GEMEEVTERAAD.
'Hitting van den 2 Januarij 1S61.
Art. 2. De grootte der percelen is volgens bet plan
Aan den Hoogen Wal, perceel 1 2, 3, 4, 5, 6 en 7, elk 495 vierk. ellen.
In de Nieuwe Schoolstraat, perceel 9, 10, 11, 12, 13, 14 en 15,
elk 150 vierk. ellen.
De verkoopers zijn evenwel voor de opgegeven grootte niet verant-
woordelijk.
Perceel n°. 8 is onder dezen verkoop niet bogrepen.
Art. 3. Op ieder perceel mag sleehts een huis worden gebouwd over
de voile breedtezijnde 10 ellen aan den Hoogen Weil en 7 ellen in de
Schoolstraat. De huizen aan den Wal moeten minstens eene hoogte
hebben van 12 ellen en die in de Schoolstraat van 8 ellen.
Art. 4. De huizen moeten voltooid zijn binnen drie jaren na deover-
dragt van den grond.
Art. 5. De erfscheidingen tssschen de verschillende percelen en perceel
n°. 8 moeten door de respective koopers worden daargesteld en bekostigd.
Art. 6. Van wege de Gemeentezullen voor de huizen trottoirs worden
gelegd en zal de gelegenheid worden gegeven om waterafleidingen op
het Gemeenteriool in de straat te brengen..
Geene waterlozing op de sloot langs de Oranje-kazerne wordt toe-
gestaan.
Art. 7. De aanvragen tot bekoming van percelen moeten schriftelijk
aan Burgemeester en Wethouders geschieden. Wanneer vodr den
voor dezdfde percelen meer dan e'e'ne aanvrage ingekomen is. zal aan
de aanvragers gelegenheid worden gegeven om voor die percelen tegen
elkander op te bieden.
Art. 8. Bij de acten van verkoop, waarvan de kosten voor rekening
der koopers zijn, zullen de verdere voorwaarden omtrent den tijd van
overdragtten aanzien der lasten ten opzigte van de betaling, enz.
afzonderlijk worden geregeld.
De Voorzitter Ik zal in de eerste plaats de vraag in beraadslaging
brengen, of de vergadering zich met het plan in zijn geheel vereenigt
De lieer Varkevisser: Ik wensehte te weten, met welke bedoeling
het 8ste perceel wordt aangehouden.
De Voorzitter: Het voornemen is, voorloopig geen grond tot
het bouwen van het achtste perceel uit te geven daar de eigenaar van
een der huizen aan den Wal welligt verzoeken zal, zijn tuin te vergrooten.
De hecr Hope Loudon: Ik wensehte gaarne te weten, of deze
percelen ook naar een vast plan aangelegd zullen worden t dan wel, ol
ieder eigenaar een afzonderlijken bouwtrant kan volgen zoodat deze
zeven percelen even zoo vele verschillende voorgevels zullen mogen hebben?
De Voorzitter: Het voornemen is, elk vrij te laten in de wijze
van aanleg van den gevel. De ondervinding heeft aangetoonddat
zoo er een° vast plan nopens de gevels wordt aangenomen en voor-
geschreven, dan de gronden niet den prijs opbrengen dien zij anders
opleveren. Niemand wil zich gaarne aan zoodanig voorschrift onder-
werpen en er ontstaat daardoor een tegenstand tegen den aankoop
dien wij moeten trachten te verhoeden.
De heer iiopc Loudon Dan wensehte ik in alien gevalle dat
nit de plans van de op te rigten woningen die door de architecten
aan de goedkeuring van Burgemeester en Wethouders wierden onder-
worpenzal worden gekozen dtfnaan welks uitwendige vorm de
andere gelijk zullen moeten zijn.
De Voorzitter: Dit zal van zelf geschiedendaar, in gevolge de
bestaande algemeene Politie-Verordening, niemand vrij is in de op-
rigting van gebouwen of van gevels, zonder voorafgaande goedkeuring
van het plan door Burgemeester en Wethouders.
Hierop wordt de algemeene beraadslaging over het voorstel gesloten
en die over de artikelen geopend.
Art. 1. De heer Varkevisser: Ik geef in bedenking, of 35 cts. per
vierk. el erfpachtniet wat hoog gesteld is?
De Voorzitter: Burgemeester en Wethouders stellen voor, de
gronden te verkoopentegen den prij3 daarvoor in dit voorstel
vervat. Men moet wel in aanmerking nemen, dat de stand aldaar
veel beter is dan elders zoodat de prijs niet te hoog te achten is.
De heer tie Charro: Het komt mij voordat de afkoop der grond-
rente tegen den penning 20, niet in verhouding staat tot de rente van
inschrij ving op het Grootboeken dit dus ten nadeele van de Gemeentekas
zal zijn ten minste als men aanneemt den koers der effecten van de
laatste tijden.
De Voorzitter Ik moet den vorigen spreker herinneren dat het
Burgerlijk Wetboek bepaaltdat, bij afkoop van grondrente, dit geschiedt
tegen den penning 20.
Art. 1 wordt daarop, zonder stemming, goedgekeurd.
Art. 2 wordtzonder discussie, goedgekeurd.
Art. 3. De heer JanssensHet schijnt mij toedat het beter is, de
tweede alinea van dit artikel te lezen u de voorgevels der huizen enz.
De Voorzitter Ook ik geloof, dat het beter is die verandering
in de tweede alinea te brengenhoezeer de bedoeling toch wel duidehjk is.
De heer Eyssell: Na het antwoord zoo aanstonds door u mynheer
de Voorzitter, aan den heer Hope Loudon gegeven, ben ik volkomen
overtumddat het geen zaak is, de koopers te verpligten, de gevels
te bouwen volgens hun te geven voorschriften maar ik meen echter
te mogen vragen of het niet wenschelijk zou wezen te bepalen dat
al de huizen tot gelijke hoogte moeten worden opgetrokken.
De VoorzitterZoo als alinea 2 is voorgesteldlevert zij geen
bezwaar opwant de bedoeling daarvan is alleendat de aan te
leggen huizen niet lager zijn dan 12 el.
De lieer EyssellGelijk het voorschrift 1111 Jui&t, uat de huizen
minstens eene hoogte moeten hebben van 12 el, bestaat de mogelijkheid
dat midden in, een of twee huizen tot 13 of 14 el worden opgetrokken
en dit "eloof ik niet, dat fraai zal staan. Het zal, m. l.geweldig
alsteken bij de fraaije blokken huizendie nu op den Hoogen Wal staan.
Het is volstrekt mijn doel niet, ten deze een amendemcnt voor te
dragen, maar ik onderwerp de vraag, omtrent de wenschelijkheid van
gelijkmatige hoogte, aan het oordeel der commissie.
B De VoorzitterIk houd mij overtuigddat de aan te leggen
huizen niet hooger dan 12 el zullen worden opgetrokken, want alle
huizen aan den Hoogen Wal, die thans zoo zeer voldoenzijn ook
niet hooger; maar men moet de eigenaren daaromtrent vrijheidlaten,
de smaak is verschillend. Sommigen geven de voorkeur aan eene ge
lijke hoogte voor onderscheidene huizen, terwijl anderen eene gelijk-
matige hoogte eentoonig achten. Men sehrijf't dus hier een minimum van
hoogte voor.
Art. 3 wordt daarop goedgekeurdbelioudens eene wijziging in de
redactie, zullende de tweede alinea aanvangen met de woorden de
voorgevels der huizen enz.
Art. 4 wordt zonder discussie goedgekeurd.
Art. 5. De heer VarkevisserIk meen inlichting te moeten vragen
omtrent het perceel n°. 8. Ingevolge het Burgerlijk Wetboek zijn alle
erfscheidingen gemeenkan dit perceel dan wel buiten die gemeenzarae
kosten blijven
De Voorzitter: Het is juist daarom dat Burgemeester en
Wethouders die conditie hebben opgenomenten einde zoo lang het
perceel n°. 8 niet verkocht is, daarop geene lasten gelegd worden. Bur
gemeester en Wethouders en de commissie van labricage zijn dus
daarom van oordeel, ;dat de aan te leggen heining door de eigenaren
van de zeven percelen moet worden opgerigt en onderhouden. Wordt
perceel n°. 8 verkochtdan moet het ook in de gemeene lasten dragen.
Art. 5. wordt hierop goedgekeurd.
Art. 6. wordt /under discussie goedgekeurd.
Art. 7. De heer Janssens Volgens het tweede lid van dit artikelzal
wanneer voor dezelfde percelen meer dan eene aanvrage ingekomen is,
aan de aanvragers gelegenheid worden gegeven, voor die percelen
tegen elkander op te bieden. Die bepaling komt mij zeer doelmatig voor,
maar ik zou het niet wenschelijk achten dat zij ook wierd toegepast
in het geval, dat eene onderneming ai de percelen te gelijk zou willen
aankoopen. Die gelegenheid behoort te blijven bestaan, en hoe is dat
mogelijk als men "de voorgestelde bepaling alsdan in toepassing zou
wilTen brengen? Ik moet er bijvoegen, dat het wel wenschelijk zijn
zou, dat al^de percelen door ddne onderneming wierden aangekocht,
dewijl er dan incer waarschijnlijkheid zou bestaan, om een traai ge
heel te verkrijgen.
De Voorzitter: Uwe aanmerking is volkomen juist. Maar ik meen
te moeten antwoorden, dat indien zoodanig voorstel werkelijk mogt
worden gedaan, dan de toestemming van den Gemeenteraad nader zal
worden ingeroepen of deze vergadering hare goedkeuring hecht aan de
voorstellen", welke haar dan zullen worden onderworpen.
Art. 7 wordt daarop goedgekeurd.
Art. 8. De heer Rervoets: Ik acht mij verpligt te wijzen op de bepaling
van het Burgerlijk Wetboek, volgens welke de kosten op de levering
(dus die der overschrij ving aan het kantoor van hypotheken) gevallen
komeu voor rekening van den verkoopertenzij het tegendeel mogt
bedono-en zijn. In dit artikel nu wordt zoodanige uitzonderende be-
O m n
paling niet aangetroften.
De Voorzitter: Dan stel ik voor te lezenu de kosten der levering
en verdere kosten.
Over deze wijziging ontstaat eene woordenwisselingwaarbij ver
schillende andere lezingen worden voorgedragen. Ten slotte wordt Art. 8
zonder stemming goedgekeurdzullerde de aanhef aldus luio.enBij de
akten van verkoop, waarvan de kosten even als die van de levering, vooi
rekening der koopers zijn enz.
Het geheele voorstel wordt hierop, met 31 stemmen tegen 1, aan
genomen.
Tegende heer Hope Loudon.
XXV. Thans zijn aan de orde de beraadslagingen over de Ontwerp-
Verordenin"regelende het onderwijk in de handwerken voor meisjes,
met het daartoe betrekkelijk rapport der plaatselijke schoolcommissie
van 4 December 1860, n°. 120, en het voorstel van Burgemeester en
Wethouders van 18 December 1860. (ZieBijblad, pag. 222, 245, enz.
van 1860).
De VoorzitterIngevolge het door Burg, en Weth. gedane voor
stel, stel ik thans voor, de aangebodene Verordening vooreerst nog
niet' te behandelen en af te doen maar gedurende den tijd van de'n
jaar, door het nemen van proeven, de ondervinding te raadplegen en
tot dat einde, met inachtneming van gepaste spaarzaamheidover
eenige gelden tot een maximum van bijv. f 600, te mogen beschikken,
in welk geval door Burgemeester en Wethouders v66r het einde van
1861, omtrent den uitslag dier proeven verslag zal worden gedaan.
De heer van Gogli Zoo ik de zaak wel begrijp, dan zal men die
zaak alleen voor dit jaar op touw zetten. Intusschen wensehte ik wel
aan Burgemeester en Wethouders te vragen, op welke wijze dit ge
schieden zalhoe ver zal zich dit onderwijs in handwerken uitstrekken
Daar kan zoo veel onder worden begrepen, en daarom vraag ik eenige
inlichting.
De Voorzitter: Het voornemen is, het onderwijs te bepalen
tot handwerken van nut en niet van smaak.
De heer van Gogh: Dan zal dat onderwijs alleen strekken voor den
dienstbaren stand
De Voorzitter: Ik meen den vorigen spreker te moeten doen op-
merken dat het nu alleen de vraag geldt, of men dit jaar de zaak
van het onderwijs in handwerken aan Burgemeester en Wethouders
wil overlaten. Wij zullen in den loop van het jaar verslag daaromtrent
doen, ten einde dan tot eene regeling van dit onderwerp voor het
vervolg te geraken.
Hierop wordt het voorstel van Burgemeester en Wethouders in
omvraag gebragt en met algemeene stemmen aangenomen, zoodat de
voorgedragene Verordening voorloopig niet wordt behandeld.
De vergadering wordt hierop gescheiden.