch te zijn, zou hebben
moeten toestaan dat het Europeesch evenwigt door
het regt van inlijving zou worden verbroken en dit
onder verantwoordelijkheid van Frankrijk. Italic zegt
een besluit te zulien nemenen Frankrijk zou het ten
uitvoer moeten leggen. Op die wijze zou Frankrijk
van twee zijden de uitvoerder zijn van een denkbeeld
't welk niet het zijne was.
Men moet zich dus niet verwonderen, vervolgt de
heer Girardin, dat wij, tegeno ver die politiek, waar van
de gedachte te Londen en te Turin is, de gevaren en
moeyelijkheden te Parijs zijn, de politiek van Villa-
franca stellen, welke geheel Italiaansch was, naardien
zij het overwigt van Oostenrijk in Italie vernietigt
welke Piemonteesch was, omdat zij aan Piemont eene
groote en fraaije provincie geeftwelke vrijzinnig was,
omdat zij aan de Staten van Italie instellingen toe-
zegde, waarop wij zelven naijverig konden zijn welke
Europeesch was, omdat zij Italic neutraliserende, tus-
schen Frankrijk en Oostenrijk eene oude oorzaak tot
mededinging vernietigde.
De schrijver voorziet de vraag, waarom indien deze
politiek zoo voortreffelijk was, men die dan verlaten
heeft Behoorde hij tot de regering zegt hij hij zou
er voorreker op kunnen antwoorden. Als gewoon schrij
ver moet hij alleen zeggen dat hij zulks niet begrijpt
dat hij slechts heeft kunnen gissen dat het Fransche
gouvernement vermeend had dat Engeland een besluit
omtrent bet Italiaansehe vraagstuk had genomen, doch
na twee maanden gezien heeftdat het Engeland daar-
mede geen ernst was dat het zich daarvoor althans
niet verantwoordelijk wilde stellen.
De schrijver voorziet ook een ander bezwaar,'t welk
men zal opwerpen van de zijde der ultra-Italianen
waarom namelijk Frankrijk het regt van inlijving in
Italie niet erkent, en het dat regt niet aan het onderzoek
van Europa wii onderwerpen daar toch het algemeene
stemregt het beginsel van het Fransche gouvernement is
Hoe veel eerbied de heer Girardin ook voor het algemeene
stemregt hebbe ineent hij echter, dat die niet zoo ver
kan gaan om het Fransche algemeene stemregt aan het
Italiaansehe te onderwerpen. Kan vraagthij destera-
ming van Italie aan Frankrijk de wet voorschrij ven? Het
algemeene stemregt is een vorm der volkssouvereiniteit
het is het beginsel onzer tegenwoordige instellingen, maar
daarom moet dit geene algemeene wet voor Europa
zijn. Het Fransche algemeene stemregt mag onafhan-
kelijk van het Italiaansehe blijven. En hoe zou dit
het geval kunnen wezenwanneer 'thet besluit van
Italie afwachtende, het bioed en het geld van het land
ten dienste van een vreemd volk stelde Voorzeker
indien Frankrijk eensom zijne onafhankelijkheid te
verdedigeneen Europeschen oorlog moest voeren en
den grooteu worsielstrijd der Revolulie en van het
Keizerrijk hervatten, dan zou van een beroep op het
volk sprake kunnen zijn dan zou het gepast zijn
de staatkunde van Frankrijk door het algemeene stem
regt te doen beslissen. Maar daartoe zijn geheel Fransche
en geheel nationale orustandigheden noodig, en het
gouvernement des Keizers zou afkeuring verdienen
indien het aan een vreemd volk het regt gaf, door zijne
stemmingen hem eene gedragslijn voor te schrijveri.
Het Journal wijst op de gevolgen der ultra-Ita-
liaansehe politiek. Zoo Frankrijk de algeheele inlijving
toelaat. dan moet het die ook verdedigen tegenover
lien weerzin en fegenstand van Europa. Is het in het
belang van Frankrijk in alles de Italiaansehe revolutie
te ondersteunen? Reeds voor dertig jaren preekte men
dezelfde leer, en wilde men dat Frankrijkomdat alduar
de volkssouvereiniteit gezegevierd had. alle volken in
dien zin moest te hulp komen men preekte een algemee-
nen kruistogt van Frankrijk tegen het Europeesch abso
lutism us. De vrijzinnige en behoudende partij onder
leiding der heereri Pdrierde BrogiieGuizot, Thiers,
Mold hood tegenstand aan die rol van Don Quichotte,
welke men Frankrijk wilde doen spelen. Die partij
zegevierde door het gezond verstand, door de wel-
sprekendheid. Frankrijk verloochende zijn revolutionair
beginsel niet, doch achtte zich niet verpligtgeheel
Europa den oorlog aan te doen, oin overal hetzelfde
beginsel in te voeren en te verdedigen. liet deed dit
alleen in Belgie, omdat het, in zijn eigen Fransch belang,
noodzakelijk oordeelde niet te gedoogendat de tegen -
omwenteiing zich op zestig uren van Parijs zou neder-
zetten. Dit deed Frankrijk voor 30 jaren en daarin
blijft het zich in 1860 gelijk. Het doet voor Italie
hetgeen iiet in 1830 voor Belgie heeft gedaandoor
de tusschenkomst van Oostenrijk te Florence en te
Bologna te beletten. Alleen, wanneer Midden-Italie
in plaats van zich aan zich zelven te geven, hetgeen
Belgie in 1830 deed, zich geheel aan Piemont geeft,
aeht Frankrijk zich niet verpligt, die inly vingen, welke
in Italie de grenzen der Staten doen verdwijnen en
met de handhaving van liet Europeesch evenwigt in
verband staan te erkennen en te verdedigen.
Maar, zal men zeggen, gij zelf verandert de grens
der Staten, door Savoye te oischendoor aan Piemont
de inlijving van Parma en Modena toe te staan,
door te Bologna een Piemonteesch vicariaat in te
voeren, door de Souvereiniteit des Pausen in de
legatien in een eenyoudjg leenheerschap te verande-
ren. Ter beantwoording hiervan wtjst de schrijver
op het verschil tusschen de politiek van 1°. Maart en
die van Villafranca bestaande. Hij is van oordeel
dat al hetgeen te Villafranca was toegezegd practisch
onmogelijk was geworden. De politiek van 1°. Maart
is eene poging, om de tegenstrijdige raeeningen over-
een te brengen. Die poging, zegt de heer Girardin,
verdient wel te slagen. Nergens is de moeijelijkheid
voor Frankrijk zigtbaarder dan voor zoo veel Savoye
betreft. Voor niemand is dit eene quaestie van uitbrei-
ding van grondgebied. Europa weet zeer goeddat
Frankrijk niet uitgebreider wordt door de toevoeging
van eenige mijlen bergen. Frankrijk gevoelt ook wel,
dat het niet sterker zal zijn, wanneer het Savoye en
Nizza heeft. Voor Europa is de aanhecbting van Savoye
geene verovering bet is een antecedent. Dit verontrust
baar. De verovering is van luttel beteekenishet ante
cedent is veel beteekenend en gevaarlijk. Tegenover
Italie, of liever tegenover Piemont, is er niets vijandigs
in de terugeisching van Savoye gelegen. Het is geen
denkbeeld van veroveringliet is eene noodzakelijkheid.
Zoo Piemont van groote aanliechtingafziet, zal Frankrijk
dit doen van de kleine. Door de aanhecbting van
Savoye tegenover de Italiaansehe aanheciitingen te
stellen, geelt men ook het beste antwoord aan Europa.
De schrijver verkiaart aan het slot van zijn
artikel rondborstig, dat met het onpartijdig onderzoek
der aanspraak van 1 Maart, zyn voornaamst doel is
geweest, wederom in praktijk te brengen die discussien
over de Troonredenen welke niet meer in de Kamers
maar, volgens de tegenwoordige Constitutie wel voor
het volk geoorloofd zijn. Hij isovertuigd, dat zij die
de tegenwoordig bestaande beperkingen goedkeuren,
van oordeel zijn, dat de burgers gebruik moeten
maken van de regten welke zij nog bezitten en bij het
noodzakelijkeniet het vrijwillige stilzwijgen moeten
voegen. Niemand, nocli liet gezag noch het land, zou
daarbij winnen. Het gezag heeft met karige hand het
regt der discussie toebedeeld, maar daarom zal het ook,
weinig gegeven hebbende niets willen terugnemen. En
door te zwijgen geeft men zich den schijn alsof men
goedkenrde. Beter is het te beproeven wat aan de
eerbiedige onafhankelijkheid veroorloofd is. In dien
gee3t heeft de schrijver de Keizerlijke aanspraak
van 1°. Maart onderzocht, openhartig den terugkeer
tot de politiek van Villafranca ondersteunende.
Brieven uit Madrid deelen mode, dat er voort-
durend de beste betrekkingen tusschen het Spaansche
gouvernement en Groot-Brittanje bestaan hetgeen bij
de jongstegebeurtenissen en de discussien in het Britsche
Parlement, nog al van beteekenis is.
'•jftKVVEXJIAGE, 12 Maart.
Bij besluiten van den 9 dezern°. 40, 41 en 42,
heeft Z. M. de Koning goedgevondenop pensioen te
stellen: den luit.-gen. Jhr. C. W, J. Storm de Grave
de majoors J. J. H. Masclieck van het ode. en
J. Ringeling, van het 4de regement dragonders;
aan de majoors J. J. II. Museheek en J. Ringeling,
respectivelijk den rang te verleenen van luit.-kolone!
te benoemen tot commandetir der orde van den Nederl.
Leeuw den luit.-generaa! Jhr. C. W. Storm de Grave,
HD. adjudant in btiitengewone dienstbij het wapm
der cavalerie te benoemen tot luit.-generaal en inspec-
teur van het wapen der cavalerie tcvens belast met
het toezigt over het wapen der mardcliaussdeden
generaal-majoor F. C. H. baron van Utenhove, thar.s
commandant der opgeheven 2de brigade cavalerie.
Z. K H. Prins Frederik is heden voormiddag nit
Engeland in deze residentie teruggekeerd.
Uit de handelingen der Ilervormde Synode over 1859
blijkt, dat op 1 Jan. 1859 hetaantal zielen gemeenten
en predikantspiaatsen van de Hervormde kerk was
als volgt
Gelderland 238,736 zielen, 187 gem., 217 pred,
>Cu ill hoi land
434,750
V
202
274
a
Noordholland.
292,318
n
160
213
n
115,816
n
101
0
115
a
n
67
11
83
11
204
11
224
n
117,819
70
90
n
Groningen.
167.791
11
152
165
n
Noordbrabant
44,342
ii
93
98
ii
78,355
n
48
11
54
Limburg
4,309
ii
14
16
Het getal zielen is in 1858 vermeerderd met 13,722,
het getal gemeenten met vierals te Halle in Gelder
land te Hoorn op Terschellingde Horsten in Gro-
uingen en te Broek op Langeudijk in Noordholland
en dat der predikanten met 6: behalve in de vier
genoemde gemeenten, te Charlois en te'sGravesande.
In Friesland, Groningen en Zeeland is op iedere dui-
zend zielen nagenoeg een predikant. In Overijssel en
Drenthe een predikant op 1600 en 1500 zielen, welke
verhouding dus aanmerkelijk verschilt. In Gelderland
en Utrecht is een predikant op nagenoeg 1100 zielen.
Wanneer men in Noordholland de groote gemeente
te Amsterdam niet mederekent, dan is in deze provincie
naastenbij ddn predikant op 750 zielen en in Zuid-
holland met uitzondering van de gemeenten Rotterdam
en's Gravenhage ddn predikant op de 1000 zielen.
Noordbrabant en Limburg komen niet in vergelijking,
omdat de meerendeels zeer kleine gemeenten overal
verspreid zijn, en ongeveer 66n predikant op 400 zielen
hebben.
Den 16 dezer zal de aanbestediDg plaats hebben tot
het stichten van een gebouw voor den Hoogen Raad
der Nederlanden aan het Plein, alhier. Dit gebouw zal
bij eene lengtc van 59 el en eene breedte van 34 el
eene oppervlakte beslaan van circa 3000 vierk. ellen.
Behalve de reserve-localen bergplaatsen. corridors en
localen voor de verwarming, zal het geheel 29 vertrekken
bevatten van ruime afmeting. Aan de open porticus
en vestibule die eene lengte heeft van 18 ellen, grenst
de groote audientie-zaaldit locaalhetwelk bij eene
lengte van 21 el, eene breedte zal hebben van 12 el,
is voorzien van eene absidegevormd door 12 pijlers
waarop de bogen rusten, die over de breedte van de
zaal in den vorm van een halfcirkel eene arcade daar-
stellen. Boven deze abside zijn transeptlichten geplaatst.
welke met de ronde plafondramenvan 6 el diameter,
de zaal verlichten overigens zijn de versieringen aan
de wanden der zaal geevenredigd aan hare afmeting
en bestemming. Het gebouw zal voorts, behalve
nog twee raadknmers, eene crimineleen civile audientie-
zaal bevatten, welke ieder bij eene lengte van 14 el
eene breedte bebben van 9 el, en even zoo door plafond
ramen zulien verlicht worden. De overige localen zijn
zoowel wat hunne bestemming als inrigting betreft,
geevenredigd aan het doel van het gebouw.
Over 18 el lengte van den voorgevel ligt een hard-
steenen hordes van 14 treden welke ruimte daar onder
geschikt is gemaakt tot eene doorrij voor rijtuigen;
twee ijzeren trappen, daar binnen aangebragtgeven
toegang lot de corridors van de verdieping. Van af den
boverikant van het bordes verheffen zich zes ijzeren
geprofileerde pijlers, die vijf door bogen gedekte door-
gangen daarsteilenwelke toegang verleenen tot den
porticus. De voorgevel is verder boven de pijlers en
bogen bekleed met gebogene exentrische banden en
eindigt in een fronton versierd met eenit jour ge-
werkt, hoofdgestel.
Rondom het geheele gebouw is verder eene hard-
steencn borstwering aangebragt, waarop de ijzeren
lichten gesteld worden die door het uit Vechtsche
steen daargestelde en gepleisterde metselwerk worden
ingesloten;
Eindelijk kan nog worden opgemerktdat door het
geheele gebouw een doelmatig systeem van ventilatie
en verwarming zal worden toegepastterwijl tevers
in het gebouw door middel van reservoirs en buizen,
eene inrigting zal worden daargesteld waardoor elk
locaal van water is voorzien.
Bij onderscheidene vonnissen der Regtbankvan
hedenzijn veroordeeldE. W.tot gevangenisstraf
van ddn jaar M. S.wed. D. F.tot gevangenis
straf van twee jaar, L. F. B. en H. J., elk tot gevan
genisstraf van zes maanden, terwijl de zevenjarige
J. F. B. is vrijgesprokenals gehandeld hebbende
zonder oordeel des onderseheidsmet lastdat hij
tot zijn 18de jaar in een verbeterhuis zal worden
opgevoed.
In de teregtzitting van heden werd verstek verleend
tegen den niet verschenen Mr. C. v. B.,beklaagd 1°. van
beleediging van een rijksveldwuchter in de uitoefening
van zijne functien door dezen voor schoft en smeerlap
uit te schelden en 2°. van boon, door aan den lose-
menthouder N. in het openhaar toe te voegen, dat