't Begon met twee hobbelpaarden op
de fiets, het zijn er nu 40.000 per jaar
Roman van Waddinxveense speelgoedfabriek
DE HAVENLOODS DONDERDAG 26 AUGUSTUS 1965
&Mê5
Veertigduizend hobbelpaarden per jaar. Een machine geeft de paarden
koppen keurig hun uiteindelijke vorm. En dan te denken, dat het allemaal
is begonnen met twaalf hobbelpaarden, die grootvader Okkerse in een
schuur in elkaar knutselde
,,Dit is een bedrijf met
een heleboel gekke kan-
ten", zegt de heer Okkerse,
een der directeuren van
t speelgoedfabriek Okwa te
Waddinxveen, terwijl hij
zich over een grote zak
heenbukt en duizenden kra-
len door zijn vingers laat
glijden. „Neem nou een»
dobbelstenen. Elk jaar koop
ik een miljoen van die din-
t gen en we doen ze dan keu-
f rig in een doosje. Maar elk f
jaar verkoop ik er maar
50.000 en met de rest blijf
ik zitten. En elk jaar weer
opnieuw zegt mijn broer te-
t gen me, dat ik er niet zo
veel moet inkopen. Maar j
dan gebeurt het gekke, dat
zo langzamerhand onvermij-
delijk schijnt. Ineens is er
ergens in Europa een speel- i
goedfabrikant, die tot de ont
dekking komt, dat hij voor
'i zijn Mens-erger-je-niet of
welk spel dan ook geen dob-
belstenen meer heeft. Hij
gaat dan zoeken en ten slot-
te komt hij bij ons terecht.
'f De dobbelstenen gaan dan
voor een goede prijs weg.
Maar vorig jaar was het al j
dik november, voordat die
redding kwam en toen heb-
'a ben we elkaar wel even aan-
gekeken....",
vader heeft veertien jaar lang de
machinefabrieken afgelopen om
zo'n ding te laten maken. Maar
iedereen zei, dat het onmogelijk
was. Toen kwamen we in contact
met een knappe kop bij T.N.O.,
die er wel plezier in had. Hij
bouwde de machine, maar het ding
wilde niet werken. En toen gebeur
de het gekke, weer zo echt iets
Waddinxveens. Want we stapten
met die machine ten einde raad
naar een klein fabriekje hier in
Waddinxveen en daar hebben ze
voor ons de zaak opgelost. Het
ding is nu zo goed, dat hij niet
eens de hele dag in bedrijf hoeft
te zijn."
En dan zijn er de klosjes, die
aan springtouwen worden be
vestigd. Eigenlijk hebben ze in
principe dezelfde vorm als kegels,
die ook al weer in verschillende
afmetingen worden gemaakt. Vroe
ger maakte een arbeider zo'n
160 klosjes of kegeltjes per dag,
maar dan moest hij flink doorwer
ken. Nu spuwt de machine er
met een nijdig sissend en schu
rend geluid er 5.000 per dag uit.
Eén man heeft niets anders te
doen dan de op maat gezaagde
vierkante staafjes hout in de ma
chine te stoppen.
Gevraagd goed
HARD WERKEN, dat is altijd
het devies van vader Okkerse
geweest. Toen zoon Kees bijvoor
beeld in 1957 bij vader in de fa
briek kwam, is hem dat nog eens
flink bijgebracht, voor zover hij
het al niet eerder had geleerd.
Hij kreeg niet de behandeling, die
men van een directeur tegenover
zijn zoon zou verwachten. Of juist
wel, wanneer die directeur Okker
se heet.
„Ik moest ook de klanten bezoe
ken". zegt de heer Okkerse la
chend. „Ik kreeg een grote hutkof
fer mee en ik moest met de trein
naar Rotterdam. Daar huurde ik
dan een fiets en zo reed ik de
klanten af. Die keken natuurlijk
wel gek op als ze de zoon van de
directeur zo aan zagen komen,
maar mijn vader vond dat nodig
om mij mijn plaats te leren. En
nu, acht jaar later, zijn er 'bijna
geen reizigers meer, die er over
zouden piekeren om zonder auto op
stap te gaan."
Nu rijdt de heer Okkerse wel in
een auto, lange ritten naar het
buitenland. Vandaag Neurenberg,
het Mekka van de speelgoedindus
trie, morgen Parijs, overmorgen
Keulen. Dan naar Oost-Berlijn en
dan weer naar een beurs, ergens
in e»en ander deel van Europa.
Want naast de eigen produktie im
porteert de firma veel speelgoed
uit het buitenland.
Het speelgoed van Okwa wordt
door Piet Marée ontworpen. Wel
ke pedagogische en psychologische
maatstaven worden daarbij aange
legd? De heer Okkerse begint te
lachen. „Die hele kinderpsycholo
gie kan mij gestolen worden", zegt
hij dan. „U moet één ding goed
voor ogen houden en dat is, dat
wij hier werken om geld te verdie.
nen. Dat is het uitgangspunt. En
onze ervaring is, dat speelgoed, dat
volgens experts werkelijk pedago
gisch verantwoord is, niet verkocht
wordt, omdat het te duur is. Weet
u wat voor een kind. dat nog in
de box zit, werkelijk attractief
speelgoed is?. Een oud telefoon-
Een droom van een jongetje is in
planken is een kruiwagen voortgek
boek. Dat kan het kind lekker
verscheuren en daar is het uren
lang zoet mee. Maar wij verkopen
geen telefoonboeken, wel ram
melaartjes en andere dingen, die
rinkelen of bellen of wat dan ook.
Daarmee wil ik niet zeggen, dat
ik alle psychologie van de hand
wijs. maar ik ben er wel van
overtuigd, dat speelgoed, dat veel
verkocht wordt en waar de kinde
ren^ dus^ om vragen, goed speel-
Hobbelen in flat
DE HEER OKKERSE komt dan
met een bewijs, waarbij hij
weer teruggrijpt op' het hobbel
paard, waarmee het allemaal is
begonnen. „Een jaar of zeven ge
leden was de markt voor hobbel
paarden helemaal in elkaar ge
zakt. Niemand kocht er meer een.
We hebben toen zelfs ernstig over
wogen om maar met de productie
'ervan op te houden. Nu fabrice
ren we ze weer aan de lopende
band. En waarom? Een moeder,
die op een flatje woont, wil een
klein kind even van de vloer heb
ben. Ze zet dat kind in de hal in
een hobbelpaard en ze ksa lekker
rustig haar eigen gang gaan, want
het kind is een uurtje zoet. Een
buurvrouw ziet dat en vindt het
een goed idee. Zij koopt ook een
hobbelpaard. En ik geloof nu niet
dat je dat pedagogie kunt noemen.
Maar het kind vindt het hobbel
paard fijn en wij vinden het pret
tig om die dingen te verkopen."
Op Jeugdland staat de firma met
een stand waar kinderen naar har
telust kunnen spelen met het in de
ze fabriek vervaardigde speelgoed.
„Dat is verkooppsychologie", zegt
de heer Okkerse, „want er zullen
een heleboel kinderen zijn, die
thuis vragen om het speelgoed,
waarmee ze op Jeugdland hebben
gespeeld. Want het verlangen van
de jeugd is veel gerichter dan
vervulling gegaan. Uit ruwhouten
men, waar elke kleuter trots op is.
vroeger. In mijn jeugd was het 'n
uitzondering als we een stuk speel
goed kregen en we mochten er he
lemaal niet om vragen. Nu ben ik
wel heel streng opgevoed, maar
ik geloof toch wel, dat het over
het algemeen zo was. Tegenwoor
dig kiezen de kinderen voor een
groot deel zelf hun speelgoed."
Of de slechte zomer nog in
vloed heeft gehad op de verkoop
van het speelgoed vraag ik. De
heer Okkerse knikt bevestigend.
„We hebben de hele zomer door
winterspeelgoed verkocht," zegt hij
„Nu is 't wel zo, dat we de schep
jes en de emmertjes toch altijd
wel kwijt raken, weer of geen
weer, hoe vreemd het ook klinkt.
En het is ook zo, dat we voor ne
gentig procent voor de man met
de baard werken en onze produktie
dus voor het grootste gedeelte ge
richt is op vijf december. Maar
er is weer een heel nieuwe tendens
ontstaan, dank zij de welvaart. De
mensen kopen het hele jaar door
speelgoed en als het een slechte
zomer is, dan kopen ze speelgoed,
waarmee de kinderen binnen kun
nen spelen."
De man met de baard zit nog
ver in Spanje, maar de produktie
van de speelgoedfabriek draait op
volle toeren. Dagelijks rijden
vrachtauto's al bij het krieken
van de dag de fabriek uit, volge
laden met de verwezenlijking van
menige kinderdroom. En dagelijks
rijden vrachtwagens met hout de
fabriek weer binnen. En mocht
het dan zo zijn, dat er geen men
sen genoeg zijn om te helpen bij
het laden of lossen, dan stropen de
beide jonge directeuren hun mou
wen op en ze werken hard mee.
Want van hun vader hebben ze ge
leerd, dat het echt niet erg is om
te werken en dat het er helemaal
niet toe doet welk werk je ver
richt.
JAN DIJKSTRA
JN HET JAAR 1901 ging in Waddinxveen een klein speelgoed-
fabriekje failliet. Op zichzelf was deze gebeurtenis, hoe
tragisch ook voor de eigenaar en zyn werknemers, geen
wereldschokkend feit, maar toch had dit faillissement grote
gevolgen, niet direct, misschien, maar dan toch wel op
langere duur. Want op dat failliete speelgoedfabriekje werkte
een timmerman, Okkerse, die daardoor zonder werk kwam
te staan. Hij besefte echter, dat, ook al had het fabriekje het
niet kunnen bolwerken, er toch altijd nog kinderen waren,
die speelgoed wilden hebben. Daarom begon hij in een klein
schuurtje zelf te zagen, te timmeren, te schaven en te verven.
Hij zette twaalf hobbelpaarden in elkaar. Twee daarvan bond
hij achter op zijn fiets en daarmee reed hij naar de toenmalige
Franse Bazar in Utrecht. Daar verkocht hij in één klap de
hele serie. Grootvader Okkerse fietstb terug naar Waddinx
veen, tevreden over deze transactie. Maar hy besefte op dat
moment niet, dat hij de basis had gelegd voor een grote
speelgoedfabriek, die later, op een anderhalve kilometer af
stand van zijn schuurtje, jaarlijks 40.000 hobbelpaarden zou
gaan vervaardigen.
Misschien is het wel goed ge
weest, dat grootvader Okkerse het
niet heeft beseft, want hij moet
een tevreden man zijn geweest. De
volgende dag keerde hij rustig te
rug naar het schuurtje en zaagde,
timmerde, schaafde en verfde door
tot hij weer twaalf hobbelpaarden
had geproduceerd. Nu besloot hij
het verder op te zoeken. Welis
waar bond hij weer twee hobbel
paarden op zijn fiets, maar nu zet
te hij koers naar het verre Arn
hem, waar een bekende groothan
delaar in speelgoed was gevestigd.
Ook daar had hij succes en weer
verkocht hij de hele serie.
Wat grootvader Okkerse zaagde,
schaafde en timmerde en verfde,
wordt nu op een heel andere ma
nier geproduceerd. En terecht,
want grootvader Okkerse zou er
geen kans toe hebben gezien om
het verlangen van 40.000 kinder
tjes per jaar te bevredigen. Nu
doen enkele machines het werk,
al is het oude handwerk uit de
speelgoedindustrie nog lang niet
verdwenen. Maar het paardekop-
je, dat grootvader Okkerse zo pijn
lijk nauwkeurig moest uitzagen,
wordt nu aan de lopende band ge
fabriceerd. Met een rustige bewe
ging legt een man het ruwe paar
denhoofd in een mal en met een
venijnig schurend geluid geeft de
machine er een keurig afgewerk
te vorm aan, zodat de kinderen
geen splinters dn hun hand kun
nen krijgen.
„Maar het is mijn vader ge
weest, die dit bedrijf groot heeft
gemaakt", zegt de 31-jarige heer
C E. G. Okkerse, een van de twee
kleinzoons van de timmerman uit
1901, die thans de scepter zwaaien
over de grote speelgoedfabriek Ok.
wa te Waddinxveen. „Mijn vader
heeft zijn hele leven lang ontzet
tend hard gewerkt om van het be
drijfje, dat mijn grootvader heeft
gesticht, een fabriek te maken.
Hij was een echte Waddinxvener,
die wist wat hij wilde en die voor
niemand uit de weg ging. Hij heeft
ons heel wat wijze lessen gegeven,
die nu voor ons van onschatbare
waarde zijn".
Stammetje pikken
Een echte waddinxvener.
Het wordt met trots gezegd.
En de echte Waddinxvener is ook
trots op zijn woonplaats. Trots om
de grote groei en bloei van de ge
meente, trots ook, omdat de gro
te en belangrijke houtindustrie,
die er thans is gevestigd, ontstaan
is uit huisnijverheid, een ontwik
keling, die men op zoveel plaatsen
kan zien, maar nergens misschien
met een zo typische achtergrond
als in Waddinxveen. Want is het
op zichzelf niet vreemd, dat juist
uitgerekend in Waddinxveen der
gelijke grote fabrieken staan,
waarvan de produktie is gebaseerd
op hout?
Waddinxveen ligt aan de Gouwe,
vroeger de belangrijkste water
weg tussen Amsterdam en Rotter
dam. Via de Gouwe werd het hout
vaarder vaak, maar ook over de
weg, uit alle delen van Europa.
En het is nu niet meer een enkel
boomstammetje, waar men met
spanning op zit te "wachten, maar
het zijn ladingen van tonnen, die
bijna dagelijks worden afgeleverd.
Voor de meubelindustrie bijvoor
beeld, maar ook voor de speelgoed
fabriek, waar de lintzagen dag in,
dag uit gretig en gierend draaien
om de ruwe planken om te vormen
tot kleine, gladde plankjes, tot
klosjes, tot latjes of tot spijltjes.
En als de zagen hun werk heb
ben gedaan, dan komen de boren,
de freesmachines en wat al niet
meer er aan te pas om van dat
hout, dat eens een statige boom
was in een donker bos een stuk
speelgoed te maken, waarmee een
kind gelukkig is.
„Natuurlijk hebben we veel con
currentie ondervonden van de
kunststoffen," zegt de heer Okker
se. „Maar dat is voor de oorlog
ook gebeurd door de opkomst van
het blikken speelgoed. Toch heeft
hout nog altijd zo veel voordelen,
dat die andere grondstoffen het
houten speelgoed niet van de
markt kunnen vagen. Vergeet
niet, dat de handel in speelgoed
een centenkwestie is. Slechts een
enkeling koopt werkelijk duur
speelgoed, maar wij moeten het
vooral hebben van de man met de
pet, zonder dat ik daar nu iets de
niet alleen met speelgoed zo, maar
met vele andere artikelen. Maar
de Nederlandse speelgoedindustrie
zit er mee, want de totale omzet
van deze hele tak van industrie
is zo gering vergeleken bij andere
bedrijfstakken, dat de regering er
niet aan denkt ons te beschermen.
Bovendien moeten wij ook van on
ze tomaten en onze haring af en
dat is veel belangrijker dan ons
speelgoed."
Het is geen opwekkend beeld,
dat de heer Okkerse overigens
met een gezicht, dat blijft lachen -
oproept. „Maar we kunnen er wel
iets tegen doen", zegt hij dan. „We
kunnen zorgen, dat onze collectie
groter is dan die uit Oost-Europa.
Bovendien kunnen we er voor zor
gen, dat onze service goed blijft.
Daar ontbreekt het in die Oosteu-
ropese landen nog vaak aan en
vele grote inkopers zijn er een
beetje huiverig voor om in juni te
horen, dat een zending, die zij in
maart al hadden moeten hebben,
pas in december zal komen. Als
wij er voor zorgen, dat wij die fou.
ten niet maken, dan redden we
het wel."
Dan is er nog een ander strijd
middel: de mechanisatie, het ma
gische woord van de hedendaagse
industrie „Daar zijn we natuurlijk
altijd mee bezig", zegt de heer Ok
kerse, „maar in de speelgoedindus
trie is dat wel verdraaid moeilijk.
De 31-jarige directeur van de speelgoedfabriek Okwa te Waddinxveen, de heef c- E- O. Okkerse, midden
tussen enkele van zijn produkten, die worden gefabriceerd uit ruwe planken, die de achtergrond van de foto
i. Voor dit plaatje heeft de heer Okkerse zijn oude fiets en de hutkbffer, waarmee hij in l!/57 de
klanten nog afreisde, weer even van stal gehaald.
tussen de beide havens vervoerd,
niet per schip, maar als vlotten,
waarbij de boomstammen aan el
kaar waren vastgebonden. En nu
gebeurde het wel eens, dat er een
boomstammetje los raakte en te
gen de oever aandreef. De Wad-
dinxveners loerden er op, want
van die boomstammetjes maakten
zij thuis gebruiksvoorwerpen.
Goedkopere grondstoffen konden
zij zich niet voorstellen.
De houtvlotten drijven nu de
Gouwe niet meer af, maar het
hout komt er nog steeds. Per kust.
Een kostbaar onderdeel van de speelgoedproduklie. Voor het in elkaar
zetten van de garages heeft men (nog) geen machine. Maar de man prikt
teilloos de nietjes en de spijkertjes op de juiste plaatsdag in, dag uit.
nigrerends mee bedoel. Bij de fa
bricage van plastic speelgoed
speelt vooral het feit dat de mal
len ontzettend duur zijn een gro
te rol. Dat moet in de prijs van
het speelgoed worden ingecalcu
leerd. Het speelgoed zelf mag ech
ter niet duur zijn, want anders
wordt het niet gekocht. En wat
heeft men toen in vele gevallen
gedaan? Men heeft het plastic zo
dun mogelijk gemaakt of men
heeft er te veel krijt doorheen ge
mengd» Dat doet natuurlijk af
breuk aan de kwaliteit. Het speel
goed gaat gauw stuk en de klant
en vooral het kind, dat het heeft
gekregen, is teleurgesteld."
Hout contra plastic
HOUTEN speelgoed heeft ech
ter nog meer voordelen.
„Neem nou eens een autootje van
blik of van plastic, dat aangedre
ven wordt door een vliegwiel,"
zegt de heer Okkerse. „Als dat
vliegwiel stuk is, heeft het autootje
voor het kind nagenoeg geen waar
de meer, want het kan niet meer
rijden zoals het deed, toen hij het
kreeg. Het wordt in een hoek ge
smeten. Niemand kan het meer re.
pareren. Het grote voordeel van
houten speelgoed is, dat vader het
meestal vrij gemakkelijk kan her
stellen. Een hamer en een spij
ker heeft iedereen wel."
Het houten speelgoed heeft de
klap van het plastic doorstaan.
„Groothandelaren, die een paar
jaar geleden bijna geen hout meer
aankeken, komen daar nu op terug
Maar nu is er de tendens, dat ze
in rotten van drie naar Oost-Euro
pa trekken om daar speelgoed in
te kopen. Dat wordt daar gemaakt
tegen prijzen, waar wij niet tegen
kunnen concurreren. En dat ie
De machinefabrieken houden geen
rekening met onze wensen, want
daar is onze totale industrie veel
te klein voor. We moeten eigenlijk
aanleunen tegen de meubelindus
trie en proberen hun machines aan
te passen aan ons werk. Soms lukt
dat vrij aardig, maar soms kost
het jaren en jaren voor we iets ge
vonden hebben."
Unieke machine
IAAT is bijvoorbeeld het geval
lJ met de speelgoedgarages, die
bij Okwa aan de lopende band wor
den gefabriceerd en waarvan de
onderdelen uit alle delen van de
wereld in Waddinxveen bij elkaar
komen. Het hout wordt mechanisch
gezaagd en gedeeltelijk geschaafd,
maar het fijnere schuurwerk moet
nog vaak met de hand gebeuren.
Voor het schilderen kan men een
andere machine gebruiken. Maar
dan komt het in elkaar zetten van
de onderdelen. Er moeten een stuk
of vijf spijkertjes en vijf nietjes
in. Daar heeft men geen machine
Drie mannen zitten naast el
kaar gezet en feilloos worden de
spijkertjes erin getikt. De laatste,
die in het midden van het plankje
moet, waar aan de andere kant
een spijltje zit, is het moeilijkst,
omdat de man het spijltje niet kan
zien. De aarzeling, waarmee het
spijkertje op het hout wordt gezet,
is echter nauwelijks te merken.
Twee tikken met de hamer en het
plankje zit vast.
Ergens anders staat weer een
machine, die het werk doet, dat
vroeger door zes mannen aan zes
draaibanken moest gebeuren. „Die
machine is uniek op de hele we
reld," zegt de heer Okkerse. „Mijn