SLEEPBOOTSLAG om brandende „PAtlantique" WASCANA Stuurman Tanis haalt herinneringen op Hollanders trokken vooruit en de Fransen achteruit een omwenteling op rookgebied de naamWascana de uitvindingmelange-dekblad de sensatie... de prijs HAVENLOÜJJü DOiNiJEKDAG 15 APRIL 1965 zee hing, maar hij wist net zo lang als een aap te slingeren, tot hij kon sprin gen. Hij kreeg de railing te pakken; en klom toen aan boord. De beide anderen volgden hem toen iets gemakkelijker, omdat ze van bovenaf werden gehol pen". Toen probeerde de „Lauwerszee ook aan de „Atlantique" vast te maken. Het passagiersschip maakte twintig graden slagzij over bakboord en daaróm ma noeuvreerde de „Lauwerszee" zó dicht mogelijk onder bakboord van het schip en daar haalden dé runners de tros in. De tros werd zo veel mogelijk naar ach teren bevestigd. ,,De wind kwam van stuurboord in, waardoor de „Atlantique" nogal wat drift maakte", aldus stuurman Tanis, „en aangezien het vastmaken nog al wat tijd kostte, viel dé „Lauwerszee' onklaar en raakte met haar schroef ver ward in de tros van één van de Franse Abeilleboten, We verkeerden toen in een gevaarlijke positie, omdat het zwaar overhellende passagiersschip op ons toe- dreef en wij, met onze masten en onze schoorsteen er tegenop zouden gaan, voordat de scheepswanden elkaar zouden raken. Toen heb ik bij mezelf gedacht.' Eeuwit, jongen, daar gaat de Lauwers zee". Maar het geluk kwam te hulp. De „Lauwerszee" dreef onder de tros van de tweede Abeille-boot. De tros kwam dwars over het achterschip tegen het achterketelhuis van de „Lauwerszee" te staan, waardoor werd voorkomen, dat de zeesleper tegen de „Atlantique" aan Het geluk bleef de sleepboot gunstig gezind. De tros van de „Schelde"-boot, diie ih de schroef van de „Lauwerszee" ver ward was geraakt, brak en de Neder landse zeesleper was weer bestuurbaar. Er bleef nog een probleem over: de tros van de andere Franse sleper, die tegen het ketelhuls zat. „Vooruit stomen hielp niet", vertelde Tanis, „want dan zou de tros nog vast blijven zitten tussen de be ting en de zijbolders. Er was maar een oplossing: de bijl er bij en kappen! Die Fransen hebben toen natuurlijk flink ge vloekt. op die rot-Hollanders, maar dat konden we gelukkig niet horen. Boven dien waren we los en we konden gaan slepen, want wij hadden onze tros nog vast. En natuurlijk hielpen we'de „At lantique" voor.uit te slepen!" De zaak begon langzamerhand wat an ders te liggen. Vooraan de „Atlanriqe" trokken de ..Roóde Zee" en de Duitse „Simson". Achter trokken nu alleen nog maar de Franse „Minotaure" en de „Lauwerszee", die al spoedig als stuur- boot. voor de vooruittrekkers ging funge ren. En toen bij het vallen van de avond ook de „Witte Zee", eveneens van L. Smit en Co. zich ter plaatse vervoegde en aan de voorkant ging trekkei), begon er inderdaad een voorwaartse beweging te komen in de sleep, ondanks het hard nekkig achteruit trekken van de „Mino- Tussen de „Roode Zee" en de „Mino taure", waarop zich de gezagvoerder van de „Atlantique" bevond, werd een eindeloze reeks telegrammen gewisseld. De kapitein van de „Atlantique" stelde zich op het standpunt, dat hij de leiding over het sleepwerk moest hebben, waar op de kapitein van de „Rode Zee", die deze functie voor zichzelf opeiste, laco niek reageerde met de mededeling, dat hij nooit een gezagvoerder had meege maakt. die achteruit voer, wanneer hij vooruit moest. „Maar Jongen, dat z voor de kapi tein van de „Atlantique" ook niet zo een voudig", zegt stuurman Tanis, nog ken nelijk genietend Van de lachwekkende si tuatie, „want sodemieter, zal hij wel ge dacht hebben, hoe moet ik los komen. En die „Minotaure" was niet zo handig. Die kon zo maar niet om keren, zolang de tros nog vast zat. Dat kon de „Lau werszee" wel en daarom konden wij als stuurboot gaan fungeren". Frans-Duits TAE SITUATIE werd echter in de loop ■M van de nacht steeds gunstiger, teon de drie Abeilleboten en de inmiddels gearriveerde Franse bergingssleepboot „Iroise" met behulp van de Nederland- Even ontstond nog een hachelijk mo ment. De verbinding, die de „Rode Zee" waardoor men enigszins sneller op Cher bourg af kon stevenen. De snelheid van de sleep bedroeg toen ongeveer drie mijl. Ondanks herhaalde verzoeken van de ka pitein van de „Roode Zee" aan de „Mi notaure" om los te gooien en vóór te helpen, bleef de Franse sleepboot ach teruit trekken. Later kwam telegrafisch het bericht van de gezagvoerder van de „Atlantique", dat hij de kapitein van de „Roode Zee" met de leiding over het slepen belaste, maar de kapitein van de „Minotaure" kapituleerde nog steeds niet en bleef in tegengestelde richting trekken. „Maar toen de kapitein van de „Roode Zee" aan alle sleepboten opdracht gaf het uiterste te doen om met het oog op het tij te proberen op tijd bij Cher bourg te komen, brak de tros van de „Minotaure", waardoor het gewenste re sultaat vanzelf werd bereikt," vertelt Eeuwit Tanis op dezelfde nuchtere ma nier, die het hele verhaal kenmerkt. „De „Minotaure" maakte verder geen moeilijkheden meer en maakte ook voor- Even ontstond nog een hachelijk mo ment. De verbinding, die de „Roode Zee" en de „Simson" hadden gemaakt, werd verbroken, doordat de draad van de Duitse sleper het begaf. De „Roode Zee" had daarbij het geluk dat een sluiting aan dek van de „Atlantique" vastliep en de mannen, die de „Lauwerszee" op het passagiersschip h^d afgezet, waren er als naar Cherbourg, waar hij enige dagen later aan zijn verwoningen bezweek. JJET BERGEN VAN SCHEPEN, die in nood zitten, sen zoeken wel naar romantiek in hun leven en en je hoort, dat er een schip in nood is. Nu gebeurt drinken, want ze beschikken tegenwoordig over de dan dat een mens hulp kan bieden in nood. En daar cieel tintje aan, maar een zeeman denkt het eerst aan voor, omdat je weet, dat je zelf ook in zo'n positie het belangrijkste, maar voor de bemanning van een levens." De nu zestigjarige Eeuwit Tanis zit iets onderuit in de frisse zeewind over het eiland aan komt waaien en valt op het koffiekopje, dat hij met veel genoegen verre blik, die eigen is aan zeelieden en wanneer zijn met de zekerheid, die zij hebben gekregen tijdens zo kon helpen een spanning te verbreken. heb ik altijd het leukst gevonden. Ach, de meeste men- een zeeman is sentimenteel. Je ligt ergens op station het gelukkig niet zo vaak meer, dat de mensen ver- modernste hulpmiddelen. Maar wat is er nou mooier zit bij de sleepvaart natuurlijk ook wel een commer- een mensenleven. Daar riskeert een sleepboot veel kunt komen. Het geld is voor het bedrijf natuurlijk sleepboot gaat het in de eerste plaats om de mensen zijn gemakkelijke stoel in zijn huisje in Ouddorp, waar de lucht heeft schoongeveegd. Een vleugje zonlicht naar zijn mond brengt. In zijn heldere ogen ligt die vingers een zwaar shagje bouwen, dan doen zij dat wel wachtperioden als stormen, toen een sigaret mee De sterk overhangende drie-pijper met de wirwar van slee boten. Op de voorgrond de „Roode Zee" 'met haar twee schoorstenen. Stuurman Tanis heeft een leven vol herinneringen, opgedaan op de meeste van de zeven zeeën. Hij heeft een ge heugen als een ijzeren pot en hij weet nog precies de datum 15 september 1919 waarop hij op veertienjarige leeftijd als dekjongen aan boord stapte van een sleepboot van L. Smit en Co. Sindsdien heeft hij met slechts enkele onderbrekingen zoals de tijd, dat hij in Indonesië door de Japanners was ge ïnterneerd steeds het dek van een sleepboot onder zijn voeten gehad en wanneer hij nu in het kort zijn levens geschiedenis vertelt, dan vallen de data uit zijn mond, alsof hij in een dagboek zit te bladeren. Een enkele keer veront schuldigt hij zich, omdat hij het niet meer helemaal precies weet. Zoals de datum, waarop hij examen deed voor de grote zeesleepvaart. Dat was in 1929. „Ja, precies weet ik de datum niet meer, ■maar het was omstreeks half april" zegt hij. Nadat hij dekjongen, kok en matroos (in 1924) was geweest, moest Eeuwit Tanis in militaire dienst, die toen nauwe lijks een half jaar duurde. Dat was op 5 februari 1925. Toen hij uit dienst kwam ging hij naar de zeevaartschool. Op 4 mei 1927 monsterde hij als stuurman op de sleepboot „Blankenburg" van L. Smit en Co. Tien jaar lang bleef hij bij de sleepdienst, maar in januari 1937 werd hij gezagvoerder bij de Nederlands-In dische Steenkolen Handelmaatschappij. Toen de oorlog uitbrak was hij gezag voerder van de sleepboot „Kruis", die bij het eerste bombardement door de Jappen op Tjilitjap werd vernield. Kort daarna werden hij en,,zijn gezin vier jaar lahg geïnterneerd. In 1958 nam hij weer dienst bij L. Smit en Co. „Ik was toen nog pas 52 jaar en ik voelde er niets voor om er mee op. te houden. Mijn eerste reis was een runreisje op een dok. die gesleept werd door de „Zwarte Zee", die nu ..Terse Zee" heet. Daarna werd ik in Vlaardingen geplaatst als agent voor Smit. Een paar jaar geleden ben ik met pensioen gegaan. En nu zit ik hier te wachten tot ik dood ga. Nu is het voor mij afgelopen". Eeuwit Tanis zegt dit laatste een beet je lachend, want hij weet heel goed, dat het echt nog niet helemaal afgelopen is voor hefln. Hij heeft nog zijn ervaringen, die hij door kan geven aan de jongeren, die nu de sleepvaart hebben overgeno men. En dat doet hij door middel van verhalen in de „Sleeptros" het perso neelsblad van L. Smit en Co's Interna tionale Cleepchemst. „Het is wel eens goed om de jongeren van tegenwoordig te laten lezen hoe wij het vroeger heb ben moeten doen zonder al die moder ne hulpmiddelen", zegt hij. „En voor da ouderen is het ook wel leuk. want als ze samen op de praatbank zitten dan heb ben ze het altijd over die verhalen. Dan kunnen ze weer eens herinneringen op halen". In de penarie T^anis zit vol met die verhalen. Zoals het verhaal van een reis op de „Mississippi", een verhaal, dat een schrij nend contrast geeft met de huidige toe standen aan boord. Koelkasten waren er nog niet, brood werd onderweg niet gebakken en halverwege de reis moes ten de aardappelen en het brood, dat men had meegenomen, over boord wor den geiet, omdat alles bedorven was. De bemanning moest verder leven van pannekoeken en bonen, een menu, dat gauw gaat vervelen. Maar hij vertelt al die verhalen nuch- ter, zonder opsmuk. Zoals die geschie denis van de sleepreis met de „Schelde" toen de baggermolen „Triton" van Casa blanca naar Lissabon moest worden ge bracht. „Na twee dagen op zee kregen we storm en de runners, die op de bag germolen waren, zaten behoorlijk in de penarie. Ze vroegen of de kapitein ze er af wilde halen. Toen zei de kapitein te gen me: „Maar wie moeten we er nu naar toe sturen, want dit is niet mooi Er werden vrijwilligers gevraagd. „Twee matrozen kwamen op me af en zeiden: Stuurman, als jij gaat, doen wij het ook. Maar het was geen peuleschil letje om de reddingboot uit te zetten. De „Schelde" ging half op zee liggen, zodat we wat luwte hadden en we heb ben met veel moeite de reddingboot uit gezet. Het kostte ook heel wat moeit om de twee runners van de baggermolen af te halen, maar dat is toch gelukt. Toen we weer terugkwamc: bij de ..Schelde" bleek het onmogelijk de reddingboot weer aan boord te krijgen. Die hebben we maar laten schieten. De baggermolen, is enige uren later gezonken." Eeuwit Tanis vertelt het verhaal om te illustreren, dat men bij de sleepdienst niet alleen aan het geld denkt. Hij ver telt het verhaal, zoals een ander zou doen, die zijn fiets heeft laten staan om in een zware regenbui met de tram' naar het station te gaan. Alleen, zo blijkt dan later, moest dat allemaal gebeuren tij dens windkracht negen en dat betekent, dat het een storm was, waar zelfs de meest doorgewinterde zeeman „u" tegen zegt. „Ja," zegt de heer Tanis dan even later, „voor dat akkevietje zijn w« n°8 gedecoreerd. We hebben de reddingme daille gekregen en een geldelijke belo ning. Maar daar deden we het natuur lijk niet voor". Vier tegen -twee T^en jaar of dertig geleden was Tanis stuurman op de sleepboot „Lauwers zee", die in Brest op station lag. Plotse ling kwam het bericht binnen, dat het nog pas één jaar oude Franse passagiers schip ,.1'Atlantique", op weg van Bor deaux naar Le Havre voor de jaarlijkse dokbeurt, in brand was geraakt. Naar later bleek had het vuur zo snel om zich heen gegrepen, dat de „Atlantique" ter hoogte van de Engelse Kanaaleilan den binnen zeer korte tijd één grote vlammenzee was. De bemanning had zich met de sloepen weten te redden, waarbij enkelen om het leven waren ge komen. Passagiers waren er uiteraard niet aan boord. De kapitein van het pas sagiersschip, die tot het laatste moment aan boord was gebleven, had zich het leven kunnen redden door van de brug af in het water te springen. De „Lauwerszee" voer onmiddellijk uit om assistentie te bieden. Behalve de „Roode Zee", ook een schip van L. Smit en Co. waren ook twee Franse sleepboten op weg naar het passagiers schip. Zo groot was de vuurzee van de .Atlantique", dat men 's avonds al aan de horizon een grote vuurgloed zag, hoe wel men pas de volgende ochtend het in nood verkerende schip bereikte. De „Roo de Zee" en de Duitse sleper „Simson" hadden al aan de voorkant van de „At lantique" vastgemaakt. Aangezien het niet mogelijk was geweest om mensen op het brandende schip af te zetten, had de „Roode Zee" aan stuurboordzijd# van de „Atlantique" een lijn overgescho ten naar bakboord, waar deze door de Simson was opgevangen. Met behulp van die verbinding waren staaldraden overgebracht, waaraan beide slepers la gen te trekken. Inmiddels had de Franse tendersleep boot „Minotaure" op het achteranker van de „Atlantique" vastgemaakt, ter wijl bovendien drie andere Franse Abeil- le-sleepboten ook aan de achterkant gin gen sjorren. „Dat waren er d^s vier te gen twee," vertelde stuurman Tanis, „en het resultaat was, dat de sleep heel langzaam achteruit voer, terwijl men aan weerszijden lag te sjorren. Je kon dus niet bepaald spreken van een goede samenwerking." Om de chaos niet nog groter te ma ken nam de kapitein van de „Lauwers zee" contact op met zijn collega van de „Roode Zee" en men besloot te probe ren enkele vrijwilligers aan boord van de „Atlantique" te krijgen. „Er was al iemand aan boord geweest", herinnert Eeuwit Tanis zich, „maar dat was een marineman, die afgezet was door een Frans marinevaartuig. Hij had snel de Franse vlag gehesen en was toen weer als een haas van boord gegaan". Op heet schip T\E „Lauwerszee" streek een sloep, waarin zich drie vrijwilligers bevon den. De huid van het trotse passagiers schip was zo heet, dat het zeewater er als stoom af sloeg. „Het was natuurlijk onmogelijk om met behulp van een touw aan boord te klimmen. Op zichzelfwas dat al een vreselijke hoogte, maar bo vendien ging dat niet doordat de huid te heet was. Maar ze vonden er wat op. Ze roeiden onder een van de afhangen de sloeptalies, kregen die te pakken en daarmee hesen ze de eerste man naar boven. De davits waren natuurlijk naar buiten gedraaid, zodat de man nog boven Stuurman Eeuwit Tanis op 42-jarige leeftijd. jaar oude, 40.000 ton metende Franse passagiersschip ,,l'Atlantique' in zeer korte tijd één grote vuurzee. de kippen bij om die sluiting te verzege len, zodat de „Roode Zee" in het bezit bleef van de sleep. De Simson maakte later aan bakboordzijde dus de kant, waar het passagiersschip overhelde - vast, omdat wegens de wirwar van tros sen aan de voorkant geen plaats meer Dat zinde de Fransen echter helemaal niet. „Kijk, die Hollanders konden ze nog wel verdragen," aldus stuurman Ta nis, „maar hun nationale gevoel kwam er tegen in opstand, dat er een Duitser meehielp. De Fransen gaven de kapi tein van de „Simson" dan ook opdracht om los te gooien, maar- die deed net of hij gek was. Toen kwam de „Pollux" een Frans marineschip, op de „Simson" af met de bedoeling om diens tros stuk te varen. Maar die Duitser was ook niet gek en dook zo dicht mogelijk onder de „Atlantique". De Fransman voer echter door, maar die aanvalspoging liep an ders af, dan men" had verwacht De „Pollux" kwam in aanvaring met het sterk overhellende passagiersschip en werd vrij ernstig aan de bovenbouw be schadigd, Zij droop af als de bekende hond en heeft zich daarna niet meer vertoond." Voordat aan deze zeeslag een einde kwam, moesten dé bemanningen van de verzamelde sleepboten echter ook nog een minder prettige episode meemaken. Uit Cherbourg kwam een Franse sleep boot met de eerste officier van de „At lantique", die weer aan boord van het passagiersschip wilde. Bij het overstap pen raakte hij echter met zijn been be kneld tussen beide schepen. De sleep boot bracht het slachtoffer snel terug Tegen middernacht kwam de processie voor de pieren van Cherbourg aan. Daar kwamen Franse havenautoriteiten en loodsen aan boord van de „Atlantique" om samen met de kapitein van da „Roode Zee" en andere betrokkenen het binnenslepen te bespreken. Het eerste wat deze Fransen echter deden, was het losgooien van detros van de Duitse „Simson", die nog steeds had geweigerd de sleep te verlaten. Het transport ging verder en de „Atlantique" werd later met het voorschip aan een boei afge meerd. Toen zij het achteranker liet val len, was dat gloeiend heet, een be wijs, dat de brand in het schip nog lang niet was gedoofd. Ook de runners van de „Lauwerszee" keerden terug naar hun schip met verbrande schoenzolen. Voor stuurman Eeuwit Tanis was daarmee de „Atlantique"-geschiedenis nog niet tot een einde gekomen. De laatste reis van dit eens zo trotse pas sagiersschip voerde van Cherbourg naar de sloperij aan de Clyde. Het wrak werd gesleept door de „Ganges", de „Witte Zee", de „Indus" en de „Noordzee". Transportcommandant was wijlen kapi tein H. van der Hoeven en stuurman Tanis was runnerkapitein. „Wij hebben niet zo veel woorden", zegt Eeuwit Tanis aan het einde van zijn verhaal. Hij draait weer eens een zwaar shagje, nog nagenietend van de hèrinnering. Zijn vrouw geniet mee. „Ik heb nog nooit in angst gezeten als mijn man op zee was", zegt ze. „Ook niet als het stormde. Maar ja, hier op het eiland ben je met de zee vertrouwd, nietwaar...." JAN r KSTRA Neem 's werelds fijnste tabaksoorten. Haal alle harde stelen en nerven eruit. Selecteer op smaak en geur. Maak een melange. Het resultaat? Het mooie, egale melange-dekblad. De prijs? Ongelooflijk laag dank zij de volledige machinale vervaardiging. Wascana senoritas 10 ct Wascana cigarillos 61/2 ct met melange-dekblad extra flcht, extra geurig sigarenfabriek WASCANA kampen tel. 05292-2941

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Havenloods | 1965 | | pagina 19