De waan van het niets De Grote Vragen (XXVIII): NOG EENMAAL HEINTJE DAVIDS IN VOLLE GLORIE GEBR. VAN ESVELD KOOPMANS PANNEKOEK MEEL speciaal DE HAVENLOODS DONDERDAG 22 FEBRUARI 1968 19 Onuitroeibaar is het verlangen naar een wereld, wij ons baden in het licht van de warmte van Gods tegen woordigheid, waarin wij volkomen en onbedreigd geborgen zijn. De letterkunde van alle tijden is vervuld van heimwee naar een verloren paradijs, een wereld van liefde, vrede en gerechtigheid, vrij van angst en ziekte, vrij van ellende en dood. Maar is het mensenleven niet als een snel ge rookte sigaret en zijn de doden niet als de achteloos uit gedrukte peuken in de asbak van een onverschillig lot? Het besef dat de mens niet anders is dan een vluchtig ver maak der goden was in de oudheid zeer levend. In de oude goden geloven we niet meer; het moderne existentia lisme belijdt de volstrekte zinloosheid van ons bestaan. Altijd zolang het geloof in een Goddelijke zingeving nog vanzelfsprekend was restte de mens in zijn ongeluk nog de troost van een beter bestaan aan de „overzijde" van dit bestaan. Eerst in de laatste eeuwen groeide het besef, dat een onmondige mensheid altijd in de illusie van zongeving heeft geleefd en ook niet anders durfde. In het existentialisme gaapt achter het mensenleven een afgrondelijke leegte. Zo diep is deze wan-hoop bij velen ingevreten, dat zij zelfs geen gelukservaring meer kunnen verdragen. Zo groot is de nood, dat het geluk niet meer gekend of herkend wordt en zelfs iets is om bang voor te zijn! Als er soms iets is wat „geluk" betehenen kan, wordt het weggedaan of bedorven, uit vrees het toch weer te moeten verliezen. He ongeloof in een zin achter het leven, maakt bij deze mensen elke gelukservaring bij voorbaat onmogelijk. „God is dood" is de uitdagende kreet van sommige theologen en de existentialist onderschrijft dit volmondig, ofschoon hij er een absoluter betekenis aan toekent. Het goede leven is een onverdragelijk bestaan geworden, waar je nu eenmaal „doorheen" moet, nu paradijs en „hier namaals" illusies zijn gebleken. In tegenstelling tot het echte atheïsme is het existentialisme nooit verzoend met het veronderstelde niet-bestaan van God. Het existentia lisme lijdt aan de dood van God. De existentialist is ontzet over de leegte en de zinloosheid. Hij kan de aarde en de mens niet meer zien als gegevens waarmee nog wat bereikt kan worden. Zelfs de uitbraak naar de sterren zou hem niet kunnen troosten, want overèl in de wereldruimte heer sen zinloosheid, eindigheid en absurditeit. De aarde met alles wat daar ooit op leefde, liefhad, streed en haatte, is als een spetter in een fluim. Eens zo denkt menigeen zal deze aarde zo dood zijn als de maan, als het reusachtige graf van alle mensenge slachten en beschavingen, door de ijskoude wereldruimte voortzweven alsof de mensheid nooit geleefd had. Het zal zijn aldus deze visie alsof de mens nooit verschenen is als een gebombardeerde schouwburg en een lang verlaten toneel, waarvan men zich niet kan voorstellen dat er ooit kreten klonken, gepraat, gelachen en gehuild werd. Het maakt dan niet het minste verschil of de mens van de aap afstamt of misschien mislukte goden waren, of zij in een God geloofden of niet, of zij goed waren of slecht. De Matthaus Passion en de Negende Symfonie klonken voor niets; dat er een Jezus van Nazareth heeft geleefd of een Boeddha, een Augustinus en een Ghandi, een Leonardo da Vinei en een Vincent van Gogh, een Homerus en een Shakespeare, is voor hen niet van het minste belang, want alles verdwijnt ten slotte in de eeuwige stilte van een uit gestorven planeet, die op zijn beurt in atomen zal uiteen vallen. Een miljoen jaar leven op aarde is niets dan de ver moeide zucht van een oude man; onze vijfduizend jaar beschreven geschiedenis zijn een oogwenk. De hemel is onder de aanvallen van wetenschap en techniek als een spiegel van religieuze verbeelding in scherven gevallen. Telescopen en raketten hebben de godenspiegel doorboord en door de gaten staren wij in het Niets. De „goede God" is zelfs op de verste sterren niet te vinden; wij zijn alleen in een ijskoud en ledig heelal. De wetenschap kan uit deze situatie niet verlossen. Zij was het immers die de grondeloze leegte van het heelal ontdekte en de zinloze toevalligheid van het leven op deze planeet vaststelde. De mens werd een onbeduidend „mo ment" in de ontwikkeling van het universum. Naast deze ondermijning en vernietiging van de traditionele zijnsgron- den zien wij een toenemende uitholling van de menselijke persoonlijkheid. De technologische ontwikkeling maakt een ongelofelijke automatisering en perfectionering mogelijk. Verzakelijking en ordening leiden tot een bestaanspatroon waarin levende mensen min of meer tot. „dingen" dreigen te worden, gedirigeerd door zielloze computers. Het aan gehangen wereldbeeld is er in deze kringen een van bere kende wetmatigheid en statistische waarschijnlijkheid. De techniek stort Wel haar schatten over ons uit, maar bedreigd ons tevens met een moordend levenstempo, massa-vernietiging, stralingsziekten, robotisering en ver stikking van de persoonlijke vrijheid. De curve van hart en vaatziekten loopt angstwekkend hoog op en in de gebie den waarin de techniek zijn grootste ontplooiing vindt zijn de inrichtingen voor geestes- én zenuwzieken het meest bezet. Al deze toegepaste wetenschap, alle planning en sociale zekerheid kan geen zingeving en geborgenheid verschaffen. De kerk blijft mensen afstoten en in mindere mate aan trekken, maar zij geeft te veel stenen voor brood en is te veel met valse pasmunt bezig dan dat zij de grote massa der ontkerstenden aan zich binden kan. De kerk kan in haar tegenwoordige gedaante existentia listen en nihilisten niet aanspreken, want in haar toelaten van stelselmatige ondermijning van de waarheid en de werkelijkheid der in de bijbel gegeven Godsopenbaring maakt zij de onzekerheid slechts groter. De hedendaagse natuurfilosofie kan niet veel anders doen dan haastig de nieuwste ontdekkingen noteren, maar komt door de snelle opeenvolging van ontdekkingen en denk beelden niet eens aan het geraamte van een nieuw wereld beeld toe. Wij leven in een Babel, waarin de verwarring der ge zichtspunten met de dag toeneemt. Oók in de kerken, een bijzonder vruchtbaar klimaat voor alle vormen van nihilis tisch existentialisme. Voor de existentialist is het duidelijk: de op de evolutionis tische tijdschaal nog zo „jeugdige" mens is reeds vermoeid van zijn mens-zijn. Het besef van de eindigheid van alle dingen belet hem nog een nieuwe zin en een doel te vinden. Hoe negatief dit levensdoel ook is, het existentialisme stelt een veel zuiverder diagnose dan ieder op de vooruitgangs- waan gericht idealisme, dat de kwaliteit van het leven nog zoekt in de kwantiteit van de voze zeepbel der „vooruit gang" zónder God. Ook is dit existentialisme verre supe rieur aan het optimale realisme dat genoegen neemt met de wereld zoals deze is en gokt op een hogere zingeving zonder zich hierover verder druk te maken. Maar alle begrip kan niet wegnemen dat ook het existentialisme een verderfelijke leegte is, een afgrond waarin de demonen vrij spel hebben. Het existentialisme blijft in de vaststel ling van het eindige, het zinloze en het absurde steken. Het zit verslagen op de scherven van het kapotgeslagen we reldbeeld met zijn fictieve zekerheden en het ontaardt niet zelden in een perverse zelfkwelling. Het staart zich blind op de verbrijzelde godsbeelden en houdt geen andere wer kelijkheid over als het eigen vogelvrije bestaan. Zo drijft het gemakkelijk af naar het nihilisme, een leegte waarin geen geluiden van „buiten" meer doordringen, een stolp van verschrikkelijke eenzaamheid. Dit existentialisme, dat thans als een ijzige wmd over de wereld strijkt, brengt ons in aanraking met de grootste beeldenstorm van alle tijden. Vrijwel alle vroeger geldende voorstellingen zijn in gru zelementen geslagen. Maar de existentialist heeft zich in de fatale waan begeven dat de scherven van de valse beel den de enige werkelijkheid zijn. Hij denkt dat met de oude vormen ook de wezenlijke Inhoud verdwenen is, dat met het verbrijzelen der valse godsbeelden ook God dood is. Is het existentialisme op zichzelf door zijn genadeloos en consequent afbreken van godsbeelden en wereldbeelden veel waardevoller dan het asthéïstische en religieuze idea lisme dat de v a 1 s e beelden handhaaft of naloopt, het schept een nieuwe afgod in het absoluut maken van zinloosheid en absurditeit. De oorzaak hiervan is de onbekendheid van de g e- openbaarde ZIN van alle bestaan. In dit niet zien en h o r e n van de levende God in deze on r gehoor - zaam- heid trekt het exustentiame één lijn met idealisme „bui ten" God en het optimaal realisme dat zijn eigen belangen- afgodjes schept. De wan-hoop van het existentialisme is verre te verkie zen boven de valse hoop van de atheïstische idealisten. Maar in het blijven steken in deze wanhoop; in het niet zelden willen blijven steken in de leegte (als vrijbrief voor onverantwoordelijkheid en losbandigheid) is het existen tialisme even schuldig en afgodisch als het atheïstisch idealisme. Natuurlijk heeft ook het existentialisme zijn argumenten en ressentimenten tegen de geopenbaarde God van Jodendom en Christendom, maar al deze gevoelens en redeneringen zijn in het niet erkennen van de eigen schuld èn in de valse beelden die in de loop der tijden van de geopenbaarde God gemaakt zijn. Als de mens zich werkelijk openstelt voor de geopen baarde waarheid van God uit, doorziet hij tevens dat de menselijke misvormingen van deze geopenbaarde waarheid niet maatgevend zijn voor een oordeel over de waarheid. Vanzelfsprekend konden de voorstellingen van een normloze liefde en almacht van God geen stand hou den in een wereld die krepeert in haat en ellende. Ook de „godsbewijzen" van ingenieuze theologen kunnen God niet meer „redden", want men is er zich zeer wel van bewust dat de „vondsten" om God te rechtvaardigen verstande lijke constructies vanuit een persoonlijk geloof zijn. Ook de theologie heeft immers menigmaal God naar een „gewenst" model gemaakt. Het „zó zijn" van de geopen baarde God wordt dikwijls niet gezien of verhuld. Dit alles spruit voort uit ongehoorzaamheid en dat in zijn meest wezenlijke betekenis. Ge-hoor-zaam zijn is immers de z ij n s w ij z e van het horen naar wat God over zichzelf en zijn voornemen uit spreekt door zijn „monden", de profeten. Dit „spreken" van God bestaat niet alleen uit het profeteren, maar ook uit het doen. Dit spreken en doen gebeurt echter niet overeenkomstig ónze inzichten en niet als wij „op de knop drukken". God spreekt en handelt overeenkomstig zijn wil. Wie de geopenbaarde God kent en wie het bestek van de heilsgeschiedenis kent dat hij ons in de bijbel getoond heeft, wéét dat de dingen zó en niet anders kunnen gaan. Hij weet bijvoorbeeld dat de liefde van God wederliefde vordert, waartoe hij de mens desnoods in de weg van het lijden brengt. Hij weet, dat de almacht van God de mens zijn vrijheid niet ontneemt en dat Gods almacht „onmach tig" is waar de menselijke vrijheid de reddende hand af slaat. Hij weet ook dat de mens een „mens in aanleg" is, dat in zijn onmacht en eindigheid naar God grijpen móet om het beeldschap waar te maken en tot volkomen mens te kunnen worden. Hij weet dat het kwaad in de wereld in vrijheid door bovenmenselijke, luciferische machten in de mens is verwekt en ontwikkeld, maar dit kwaad de mens tevens „selecteert" tot God-geëigende mensen en „mensen buiten God". De kenner van Gods geopenbaarde Woord weet ten slotte ook dat ieder mens door en door schuldig is, niet in de moralistische zin, maar in het niet beantwoorden aan het „zo zijn" van de Volkomen Mens die God is. In dit niet erkennen van schuld wordt het onverloste leven ten on rechte ervaren als „noodlot" en „toevallig in deze ellen dige wereld geworpen zijn". De mens is de kroon en het centrum van de schepping en in zijn val is de gehele aan hem in principe onderworpen schepping meegesleurd, tot dat de breuk hersteld zal worden en God de schepping zal Waar de zondeval het doel missen van de mens en daarmee verband houdende gebrokenheid in het bestaan niet verdisconteerd wordt in de nood van deze wereld, ontstaat een onware tegenstelling tot een „liefdevol, al machtig God" en een in vele opzichten onleefbare wereld. Dan kan men zelfs in het geheel niet oordelen over de zin van het zijn. Op alle gebieden van kennis wordt terecht gevorderd dat men eerst kennis neemt van een object voordat men er een oordeel over uitspreekt. Alleen over de Godsopenba ring van de bijbel kan men blijkbaar allerlei meningen en oordelen ten beste geven, zonder dat men er iets van weet. Overal en altijd is inzicht in een plan gefundeerd in ken nisneming vah dat plan. Een detail of een aspect kan wel belangrijk zijn, maar kan het niet juist beoordelen als het niet gevoegd wordt in de gehele structuur. In het existentialisme en trouwens in het ongeloof in zijn algemeenheid speelt vooral een totale onkunde inzake het Godsplan een grote rol. Een „almachtig God" en „Gods liefde" zijn uit hun verbanden wezenskenmerken gerukte aspecten van de openbaring, menselijke begrippen die ten onrechte als tegenstellingen worden gezien. Wie echter God uit de openbaring leert kennen zoals hij is en wie kennis neemt van het heilsplan zoals het is, ontkènt de tegenstel lingen niet, maar dan weet hij dat zij liggen in het grens gebied tussen Gods genormeerde almacht en de menselijke vrijheid. Tussen Gods genormeerde lief de en de menselijke on-liefde. Dan heeft hij evenwel ook de zekerheid, dat het plan waarin deze tegenstellingen op zichzelf een functie hebben, een afsluiting heeft waarin de potentiële mens zoals wij die kennen tot volkomen mens wordt en de niet-mens tot niets. Niet minder belangrijk is het zich blindstaren op kerk en christendom in het atheïsme van het existentialisme. Hier worden Bouwmeester en Plan beoordeeld naar een eigenwillige uitvoering van een deel van het Plan. Waar de christenheid zelf het Koninkrijk Gods op aarde heeft willen stichten is het natuurlijk een grote mislukking ge worden. Wie iets van de openbaring weet, dat de christen heid wél de bouwstenen voor het Godsrijk mag aandragen, maar hij weet tevens dat het Koninkrijk Gods eerst open baar wordt als „de parel in de oester volgroeid is". De uiterlijke kerk is niet zelden als een lelijke oester die de schitterende parel bevat. De lelijkheid van de oester moet niet tot afkerigheid leiden; integendeel behoort men te we ten dat de oester voorwaarde is om de parel te vormen. Ook waar de christenheid het bouwplan van.de Architect heeft miskend en afzichtelijke bouwwerken naar eigen inzicht en maat heeft opgetrokken, kan de eigenlijke Archi tect niet op deze gronden worden afgewezen. Ook kan men het bouwplan van de Architect, waar het wél wordt uit gevoerd, niet beoordelen in zijn onvoltooide staat. Men moet eerst het Plan kennen om door de warwinkel van steigers, modder, steenhopen en gruis heen te kunnen zien naar het gebouw dat eenmaal uit deze chaos zal verrijzen. Het nihilistisch existentialisme wijst God af omdat er geen God naar onze menselijke maat bestaat. Laat de Vol komen Mens die God is maatgevend worden en wij zullen verstaan waarom de dingen zijn zoals ze zijn. H. VERWEIJ til CARAVAN- en TENTENSHOW NERGENS ZO VOORDELIG! Enorme keus - Grootste speciaalzaak PASCALWEG 115 - LOMBARDIJEN Dag. 9—6 - WO.- en vrij .-avond 7—9. Telefoon 195540 - 325841, 's avonds 197052. Henriëtte Heintje Davids, tachtig jaar. Gevierd vedette van de Nederlandse kleinkunst, „her ontdekt" in de vijftiger jaren en sindsdien niet meer van het toneel te slaan. Ze zegt nu voor het laatst afscheid te nemen. Op 25 februari in het Concertgebouw van Amster dam, op 3 maart in de Doelen in onze stad, in Rotterdam. In Rotter dam waar ze geboren is. En geto- nil... beduidend goedkoper In onze Parfumerie afdeling ver kochten wij in het afgelopen seizoen deze schotslinnen schoe- nenzakken bij honderden voor precies 5.75. Deze prachtige solide sehoe- nenzakken, van schots-geruit linnen, met zware transparant voorzakken, waar de grootste herenschoen in past... met ruimte voor 6 paar schoenen, koopt U nu voor nog géén driegulden. Vrijdag en zaterdag verkopen wij deze ideale schoenenzakken voor 6 paar schoenen, geheel contrasterend afgepaspelt en met stevige JÊk/ló ophanghaak^ TËtjD Ciin til. of schrift, bi gen. Ze zegt: ,Jk ben van een bloedarme familie. Maar dood- fatsoenlijk, ik heb het niet van ze." Ze is ad rem als een tiener. Dat heeft Mies Bouwman ondervonden, die haar voor het stoel-gesprek uit nodigde. Dat ondervond mevrouw Thomassen, die als echtgenote van Rotterdams eerste burger haar kwain gelukwensen in een radio-programma. Dat ondervonden al die gasten op haar afscheidsreceptie, die werden verrast op een bruisend afscheids lied. Dat ondervond platenhandelaar Dankers, die in zijn zaak aan de Coolsingel verleden week zaterdag Heintje Davids uitnodigde. Ze schud de er handen en signeerde er haar platen (Mijn allerlaatste plaat Delta- DKS 1004) voortdurend onder haar eigen stemgeluid dat uit de luidspre kers klonk. „Weet je dat ik gewoon kots ben van m'n eigen plaat, Dankers?". Op die plaat overigens de beste Da- vids-nummers. Zoals: „Dat heeft Heintje weer gedaan", „Omdat ik zo veel van je hou", een potpourri van liedjes van grote broer Louis en na tuurlijk „Draaien, altijd maar draai en"; een document van historische betekenis. Een van de mooiste misschien wel het mooiste cadeau haar bij haar afscheid aangeboden, kreeg ze in Rotterdam. Van Dankers. De pla tenhandelaar bracht eertijds een plaat uit, waarvan de opbrengst be stemd was voor de aanleg van een Louis Davidspark in Israël. Het park is er. Dankers kreeg een schoonheid van een oorkonde, die hij nu aan Henriëtte Davids overhandigde, „om dat die nergens anders thuis hoort dan in het huis van de laatste Da vids". Later kwam Dankers met een vol gende verrassing op de proppen. Hein tje Davids heeft namelijk zoveel geld gekregen, dat er best een lange reis naar Israël „altijd al een wens" van af kan. Ze ziet er erg tegen op alleen te gaan. Dankers zei: „Je kan geen betere reisgenote meene men dan mijn vrouw" En zo kwam dat ook voor elkaar. Spontaan, zonder overleg. Mevrouw Dankers was er beduusd van. Hein ook. Beduusder nog dan van de reacties op haar gesprek met Mies Bouwman: 500 brieven. Elke avond „Ik heb een schat van een brief ge kregen van een pastoor ik laat me nog bekeren ook. Hij schreef, dat ik zoveel mensen had bedankt, die me de hebben bijgedragen aan mijn suc ces, maar dat ik God had vergeten te bedanken voor mijn hoge leeftijd, voor mijn gezondheid. Ik heb hem op gebeld en hem gezegd: weest u er van overtuigd dat ik God elke avond dank voor ik naar bed ga. Ik vond dat die man gelijk had". Het heeft er direct na de oorlog niet naar uitgezien dat Heintje Da vids op de Nederlandse planken te rug zou keren. Ze had 101 familiele- Ja pannekoeken! Goed idee! Door de speciale combinatie van tarwebloem en boekweit bloem maakt u hiermee heer lijke goudgele pannekoeken. Echte smulpannekoeken Koopmans Pannekoekmeel Speciaal speciaal voor Pannekoeken RECEPT Nieuwe aanwinsten van Centrale Discotheek De Centrale de volgende ni C 1001 J.S. Bach, Kantate „Jesu, der du mei- ne Seele" (BWV 78) Ursula Buckel, sopraan, Hertha Töpper, alt, John van Resteren, te nor, Kieth Engen, bas. C 999 Mozart: Strijkkwartet In G (KV 387) Strijkkwartet In A (KV 464) Amadeus ltwar- C 995 Chopln: Sonate no 3 in b op. 58, Polo naise no 7 In As op 61, Polonaise no 6 In As op. 53, Mazurkas: no 1 In a op. 59, Modera to, no. 2 In As op. 59, Allegretto, no 3 In fis op. 59, Vivace. Martha Argerlch-piano. C 998 Schumann: Strijkkwartet in A op. 41 no. 3, Planokwintet in Es, op 44, Chr. Es- schenbach, plano en Drolc Kwartet. C 992 Reger: Kwintet voor klarinet, 2 vio len, altviool en cello. Heinrich Geuser-kla- rinet en Heutling Kwartet. C 987 Britten: „Les Illuminations" voor te nor en strijkorkest op 18. Variaties op een thema van Frank Bridge voor strijkorkest op. 10. Peter Pears, tenor en The English Camber Orchestra o.l.v. Benjamin Britten. F 3569 Joan Sutherland zingt bekende operet- J 340 Jerry Roll Morton- piano. S 3793 Willem Talsma speelt op het orgel van de Bonifaciuskerk. Medemblik, werken van J. S. Bach, Tallis, Byrd en Furcell. V 1755 The rural blues. nu... beduidend goedkoper Een- en twee-persoons divan ledikanten, met versterkt spi raal, waardoor de ligging bij zonder comfortabel is, en een goede nachtrust gewaarborgd wordt... Divanledikanten, die zich makkelijk laten verplaatsen en opmaken, in solide slee-uitvoe ring van grijs gemoffelde buis. Op onze beddenafdeling verko pen wij deze divanbedden, een tientje goedkoper dan nor maal. FABRIKANT den verloren in de oorlog („behalve Louis, die is gelukkig net voor de oorlog gestorven"), ze leefde van een klein pensioentje. Ze zegt: „Ik was straat stervend arm. Tom Manders heeft me uit de misère gehaald. Hij zei: je komt bij mij zingen in Saint Germain des Prés. Maar ik durfde niet. De eerste avond ben ik naar huis gegaan zon der te zijn opgetreden. Ik kon het niet. Maar Tom heeft me er door ge sleept. Hij is een geweldig man. Ik hoop dat hij hier schatrijk wordt. Hij verdient het". Manders heeft ook tegen haar ge zegd, op de receptie: ik begrijp niet dat je in Amsterdam blijft. Maar ze woont er 45 jaar. Ze zegt: In Am sterdam heb ik als Rotterdamse al les gekregen wat niet kan. De gou den plak van de gemeente, het ere burgerschap en een pensioentje". Als je dat zo hoort vraag je je af: wat doet Rotterdam? Enfin, er is een kans iets terug te doen op 3 maart in De Doelen. OVERTREKT NU BANKSTEL r bijzonder lage prijs! Vraag vrijblijvend huisbezoek Tel. 25 31 11, Rotterdam b.g.g. tel. 28 34 63 REDUGTIEB0N AFSCHEID HEINTJE DAVIDS Deze bon geeft recht op een reductie van 1,50 per plaats op de rangen 8,50, 10 en 13,50 voor de afscheidsvoorstelling van Heintje Davids op zondag 3 maart 1968 in de grote zaal van De Doelen. Kaarten uitsluitend verkrijgbaar aan de kassa van De Doelen vanaf zaterdag 24 februari 10 uur. Deze bon is geldig voor ten hoogste vier plaatsen. 80x190 cm Vrijdag en zaterdag verkopen wij deze een- en twee-persoons ledikanten, in grijs gemoffeld slee-model, met versterkt spi raal, voor prijzen die voor zich zelf spreken. Gtin Ut. of schrift, t

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Havenloods | 1968 | | pagina 11