Va"2LDer'r 18l9' lkt F- 3de Afdeeling Wateretaat) S J stukken betreffende de ontworpen verbinding van His in de Memorietot liolle exclamatie bepalen maar onze bt-schuldiging staven. De Directie is begonnen, met het station een eind wegs buiten de stad te plaatsen op een puntdat het reizen met den spoorweg een inconvenient is gewordenmet het oog op die koude, gure of'snikheete spoorlaan. Wij zouden niet weten op welk punt het station ongerij- felyker voor de bewoners der Residentie kon geplaatst worden. En dit geschiedde uitsluitend, omdat het eigen- belang van de onderneming zulks mede bragtafieen om eenige honderde guldens uit te winnen. Wat de belangen of genoegen van de Residentie betreftdie zyn haar tamelijk onverschillig zij heeft het tnonopolie en de reizigers zijn genoodzaak zich naar dat station te begeven. En alsof dit niet genoeg ware, heeft zij de spoorlaanwelke het eigendoin der Maatschappij was en voor welk3 onderhoud en verlichting zij zedelijk verpligt was zorg te dragen in zoodanigen staat laten vei vallen dat men dien weg niet meer zonder gevaar kon gaan. Zy heeft dit opzettelijk gedaan om de stad Te dwingen in dat onderhoud te voorzien niettegen- staande die laar. alleen is ontstaanomdat zij°het station zoo ver buiten de stad plaatste. In hoeverre die handelwy ze loijaal is te noemenmoge ieder onpar- tijdige beoordeelen. Dit zijn echter slechts bijzaken. Erger is het, dat de Directie hetzij uit on wil of on ver- stand de dienst altijd z66 geregeld heeft, dat de Resi dentie geisoleerd bleef. Hoe dikwerf en hoe ernstig is er op aangedrongen dat reizigers, die ten 12 ure uit Belgie en Frankrijk te Rotterdam aankwamen niet tot half vier aldaar zouden behoeven te wachten eer zij naar de Residentie konden doorreizen. Dagelijks was dit met de brieven uit het buitenlaud mede het geval. Komt men te half vier van Antwerpen, dan moet men mede een Daar uren te Rotterdam vertoeveneer men door kan reizen. Vertrekt men van hier naar Utrecht, Arnhemenz., dan is het weder oponthoud te Rotterdam. Die toestand waarin's Gravenhage uitsluitend door de schuld van de Directie der H. S. M. verkeerde, werd dagelijks meer onhoudbaar. Alle bevoegde autori- teiten kwamen er tegen op en een aantal aanzienlijke mannen gaven tijd en moeite ten beste, om's Graven hage met andere lijnen in verbinding te brengen. Het gelukte bun de noodige gelden te kunnen aanwijzen om eindelijk aan dien abnormalen toestand een einde ta maken. De aanvraag voor de lyn naar Gouda werd herhaald, en de bewoners der Residentie verheugden zich in het vooruitzigt van verbeterde middelen van gemeenschap, het eenige wat haar ontbreekt, om de bloeijendste en aangenaamste plaats van het Rijk te worden. Maar wat gebeurt Op onverklaarbare wijze wordt de aanvraag aan het Ministerie van Binnenlansche Zaken belemmerd. Er lag een geheimzinnige sluijer over die zaak. Er werd gemompeld van geheirae tegen - werking, van grooten invloed der aandeelhouders van de H. S. M. en eindelijk werd de Regering gedwongen opheldering te geven. Wie hield nu die zoo gewenschte zaak tegen wie stond hier weer tegenover 's Graven hage en zijne belangen? de Directie van de H. S. M. Niet open rond had zij zich tot de ligchamen gewend die de lyn naar Gouda voorstonden ten einde die te overtuigen dat zij door eene andere lijn even goed voor de s Gravenhaagsche belangen zou zorgen zij wist maar te weldat de bewoners der Residentie hunne belangen te goed kenden orn zich te laten ver- schalken. In tgeheim werd er onderhandeld en ge- kuiptde Regering door sophismen op het dwaalspoor gebragt, en had de Tweede Kamer niet op zookraeh- tige wyze voor de belangen der Residentie en haar goed regt gewaaktwie weet hoe ver de Directie het reeds gebragt hadvooral bij de gunstwaarin zij zich aan het Ministerie van Binnenlandsche Zaken mag verheugen. Wie onzer lezers staat niet met ons verbaasdals hi), na het hierboven vermelde, de Maatschappij de houding ziet aannemen der vermoorde onnozelheid als zy zich weemoedig beklaagtover het ongeluk dat haar te beurt vieldoor bij sommige drij vers in groote ongunst te staan als zy vraagt of dit eene reden is, om haar hare regtmatige bestaanmiddelen te ontnemen. Het blijkt hier, dat wij niet zoo geheel mistastten t°en wij ons vermoeden te kennen gaven dat de regt matige belangen der Residentie, in verband stonden, met de regtmatige belangen van de aandeelhouders der H. S. M. De Directie meent zeker regt op ons te hebhen. s Gravenhage is een dingeene zaak die zij exploiteert en welke haar zoo of zooveel 's jaars moet opbrengen, en zy weet het best wat nuttig en noodig is voor de onmondige kinderen. Zy moeten maar op de vaderlijke gezindheid van de Directie de H. S. M. vertrouwen die zal het wel goed met haar maken. De laatste volzin der door ons aangehaalde woorden, rs te iaadselachtig om beantwoord te kunnen worden. 't Moet zeker eene insinuatie zijn. 'tSchijnt, dat de Directie winstbejag al zeer onedel vindt. Vraagt zij het monopolie uit philanthropie Het 5de en laatste punt eindelijk wordt nader be- handeld op pag. 13. Daar lezen wij: Wij komen tot het laatste bezwaarhetwelk men zich ver- oorloofd heefttegen de verbindingslijn van Leiden op Woerden te opperen: de mindere waarschljnlijkheid ran werkelijke d>ar- stelling dier verbindingslijn. Wij aarzelen geen oogenblikdit oezwaar voor eene niet minder onwaarachtige dan onwaardige verzinning te verklaren. De Hollandsche ljzeren Spoorweg-Maat- achappij kan op eene zoo beleedigende aantijging antwoorden met een bloot beroep op haar twintigjarig voorleden en op de Regering zelve. sVaar is in hare betrekkingznhetzij met de Regering hetzij met bijzondere personen, eene enkele verbindtenis in welkrr nakoming zij te kort geschoten is? Of waar is in'het perstnselwaaruit het bestuur is zamengesteldeen man tegen wien door eenige openbare of bijzondere handeling zulk eene yerdenkmg kan gewettigd worden Wij dagen gerustelijk een' legelijk uit, omalvorens zich tot naprater te verlagen van eene kwetsende aantijging zoo biijkbaar verzonnen door eigenbaat en laster, die geene middelen ontzien wij dagen hem uit, oin in de handehngen der Maatschappij eene enkele, of in het Personeel van het Bestuur eenen enkelen te noemen. En zoo het onmogelijk is, eene daad of eenen naam te noemen, waardoor men aan zulk pnwaardige verdenking steun kan gevenwat dan blijft er over van het verzmselwaaraan men te 's Graven/taue alleen bij som- migen ingang heeft weten te verschaffen door middel van de ongonst tegen de Maatschappijwelke men vooraf kunstmatie had opgewekt?'/ oor wy tot eene kritiek van deze eenigzins hooor- dravende zinsnede overgaanmoeten wij verklaren, dat wy de eer niet hebben, den eenig lid der Directie te kennen, dat bet verre van ons iseen'strijd met of om personen te voeren en dat wij het ongepast achten hoewel misschien niet onbehendig, dat de Directie hier de individuen en hun persoonlijk karakter ter sprake brengt. Wij gelooven er gaarne alles goeds van. t Doet ons leeddat wij, ten spijt van de ver- ontwaardigiug der Directie van de H. S. M. moeten verklaren dat zij de verbinding Leiden-Woerden niet ernstig wildat die tegen haren'zin contre coeur door haar is aangevraagd en dat zij alleen noodgedrongen tot de daarstelling er van zal overgaan. Wij dienen deze pertinente verklaring te bewijzen, en gelooven niet, dat ons dit moeijelijk zal vallen. Wij znllen dit doen door een bloot beroep op haar twintigjarig verleden. aan Me verbinding van °s Gravenhage bet Kuropcsclie Spoorwegnet, I. P/ verbindingslijn Scheveningen 's Gravenlia<re- Leiden-YV oerden getoetst aan het belang der Residentie en aan alle andere openbare belangen. Memorie ten o betooge dat deze verbjpdfigitlijnhet regtmatig belang der Residentie bevredigten in ieder opzigt de voorkeur verdient boven het ontwerp door de heeren Schretlen en Maxwils voor de Nederlandsche Rijn- Spoorwegmaatschappij ingediend waardoor het tot stand komen van een regelmatig eenvormig en zaraen- hangend spoorwegstelsel hier te lande onmo"elijk «wordtgemaakt.» Onder dezen titel heeft de Hollandsche IJzeren- Spoorwegmaatsehappij „f Iiever haar Raad van Administrate, want van een besluit van de Maatschappij zelve daartoe uitgegaan blijkt niet een geschrift openbaar gemaakt, waarvan de sxrekking is te betoogen, dat de Regering zou behooren terug te komen° op haar uit eigen beweging genomen onder dag- teekening van den 10 December 1859 1) en den 6 January I860 2) aan de beide Earners der Staten- Genoraal medegedeeld en door aanbieding 3) van ontwerpen der voorwaarden aan de respective aan- vragers reeds gedeeltelijk ten uitvoer gelegd besluit, om voor twee spoorverbindingen van den zetel der Regering met het groote Spoorwegnet van Pinropa de eene over Gouda de andere langs Leiden en Woerden concessie te verleenen en zulks niettegenstaande zij die den spoorweg naar Gouda wenschen te bouwen, de daartoe strekkende concessie onder de hun aangeboden voor- -a«r<r bl9'kens eene verklaring van den 26 January I860 4), gaafen zonder voorbehoud hebben aangenomen. De Regering zou die aanneming der door haar zelve aangeboden concessie voor een spoorweg van .Sche veningen langs 's Gravenhage tot aan - en in verbinding met den Nederlandschen Rijnspoorweg nabij Gouda" I!w u I™? rmToetd'7W' dooh daarentegen aan' de Hol!ands«h^IJzer8|t-SpooTwegniaatsehappij het uit sluitend regt moeten toekennenom den zetel der Regering aan den Nederlandschen Rijnspoorweg te verbindeo. Do Hollandsche IJzeren-Spoorwegmaatschappij zou op dat monopolie zelfs aanspraak kunnen maken haar zou in dit opzigt een privilegie toekomen van voor- oeeldeloozen omvang. r I?et, gewig'ig beginseltot dus verre bij elke in Nederland verleende Spoorweg-concessie standvastig gehandhaafd, dat namelijk het geven van concessie de mogelykheid van mededinging, in geen gevaluitsluit en de bevoegdheid der Regering, om elke andere con cessie toe te staan, onverkort en onbelemmerd laat zou ten behoeve van de HollandscheIJzeren-Spoorweo-- raaatschappy ter zijde gesteld behooren te worden." Z.y zou boven alien bevoorregt en tegen elken mede- uinger bescliermd moeten worden. Ziedaar den toeleg van den Raad van Administratie dier Maatschappij ziedaar het doeldat hij met zijn geschrift beoogt. J geMeld^"' tekunnen bereiken wordt op den voorgrond 1°. dat de ontwerpers der Goudasche verbindings- lyn het onderzoek van de meerdere of mindere aanspmak op voorkeur der verbindingslijn van Leiden naar Woerden boven die van 's Gravenhage naar Gouda, steeds hebben ontweken. i 2i\dm Zji'LLt0t afsnijding van dat onderzoek, het denkbeeld hebben aangegeven van het concessioneren der beide verbindingslijnen. waarheidbeWeringen IiJ'nregten strijd met de Ad lumdat toch het onderzoek van de meer- deye oi mindere aanspraak op voorkeur van elke der beide lynen niet door de ontwerpers der Goudasche yn is ontweken blijkt nit het Verslag van het ver- nandelde in de algemeene vergadering, gehouden te s Gravenhage den 3 Junij 1859, bladz. 17-28 en bladz. 39 43; uit de door den raad van administratie zelven 5) aangehaalde Bijlage Ctot dat Verslao-, /o—84, alwaar men daaromtrent in eene zeer uitvoenge ontwikkeling is getreden en uit het adres dat de permanente commissie uit het's Gravenhaagsche spoorweg-comitdden 7 December 1859, de eer" had Zyne Majesteit den Koning aan te biedenhetwelk schier uitsluitend aan de vergelijking van beide lijnen is gewyd. J „.1) B'jblc'd tot de Staa/s-Courantzitting 1859—1860 Ide Kamerbiz 519 en Bijlagen biz. 312. 2) Zie Bijblad tot de Staats-Courantzitting 1859—1860 lste Kamer, biz. 106 en 124. 3) Bij missive van den Minister van Binnenlandsche 7aken biz 85 enTOlg" sGravenhaSe met het Europesche Spoorwegnet. 5) Op biz. 22. Het blykt boven al uit de door den Raad van Ad ministrate erkende omstandigheid, dat de ontwerpers der Goudasche lyn steeds en in alles de meest mo<reliike openbaarheid hebben gezocht. Immers zij, wiervoort- durend streven naar volledige openbaarheid van al<re- meene bekendheid is, kunnen niet geacht worden, eenig onderzoek welk ook te hebben ontweken. Het geheele betoog, door den Raad van Administratie geleverd is niets anders dan eene doorloopeudo be- 001 ee ing van het onderzoek, door de ontwerpers der oa as.c. 'Jn oratrent de meerdere of mindere voor- trenely kheid van elke der beide lijnen ingesteld. En desniettemin schroomt men niet, in h"et openbaar te verkondigen: 1) dat zij zich altoos zeer zonj- vuldig on thou den hebben van de algemeene voor- en nuueolen van hun plan te toetsen aan eene eenvoutlio-e vergelijking met de voor- en nadeelen van de daartegen overstaande verbindings lijn. Ad. 2um. Niet minder onwaarachtig'is de bewerin^, dat de ontwerpers der Goudasche lijn het denkbeefd hebben aangegeven van het concessioneren der beide verbindingslijnen. Dat denkbeeld voor het eerst misschien geopperd door een der meest ijverige voorstanders van de lijn Leiden-M oerden (zie Verslag van het verhandelde in de algemeene vergadering, gehouden te's Gravenhage den 3 Juny 1859, biz. 39) is volstrekt niet van de ontwerpers der Goudasche lijn uitgegaan Neen niet door hen, maar gelijk de ltaad van Admi nistratie zeer goed weet, of althans weten kon en moest .door de Tweede Kamer der Staten-Generaal is dat denkbeeld aangegevenin hare zitting van den 2 December 1859 2) hetgeen ten gevolge had dat da Regeung verklaarde, niet ongenegen te zijn, beide do concessien gelyktijdig te verleenen en in overwe<dn£ te zullen nemenof dat raadzaam zou zijn. Wij dagen om de eigen woorden van den Raad van Administratie tegebruiken wij dagen gerusteliik een legelyk uit, omalvorens zich tot naprater te verlagen van eene beweringzoo biijkbaar verzonnen door eigenbaatdie geene middelen outziet wij dagen hen uit, om in de handelingen der ontwerpers en voorstanders van de Goudasche lijnof in de stuk ken die van hen zijn uitgegaan, eene enkele daad te noemen of een enkel woord aan te wijzen waaruit zou kunnen worden afgeleid dat zij in stede van het door hen steeds ontweken onderzoek van de meerdere of mindere aanspraak op goedkeuring van de eene of de andere lyn de toevlugt hebben genomen tot eene "Stelling, welke ieder bevoegde practische beoor- deelaar,alsgrondslageenerernstigeonderneming feheel verwerpelyk moet achten, dat de door hen aangenomen stelling namelijk deze is: dat de Regering tusschen de beide aangevraagde verbindingslijnen geene keuze behoeit te doenmaar zoowel de eene als de andere behoort te concessioneren, en dat dit voorgeven alleen als taktiek to baat genomen is, om eene te^en- Fa-ri1J,^e rder. te verwijderen welker degefiik- «heid aan een ieder de zekerheid geeftdat zii a thans niet op zulke grondslagen, een spoorwegen strijd ondernemen zal. 3) J En zoo het onmogelijk is, eene daad te noemen of een woord te toonen waardoor men aan zulk eene onjuiste bewering steun kan geven, wat dan bliift er over van het verzinsel, waarmede men de openbare meening te s Gravenhage op een dwaalspoor tracht te eiden, en de ontwerpers en voorstanders der Goudasche lyn in een ongunstig daglicht te plaatsen dat zii «t°t afsmjTlmg van elk onderzoek, het denkbeeld hebben aangegeven van het concessioneren der beide verbindingslijnen?!) wat dan moet men denken van eene Maatschappij, die hoog opgevende, dat de bedoelinir geene andere is, dan de overtuiging van alien, die uaarvoor vatbaar zijn, inderdaad op waarheid te vea- tigeno), zich niet ontziet, zulke middelen te baat te nemen Neeu het is onwaarachtig, dat het denkbeeld, van net concessioneren der beide verbindingslijnen van de ontwerpers der Goudasche lijn is uitgegaan. Integendeeltoen het hun uit het Verslao- van de zitting der Tweede Kamer van de Staten-Generaal Iani-i, "Li 2 December 1859 - was gebleken dat dit denkbeeld scheen te zullen bovendnjvenhebben zij zeer ernstig overwogen, of zij niet beter zouden doen, hunne plannen te laten varen dan zich bloot te stellen aan eene concurrentie, waarvan de bezwaren en nadeelen door hen, hoewel zij in de oogen van den Raad van Administratie alle grondige zaakkennis en ernstig overleg, voor belangrijke ondernemingen gevorderd ten eenenmalen missen 6) geheel en volkomen werden beseft. Hebben die overwegingen hen geleid tot het besluit om by hun voornemen te volhardendan moet dit eeniglyk worden toegeschreven aan hunne op naauw- gezet onderzoek en herhaalde raadpleging met bevoegde beoordeelaars gegronde overtuiging van de meerdere voortreffelykheid der Goudasche lijn boven die van Leiden naar W oerden, waarin zij een afdoenden waar- borg hebben gevondendat zij de mededinging van laatstgenoemde vooral indien die door de Hollandsclie IJzeren Spoorwegmaatschappij wierd geexploiteerd met behoefden te vreezen. Daarenboven is nimmer de gedachte bij hen opo-e- komen dat het mogelijk wezen zou dat de RegeriSg met opoffering van een tot dusver onwrikbaar vast- gehouden begmselzich jegens hen zou verbinden, ora elke mededinging ten eeuwigen dage uit te sluiten en hun een privilegie toe te kennen zoo vreemd en van zoo wyden omvang als de Raad van Adminis- tratie thans voor zich begeert. Zij meenden dat elke concessie de gelegenlieid tot 1) Zie biz. 4. f;K n'J6l"d tot de Staa's-C'oirantzilting 18591 860. Ilde Kamer, biz. 414—415. 3) Zie biz. 6. 4) Zie biz. 18. 5) Zie biz. 19. 6) Zie biz. 6.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Dagblad van Zuid-Holland | 1860 | | pagina 2