Museum voor Land- en Volkenkunde
J>E HAVENLOODS DONDERDAG 3 FEBRUARI 1966
Blik
op de wereld
voor tien cent
door JAN DONIA
Voorouderbeeld uit het Asmat-
gebied Zuidwest Nieuw-Guinea,)
Schild uit de buurt van Korri-
worri-rivier.
EEN SAGE die bijna overal op Nieuw-Guinea voorkomt is die van de vliegende
vrouwen. De Papoea's hebben hun vrouwen altijd heel slecht behandeld.
De vrouw was en is nog het lastdier van de man. Op een dag hadden de vrouwen
daar genoeg van en klommen in de bome n. Daar leerden zij zich vliegen en vlogen
weg naar de blanken. Daardoor hebben de blanken zulke mooie vrouwen en het is
voor de Papoea's nog steeds behelpen. Bij de Asmat wordt de vrouw varkens
vrouwtje genoemd, omdat de mannen in die streek na de vlucht van hun vrouwen
samengeleefd zouden hebben met varkens. De sociale situatie van de Papoea is de
vaak tragische achtergrond van vele religieuze voorwerpen in de afdeling Oceanië
van het Museum voor Land- en Volkenkunde. Er is een bijzonder verhaal te
vertellen over de godsdienst van deze primitieve mens en wij zullen u dit verhaal
ook niet onthouden omdat het in wezen de waarde van het Rotterdamse Museum
voor Land- en Volkenkunde bepaalt. Wij moeten daarbij in het oog houden wat
de heer C. M. A. Groenevelt, conservator van het Museum, die elf jaar op Nieuw-
Guinea heeft geleefd, zegt: „De godsdienst is hier in feite bloed en tranen".
De tegenstelling tussen de ge
slachten bepaalt het dagelijks en
het geestelijk leven. De mannen
eten en bespreken hun oorlogen.
De vrouwen verrichten alle werk.
Over dat eten vertelt de heer
Groenevelt een typerend verhaal:
„Hun eten ls voor ons vaak vre
ten. Zij eten ongelooflijk veel. Op
een dag schonk ik een varken aan
vier mannen met wie ik onder
handelde over de aankoop van en
kele voorwerpen. Zij presteerden
het om met zijn vieren dat hele
varken op te vreten. Him buiken
en magen zwollen op als balonnen.
Toen vielen ze op de grond en
bleven een paar dagen liggen uit-
hijgen. Zij voelen zich dan heer
lijk."
De vrouwen wonen in vrouwen
huizen, de mannen in mannenhui
zen. De vrouw heeft met de gods
dienst niets te maken. De beide
religieuze aspekten massalai en
tambaran zijn voor haar volko
men taboe. Zelfs in die mate dat
een ceremonieel voorwerp dat
door een vrouw gezien is, zijn
kracht verliest. In het museum
zijn een aantal objekten uit een
tambaranhuis tentoongesteld. Men
kon hen verwerven, omdat het ge
bouw in elkaar gestort was en de
vrouwen toen het interieur hadden
gezien. Dan is er voor de mannen
de lol af.
Men moet dit voor ogen hou
den: er is een aantal verhalen
met een geheimzinnig religieus
karakter. Deze verhalen (mythen
die verwantschap met magie ver
tonen) vormen de geestelijke ach
tergrond van het volk. De denk
wereld van de mythen krijgt ge
stalte in de riten. Aan het heilige
verhaal wordt dus met dansen,
handelingen, gebaren en kreten
een zichtbare vorm gegeven. De
deelnemers aan de riten komen tot
een enorme expressie. Bij de ri
tuele plechtigheden zijn allerlei
ceremoniële voorwerpen nodig.
Ook al omdat de spanning tot een
toppunt wordt opgevoerd, moeten
de voorwerpen in deze spanning
delen. Vaak hebben zij krachtige
vormen. Men zou zelfs kunnen
zeggen: zij moeten persoonlijk
heid bezitten, omdat zij tijdens
de riten een onafhankelijke en be
tekenisvolle rol spelen. Met felle
kleurtegenstellingen tracht de Pa
poea deze bezieling te geven aan
zijn religieuze voorwerpen. Opval
lend is daarbij zowel de artistie
ke als de menselijke bewogen
heid, die soms tot wonderlijke re
sultaten aanleiding geeft.
Koppensnellen
TAE RITEN kan men scheiden
in massalai en tambaran, hoe
wel in de praktijk het één vaak in
het ander overloopt. De massalai
zijn bovennatuurlijke wezens die
leven op gevaarlijke plaatsen in
de natuur, zoals moerassen,
stroomversnellingen en poelen. Zij
worden weergegeven als kroko
dillen, slangen en hagedissen. Deze
massalai, die soms verbonden zijn
met de verwantengroepen: de
clans, hebben de natuur gescha
pen. Zij bewaken het landschap
en de jachtgronden en hebben da
mens zijn kuituur gegeven. De
mythen plaatsen hen in de schep-
pingstijd; het zijn dus voormense
lijke wezens.
Dit klinkt natuurlijk allemaal
heel vreedzaam. Maar ook dit is
massalai: een man heeft ruzie
met zijn vrouw en gaat zich be
klagen in het oude-mannenhuis.
De massalai-maskers (de voor
beelden die het museum hiervan
heeft, zijn de mooiste maskers die
ik ooit zag) worden op stokken ge
zet. De mannen geven zich over
aan een wilde dans, rennen ver
volgens naar het vrouwenhuis en
slaan alles kort en klein, vernie
len de potten, ranselen de vrou
wen af. Vroeger werden die zelfs
soms vermoord. Daarna keren zij
opgewekt naar het mannenhuis te
rug.
Het koppensnellen is in vele ge
vallen ook massalai-ritueel. Dit
koppensnellen gebeurt nog steeds,
hoewel niet meer op zo grote
schaal als vroeger. Als de zende
ling in een dorp in de Midden-
Sepik het beeld van een zee
arend die een dode man weg
draagt ziet op de zadeldaken
van de mannenhuizen, hoeft hij
daar niet naar binnen te gaan.
Dat is het teken van de ergste
koppensnellerij. De gesnelde kop
pen werden in het mannenhuis
op grote sagobladeren gezet. De
mannen dansten daarbij met fak
kels in de hand. Zo tracht men
kracht te maken. Dat moorden ge
beurde vaak op de meest gemene
manier. De man had slechts om
gang met de vrouw voor de voort
planting van de soort. Daartoe
zonderden zij zich beiden af in
de sagobossen. Al er toevallig
mensen van een ander dorp pas
seerden, kregen die de kans van
hum leven en snelden de koppen
van het echtpaar. Op deze wij
ze hebben heel wat Papoea's het
tijdelijke voor het eeuwige verwis
seld.
Het tweede aspect van het
godsdienstig leven is de tambaran.
Dit zijn de vooroudergeesten. De
afbeeldingen van deze geesten, de
ceremoniële voorwerpen en de
plaats waar ze bewaard worden
zijn eveneens tambaran. De tam
baran krijgt gestalte im geluiden.
Hij wordt nooit gezien. Tijdens in
wijdingsplechtigheden waarbij de
jonge mannen de heilige voorwer
pen voor het eerst zien, wordt ge
speeld op heilige fluiten, water- en
spleettrommen. Zo zijn de voor
ouders bij de stam aanwezig. Zij
manifesteren zich in geluid. De
aandacht wordt niet meer afge
leid door lichamelijk aanwezig
zijn. Zo staan de voorouders op
bovennatuurlijke wijze de hunnen
bij. Angst is een belangrijke basis
van dit complex. Men is hier im
mers nooit zijn leven zeker en
een beetje hulp van boven kan
echt geen kwaad.
Monumentaal
rpOCH is de situatie aan het
veranderen. Dit komt vooral
door de vrouwen die hun ellendig
leven beu zijn. Een voorbeeld: in
Komor, een dorp in de Asmat,
was men bezig een geesiten-
prauw te maken voor de inwij
dingsplechtigheden. (Het museum
bezit twee prachtige geestenprau
wen, die een duidelijk bewijs vor
men van het sterk ontwikkelde ge
voel voor verhoudingen bij deze
stammen). Toen kregen plotseling
twee jongetjes tyfus. De vrou
wen begonnen te gillen en dwon
gen de mannen de missionaris te
„Wij zijn een venster op de we
reld", zegt conservator Wassink.
Een venster dat ons de maat
schappij van de eskimo toont en
de Maija-kultuur.de verfijning van
het Japanse teken en de wijsheid
van China. Maar ook een venster
dat ons de ellende van de oorlog
laat zien. Oorlog niet door het to
nen van schilden en speren, zelfs
niet door het exposeren van scal
pen. Maar door het beeld van de
angst. Angst die slechts bestre
den kon worden door zich voortdu
rend sterker te maken. Het accent
van de bedreiging ligt kwantitatief
anders op dit ogenblik: niet man
tegen man, niet tegen clan tegen
clan, maar massa tegen massa. Er
is geen wezenlijk verschil Wel
licht zijn wij slechts de primitie
ve mens van vandaag die glim-
roepen en het maken van de gees
tenprauw te staken.
De voorwerpen die in het Mu
seum voor Land- en Volkenkunde
tentoongesteld worden, bestaan
slechts bij gratie van deze religi
euze aspekten. Toch zijn zij ook
zonder dat men de achtergronden
van de primitieve samenleving
van de Papoea's kent ten zeerste
de moeite waard.
Terwijl in Nederland een voort
durend twistgesprek plaats heeft
over een verantwoord samengaan
van architectuur en beeldende
kunst, geven mensen die nog in
He primitiefste stadia van het ie-
Deze paal staat achter een mannenhuis bij de Yellow River (Australisch Nieuw-Guinea).
Hij fungeert als beschermgeest. Let vooral op symmetrie.
Oceanië is het glansstuk van
het museum. Men bezit een unie
ke kollektie die bijna geheel door
de heer Groenevelt verzameld is.
Daardoor heeft elk voorwerp zijn
kulturele en sociale historie ook
nog een soort aankoopverhaal.
Men bezit bijvoorbeeld een vrou
wenboot. De vrouwen gingen na
melijk vissen. De ouden zaten
voor- en achterin en jongeren in
het midden.
Foto van het Museum voor Land- en Volkenkunde van een 30 jaar
geleden, maar 't had ook gisteren geweest kunAen zijn. Een van
de weinige stukjes Rotterdam dat niet veranderde.
ven verkeren, ons op indrukwek
kende wijze te kennen hoe het
moet. De monumentale kunst is
bij de Papoea's tot een grote
hoogte gestegen en juist hierom:
monumentale kunst heeft slechts
zin, indien er een dringende be
hoefte is aan iets expressiefs. Bij
de volksstammen in Oceanië is de
ze behoefte vanuit hun aard en hun
godsdienst zeer groot.
Ik moest onderhandelen met de
oude mam diie hem in 1925 had
gesneden. Tenslotte kwamen wij
een bedrag van 100 rijksdaalders
overeen. Nu tellen zij niet verder
dan tot tien. Dus ik moest het
allemaal in tien porties neertellen.
Ten slotte zat de oude wezenloos
naar al dat geld dat hij in zijn
hoed had gedaan, te kijken. Toen
ik het erf afliep, zag ik de hele
familie op die hoed afspringen. Ik
denk niet dat de oude veel heeft
overgehouden."
Vader van de stam
Groenevelt heeft in de elf
jaren die hij in Nieuw-Guinea
verbleef enorm veel bijeenge
bracht. Daarom zegt conservator
Wassink: „Dit gebouw aan de Wil
lemskade is in feite veel te klein.
Wij kunnen ternauwernood tien
procent van onze collectie expo
seren. Er staan zeer waardevolle
stukken in het depot. Dat is eigen
lijk krankzinnig."
Die stukken zijn vaak op een
aeel bijzondere manier verwor
ven. Niet zelden heeft Groenevelt
zich met gevaar voor eigen leven
in volkomen onbekende of zeer on
gure streken begeven. „Een prach
tig verhaal is dat van missionaris
Paul van Kessel. De missie heeft
namelijk veel goeds gedaan in
Nieuw-Guinea. Ik ben zelf protes
tant maar voor de missie neem
in mijn pet af. De bisschop stuur
de Van Kessel naar het dorp Atsj
in de Asmat om een einde te
maken aan de koppensnellerij die
daar meer dan gruwelijk was. Ik
had een motorboot gehuurd en
vergezelde hem. Toen wij aan
kwamen stond het hele dorp te
dansen op de steiger. De pater
sprong aan land en greep de eer
ste de beste bij zijn koppensnel-
lersinsigne waaruit bleek dat
hij tien koppen gesneld had en
riep in het Nederlands: „Nu moet
het uit zijn." De papoea begreep
hem natuurlijk niet, maar ik zag
hem grijs worden van angst. Van
Kessel is daar maanden gebleven.
Op een gegeven moment werd hij
ziek en vreesde blind te zullen
worden. Maar de mensen wilden
hem niet laten gaan, omdat hij
nu hun vader was. Hij heeft hen
toen moeten dwingen hem te laten
gaan.
Toen hij na een operatie in Me-
rauke terugkeerde in Atsj ik
vergezelde hem weer leek het
hele dorp volkomen verlaten. Van
Kessel riep toen de krijgskreet
van de clan waarin hij was opge
nomen. Daarna gebeurde er iets
wat ik nog nooit had meegemaakt.
Met honderden en honderden kwa
men zij tevoorschijn, grepen ons
beet, omarmden ons, het was
waanzinnig. Zijn vader en moeder
(van de clan) werden de boot in
gedragen en zijn broer die de
grootste koppensneller van de hele
omgeving was huilde van geluk."
Het voorstellingsvermogen van
de papoea is beurtelings kinderlijk
en grandioos. Een voorbeeld: ,,Ik
had een kanaka-bediende die
christen was geworden. Hij had
dus het verhaal van Eva en de
slang gehoord. Op een dag bracht
ik een vrouwenbeeld uit de Boven-
Sepik mee. De vrouwefiguur had
twee slangen om de nek. Hij rea
geerde onmiddellijk: „Eva". Ik
zei: „Neen, joh, dat kan toch niet.
Deze vrouw heeft twee slangen.
Eva had er maar één". Hij lach
te: „Deze slang is de slang en
deze slang is de schaduw."
Beeld van de angst
een top. Wij hebben nu vooral
aandacht geschonken aan de col
lectie Oceanië, omdat die door zijn
zuivere documentatie representa
tief is voor de wijze waarop de
mensen van het museum hun taak
opvatten. Maar wij zouden met
evenveel recht de collectie Indone
sië, de Afrikaanse plastieken of de
prehistorische voorwerpen uit de
westelijke Sahara kunnen kiezen.
De toegangsprijs van het museum
is waanzinnig laag: tien cent. Dus
daar kunt u het niet voor laten.
Het gemeentebestuur van Rot
terdam besloot in 1883 het Mu
seum voor Land- en Volkenkunde
op te richten. Dr. E. van Rijke-
vorssel's verzameling en de collec
tie van het Nederlands Zendings
Genootschap vormden de basis.
Tot 1940 werd de gehele verza
meling tentoongesteld. Dat is
zoals geschetst nu niet meer
mogelijk. Anders zou men wonder
lijke dingen kunnen ontdekken.
Men zou bijvoorbeeld konstateren
in hoe sterke mate de Chinese
handelsactiviteit Aziatische kuitu
ren heeft beïnvloed. Want tot aan
het Nieuw-Guinese Sentanimeer lo
pen vrouwen met buikbanden, ver.
vaardigd van Chinese kralen. Die
zelfde kralen treft men ook bij
de Dajakkers aan.
Doorkijkje in een dorp op de Trobiant-eilanden Australisch Nieuw-Guinea)
lacht om de primitieve mens van
gisteren."