Urkers malen niet om
1000-jarig bestaan
zij zijn te druk met het heden
PLANOLOGEN ZATEN ER HELEMAAL NAAST
DE HAVENLOODS DONDERDAG 28 OKTOBER 1965
De planologen hadden het wetenschappelijk vastgesteldUrk zou door de droogmaking
van de Zuiderzee geen toekomst meer hebben. Het tachtig hectaren kleine visserseiland was
ten dode opgeschreven.
„De visscherij zal nog wel eenige beteekenis behouden, maar zij zal Urk geen bestaansbasis
meer bieden", zo schreven al lang geleden de wetenschappelijke toekomstkijkers in hun
lijvige rapporten.
Dus Urk moest zich oriënteren.
De vissers zouden er goed aan doen zo snel mogelijk naar ander werk uit te zien. Industrie
zou langs kunstmatige weg moeten worden aangetrokken.
De vissers zouden ook kunnen gaan boeren in de Noordoostpolder.
Of zjj konden gaan werken in de fabrieken van Emmeloord.
Nog beter zou zijn tot emigratie te besluiten, wat de overheid op alle mogelijke manieren
zou moeten bevorderen.
De bevolking zou moeten warden ingekrompen tot iets meer dan tweeduizend zielen.
Natuurlyk moest de jeugd van stonde af aan door goede voorlichting van de visserij worden
afgehouden, want zij zou er geen droog stuk brood meer kunnen verdienen.
En de haven zou zijn huidige functie verliezen. Zij zou nog dienst kunnen doen voor een
enkel plezierjacht en voor de sportvissers die het bezit van het IJsselmeer van de beroeps
vissers zouden overnemen. Zo zagen de planologen het nog anno 1947.
Urk bezit thans de grootste en
de modernste kottervloot van West-
Europa. Als alle schepen thuisva
ren, is er in de haven geen vier
kante meter meer vrij. Er zal nu
zo snel mogelijk een nieuwe ha
ven moeten komen.
De visserij school heeft in sep
tember verleden jaar een nieuw
gebouw betrokken. Zij telt nu
ruim zestig leerlingen. De Urker
jeugd popelt om naar zee te gaan.
Daar zou voor hen niets meer te
verdienen zijn?
Een voorbeeld: de zestienjarige
Jo Hakvoort heeft dit jaar al ruim
tienduizend gulden thuisgebracht.
De Urker bevolking krimpt niet
in. Het tegengestelde is waar: Het
breidt zich in hoog tempo uit. Ver
leden jaar werden er 256 kinderen
geboren. Dit jaar verwacht men
er ruim zeker zoveel. Urk heeft
de grootste bevolkingsaanwas-door
geboorte van Nederland.
Emigreren omdat de visserij
hen geen werk meer zou bieden?
De Urkers werven op het ogenblik
personeel in Scheveningen en
IJmuiden. Bovendien wordt gepro
beerd de vloot voor een deel te
bemannen met boerenzoons uit de
polders. „De vissers moeten gaan
boeren? Laten de boeren maar ko
men vissen", zeggen de Urkers nu.
Niet verwacht
verwacht. Toen op 28 mei 1932 de
Afsluitdijk met veel feestvertoon
werd gedicht, hebben de Urkers
demonstratief gerouwd: op heel
het eiland hingen de vlaggen half
stok. „Ons viswater wordt ons af
genomen", zeiden zij, over de vis
rijke Zuiderzee uitziend naar het
noorden, waar men op dat ogen
blik hun Zuiderzee degradeerde tot
een binnenmeer en hun doorgang
naar de Noordzee versperde.
Een lege haven, misschien met een enkele IJsselmeerkotter nog zo voorspelden de planologen. Maar als de vloot nu thuisvaart, is er
geen vierkante meter meer vrij. Er zal tr-
En industrie aantrekken? „Wij
zullen dat op geen enkele manier
bevorderen", zegt burgemeester
KL Bossenbroek. „Wij leggen ons
allen toe op de visserij. Wij doen
alles om het klimaat daarvoor te
verbeteren. Het klinkt misschien
arrogant, maar het zal de redding
zijn voor de gehele Nederlandse
Dat dus is het wonder van Urk!
Urk kan weer lachen. De Noordzeevloot telt 110 moderne kotters,
het IJsselmeer wordt bevaren met een zeventigtal Urker schepen.
Het dorp is de derde aanvoerhaven van Noordzeevis in Nederland
Toen, nu ruim 25 jaar geleden,
Urk met Friesland werd verbon
den, was de stemming niet zo
droevig. Met de armoede van de
diepste crjsis-jaren nog in het ge
heugen („de meeste gezinnen had
den een jaarinkomen van niet
meer dan achthonderd gulden;
soms was je zeven weken op zee
en dan had je nog geen cent ver
diend") dachten de Urkers aan de
werkmogelijkheden bij de inpolde
ring. Maar zij konden de visserij
niet vergeten. De Volendammers
gingen werken in een nieuw geves
tigde knopenfabriek, op Marken
wordt niet meer gevist, de Huizer-
vissers werden ook industrie-arbei
ders. Maar de Urkers konden niet
bij de lege haringvaten blijven zit
ten. „Zelfs een dijk van dertig ki
lometer lang en negentig meter
breed kan ons niet van zee af
houden", zeiden zij. „Wij hebben
sinds de achttiende eeuw op de
Noordzee gevist, wij zullen het in
de toekomst ook blijven doen!"
Zij hebben woord gehouden. Di
rect na de oorlog begonnen zij vol
daadkracht aan de opbouw van
een nieuwe vloot. Honderd en tien
uiterst modern geoutilleerde Ur
ker Noordzeekotters varen nu elke
zondagnacht uit 110 kotters:
privé-eigendom van de Urkers.
Want Urk is een vissersdorp
zonder reders. Wie het hier aan
durft laat voor zichzelf een nieu
we kotter bouwen die in prijs
kan variëren van twee- tot drie
honderdduizend guldens.
Eigen meester
TTRK toonde hier zijn gemeen-
schapszin. Gezamenlijk gaf
men de opdrachtgever krediet. Wie
van de vissers voor zichzelf wilde
beginnen en de beschikking had
over enkele tienduizenden guldens
beginkapitaal, kon van de toeleve
ringsbedrijven wel een voorschot
krijgen, de werfbaas, de smid, de
schilder, de motorfabrikant, de
oliehandelaar en zelfs de kruide
nier en de bakker wilden wel even
op hun centen wachten. Rente
werd er zelfs niet voor berekend.
„Daar is lef voor nodig", zegt
burgemeester Bossenbroek. „Wie
elders in Nederland durft er als
handwerker een privé-schuld op
zicht te nemen van tweehonderd
duizend gulden of meer? Het
grenst aan waaghalzerij. Maar de
jongens hier staan voor niks. Wat
zij al niet aandurven en wat een
energie hier ligt: het is ongeloof
lijk! Elders vraagt men subsidies
voor een nieuw schip, of men wil
een overheidskrediet van honderd
procent Maar de Urker wil geen
subsidie, juist niet voor zijn kot
ter. Het „eigen meester, niemands
knecht", weegt hier gelukkig nog
zwaar". Waar ligt toch de kracht
van de wonderbaarlijke opbloei
van dit in de Noordoostpolder op
genomen eiland?
„In het systeem van werken",
zegt een der vooraanstaande Ur
kers. „Wij kennen geen reders,
maar ook geen knechten. Ieder
van ons vist mee op „contract van
maatschap". Dat houdt in dat de
netto besomming gelijkelijk onder
de opvarenden wordt verdeeld. Na
aftrek van de vaste kosten krijgt
de schipper-eigenaar vijftig pro
cent, waarvoor hij schip en vis-
materiaal ter beschikking stelt.
De resterende vijftig procent
wordt onder de vissers verdeeld.
Op deze manier heeft iedereen
aan boord direct belang bij een zo
groot mogelijke vangst.'
De uitkomsten vormen daarvan
het bewijs. Het jaarinkomen van
een Urker vissersknecht schom
melt tussen de tien- en veertien
duizend gulden. Een voorbeeld:
voor de opvarenden van de UK 63
was het geen best jaar toen zij
9300 gulden thuisbrachten. 1962
was wat beter: toen had elk be
manningslid een inkomen van
19.000 gulden.
Van zulke bedragen kun je ge
makkelijk wat opzij leggen. De
Urker jongens doen dat nauwge
zet Want op een dag willen zij
ook met een eigen schip de haven
uitvaren. De plaats van de privé-
geldschieters is voor een groot
deel ingenomen door de bankinstel
lingen. Maar liefst vier van hen
zagen er brood in een bijkantoor
in dit kleine dorp te openen. Maar
familiale kredietgevers zijn toch
nog gewild. Een voorbeeld: de 22-
jarige Jurie v. d. Berg voer in
april verleden jaar voor het eerst
met een eigen kotter de Noord
zee op.
Eigen verzekering
VAN nog een instelling hebben
de Urkers veel profijt getrok
ken. Omdat de vissers geen werk
nemers zijn, maar deelnemers,
hoefden zij geen sociale lasten te
betalen. Om toch verzekerd te
zijn, stichtten zij in 1963 de „Urk
Onderlingen tegen Bedrijfsongeval
len" een instelling die haar
werk prima en goedkoop verricht.
„Geen dure gebouwen en geen ho
ge salarissen voor ambtenaren",
zeggen de Urkers. En dat is het
eerste verdiend.
„Toch zijn er mensen die dit
niet kunnen zien. De vakbonden
stellen alles in het werk om deze
regeling ongedaan te maken. Zij
maken zich druk om mensen die
geen lid zijn. Geen Urker wil het
anders dan het nu is. Maar het
schijnt niet te mogen. Het contract
van maatschap is de vakbonden
ook een doorn in het oog. Ook dat
moet ten gronde gaan, omdat in
dit systeem onze kracht ligt".
Een zich steeds uitbreidende
vloot die in prima staat verkeert
is de Urkers nog niet voldoende.
In mei 1962 maakten zij van hun
thuishaven ook een aanvoerhaven.
Tot dan werden de vangsten in de
afslagen van Scheveningen, IJmui-
den, Breskens, Delfzijl en ook wel
van Duinkerken en Oostende ge
markt Maar de IJmuider vislos-
sers eisten een vrije zaterdag. Dat
kwam de Urkers niet van pas.
Want dat zou hun per week een
hele visdag kosten. De Urker na
melijk houdt voor alles de zon
dagsviering in ere. „De Bijbel
aan boord en 's zondags aan de
wal", is het parool. De Urkers
staan er op met het weekeinde
thuis te zijn. Liggen zij zaterdags
met hun schip in Delfzijl, Bres
kens of zelfs in Duinkerken: er
wordt een auto gecharterd en ge
zamenlijk rijdt men naar huis.
Zou men op zaterdag zijn vis
in IJmuiden niet kunnen lossen,
Het werk is gedaan. Tevreden le
rug. Vijf etmalen was hij druk in
is hij alt\
dan zou men vrijdags binnen moe
ten varen en dan zou men donder
dags al met vissen moeten stop
pen. Dat zou economisch onmoge
lijk zijn.
„Dan zetten we onze vis maar
zoveel mogelijk in Harlingen af.
Dat is nog dichter bij huis ook",
zo werd besloten. Maar lang duur
de dat niet. „Want waarom bren
gen wij de vis niet meteen naar
Urk?" bedacht men. „Waar de
aanvoer is, komt ook de handel".
En zij kregen gelijk. Sinds 3»/«
jaar heeft Urk zijn eigen afslag
voor Noordzeevis. In 1962 werd er
(inclusief de IJsselmeer-vangsten)
voor ruim drie miljoen omgezet.
In 1963 bereikte men meer dan
vijf miljoen en verleden jaar
kwam men een stuk over de tien
miljoen. Zestig procent van deze
aanvoer wordt geëxporteerd, naar
België en Duitsland, naar Italië
en Zwitserland en binnenkort mis
schien ook naar Amerika. Twee
maal per week rijden afgeladen
koelwagens naar Frankrijk. De
ene keer naar de hallen van Pa
rijs, de andere maal naar Boulog
ne, de eerste vissershaven van
Frankrijk.
Geen tijd
AL deze activiteiten vragen ex
tra ruimte. Op 1 mei is een
nieuwe, heel ruime visafslag ge
opend. Maar dat is lang niet ge
noeg. Naast de antieke Friese
klok in de burgemeesterskamer
hangt een kaart waarop verdere
it de Urker zijn handen op zijn
\e weer. Maar met het weekeinde
d thuis.
voorzieningen in beeld zijn ge
bracht: een tweede visafslag van
ruim tweehonderd meter lang, 4
insteekhavens, 3 flinke hallen voor
visverwerkende bedrijven en een
aantal boxen waarin vismaterialen
kunnen worden opgeslagen. Het
plan moet zo snel mogelijk wor
den uitgevoerd, want Urk barst nu
bijna uit zijn voegen. Den Haag
bleek tot medewerking bereid. Het
wachten is nu tot het plan in de
begroting wordt opgenomen.
„Zo maken wij van Urk een
tweede Esbjerg, het modern geou
tilleerde vissersbolwerk van De
nemarken. Wij streven er naar
dat 70 tot 75 pet. van de beroeps
bevolking direct of indirect in de
visserij werkzaam zal zijn", aldus
burgemeester Bossenbroek.
In 1966 zal Urk duizend jaar be
staan. Maar het zal niet worden
gevierd. „Er is niemand die er
aan denkt. Zo'n jubileum leeft
hier niet", hoorde ik zeggen.
Verleden jaar werd in het Zui
derzeemuseum in Enkhuizen een
tentoonstelling geopend van het
oude Urk. Maar het gemeentebe
stuur was er niet aanwezig: het
had juist een bespreking over het
nieuwe havenplan.
„Het is wel leuk dat men aan
de andere kant van het IJsselmeer
moeite doet om het oude Urk te
bewaren. Want wij hebben daar
geen tijd voor. Wij zijn veel te
druk met het heden en de toe
komst".
De planologen hebben zich niet
meer op Urk laten zien.
Urk een dorp om in een lijstje te hangen. Hoewel de planologen
de toekomst donker inzagen, werkte het ex-eiland zich in korte
tijd op tot een van de bloeiendste vissersgemeenten van Nederland.