Bijbel
Het gaat om de
verandering van
onze instelling
De mens hoort
nooit wat hij
niet horen wil
DE HAVENLOODS-» EjfiNDERDAG 8 MEI 1969
De christelijke kerk is de kerk van Jezus Christus, die zjj wil dienen
vanuit zijn Woord, dat in de bijbel in overgeleverde vorm bewaard is
gebleven door Zijn Geest. Deze Bijbel is in deze tijd opmerkelijk in dis
cussie. Zij. die dit omstreden boek met één indrukwekkend handgebaar
van de tafel willen vegen, hebben vanzelfsprekend ongelijk: een ge
schrift, dat zo lang voor zo velen een zó rijk bezit is geweest moet toch
wel een fascinerend element bevatten. Miljoenen mensen hebben hun
leven toevertrouwd aan de waarheid van de Bijbel en men kan moeilijk
staande houden, dat deze ontelbare schaar allen achterlijke, bijgelovige
lieden waren en zijn.
Hoewel dit feit geen bewijs vprmt voor de waarheid van de Bijbel,
moet het toch tot nadenken stemmen. De Bijbel laat zich uiteraard niet van
buiten af bewijzen waarheid van de Bijbel bewijst zichzelf aan allen die hem
zonder vooroordelen onderzoeken. De Bijbel spreekt de mens-in-zijn-totaliteit
aan en zijn pure-existentie en existentiële waarden laten zich niet leggen
onder de maatstaf van logica of wetenschap, zij worden ervaren of zij worden
niet ervaren. De Bijbel is levensgids en de waarde van een gids kan pas be
oordeeld worden door hen, die hem hebben gevolgd!
Maar nu rijst de vraag: hoe moet deze gids worden gehanteerd en geïnterpre
teerd? Het gebruiken van een reisgids geeft al meermalen aanleiding tot moei
lijkheden en vergissingen! Hoe zal het dan zijn met het lezen van de gids voor
het leven?
Vpor wie niet kerkelijk opgevoed is, vormt 'het verstaan van de hoofdinhoud
van de Bijbel inderdaad geen eenvoudige zaak. Bij enige volhardende inspan
ning is het evenwel mogelijk door middel van b.v. een bijbelrooster, bijbel
hand- en dagboeken zich langzamerhand met de inhoud van de Bijbel ver
trouwd te maken, al zullen nog lang vragen blijven bestaan omtrent het ver
staan en doorzien van bijbelse voorstellingen. Dat is niet alleen het geval
bij de buitenkerkelijke mens, maar ook bij de kerkganger: allerwegen bestaat
er onzekerheid over de uitleg van de Bijbel.
Vroeger scheen het vrij eenvoudig voor de geregelde bijbellezer: hij nam de
inhoud zoals die er staat, uitgezonderd de beelden uit de visioenen, maar het
was zonder meer duidelijk, dat die wonderbare voorstellingen niet letterlijk
konden worden genomen. Mede door regelmatig kerkbezoek maakte hij zich
in de loop der Jaren een flinke hoeveelheid bijbelkennis eigen. Vooral ouderen
zijn op deze letterlijke en feitelijke informatie van de Bijbel nog sterk inge
steld: zij lezen, wat er staat en wat zij niet begrijpen, aanvaarden zij noch
tans veelal letterlijk in het vertrouwen, dat het niet begrepene waar is op
een wijze, die hun begrijpen te boven gaat zij aanvaarden ook het onbe-
grepene als waarheid, als geloofswaarheid.
Met de sterk toegenomen ontwikkeling van de mens van deze tijd is het
onbegrepen, vertrouwend aanvaarden van de inhoud van de Bijbel op gezag
van voorgeslacht en kerk veel moeilijker geworden, vooral voor hen, die
een critische houding aannemen tegenover kerk en traditie.
Door deze omstandigheden, deze ontwikkeling van de tijd, is een crisis van
ze'kerheid ontstaan ten aanzien van de Bijbel, die overal tastbaar is. In kerke
lijke kringen bestaat deze onzekerheid evenzeer, mogelijk meer verholen,
maar symptomen van een zich wijzigende uitleg van bijbelgedeelten zijn
waarneembaar. Slechts de sterk conservatief ingestelde kerkleden kunnen
zich als „schriftgetrouwe gelovigen" nog ver houden van deze crisissituatie
maar voor hoe lang?
Veel misverstand
Er bestaat derhalve reden de achtergrond van deze bijbelcrisis nader te
onderzoeken. Daartoe is nodig naar het verleden te vragen zelfs in deze
tijd blijft dat voor juist onderscheiden noodzakelijk.
De Bijbel is ontstaan als een verzameling van 66 joods-christelijke geschrif
ten, die in de eeuwen rondom het leven van Jezus als „Woord van God" zijn
aangemerkt en bestempeld. Hij tvas in de aanvang een levend bezit van de
christelijke kerk, maar raakte na enkele eeuwen op de achtergrond, omdat
bepaalde tradities en kerkelijke uitspraken meer aandacht kregen. Zonder
overdrijving kan gesteld worden, dat de Bijbel ongeveer 1000 jaar onder stof
verborgen heeft gelegen, althans kerkelijk onvoldoende functioneerde. Het
middeleeuwse scholastische denken was meer op het Griekse dan op het
bijbelse denken geïnspireerd.
Voor Luther en Calvijn was de Bijbel weer de volstrekt gezaghebbende bron
van hun kerkhervormend werk. Het ,,4ola scripttfta" alleen de Heilige
Schrift was hun uitgangspunt. Evenwel, de achtergrond van hun denken,
hun bewustzijnspatroon was scholastisch, bijgevolg grieks-begripmatig,
evenals het westers wetenschappelijk denken.
Hier nu ligt voor een belangrijk deel de verklaring van veel misverstanden:
de Bijbel is een oosters boek, circa 2000 jaar geleden geschreven, dat zich niet
westers laat benaderen en uitleggen. Nu dit onbewust toch is gebeurd, is aan
de bedoeling van de bijbelschrijvers geweld aangedaan en daarmee onrecht
gedaan aan de wezenlijke inhoud van de Bijbel. Om hiervan overtuigd te
worden is het van belang inzicht te hebben'in het onderscheid tussen het wes
ters en het bijbels denken.
Het westers denken tracht het wezen, het zijn van de dingen te omschrijven
met behulp van begrippen: 2 2 4, een paard is een zoogdier, een tafel-
is een gebruiksvoorwerp, een ster is een hemellichaam dat is zo. Dit oor
delen staat los van het leven van de denker en wil objectief zijn en op deze
wijze het wezen, het zijn van de werkelijkheid vaststellen en met behulp van
een groot aantal begripsaanduidingen onder woorden brengen. Het begrip
paard duidt niet een bepaald paard aan, maar is een voorstellingssamenvat
ting van de eigenschappen, die kenmerkend zijn voor paarden. Het paard be
staat dan ook niet: dit is slechts een voorstellingscomplex, geen realiteit. Met
behulp van talloze van deze niet-reële voorstellingscomplexen benadert en be
schrijft de westerse mens de werkelijkheid op een wijze, alsof hij er zelf niet
existentieel bij betrokken is. Langs deze weg zijn natuurwetenschap en
techniek groot geworden en deze versterken op hun beurt weer deze wijze van
denken.
Dynamische band
Geheel verschillend hiervan is het
bijbels denken, dat sterk verbonden
is met het bestaan van de denker
zelf met zijn levensgevoel, zijn levens
ervaring, zijn leven, hoop en levens
moed, zijn levensschuld. Het bijbels
denken legt niet primair objectieve
grenzen en normen aan het is par
ticiperend denken, in zeker opzicht
existentiëel denken.
Als de bijbelschrijver over God
spreekt, kan hij dat niet doen als over
een academisch probleem, dat vrij
blijvend te bepraten valt dan
spreekt hij over zijn God, over de
God van zijn leven, in wie zijn lévens-
hoop verankerd is en in wié zijn le
venskracht verworteld ligt. God-an-
sich bestaat niet voor de bijbelschrij
ver. Die „God" is inderdaad dood!
Mijn God bestaat voor hem mijn
God, die ik liefheb, met wie ik ver
bonden ben, die ik dien, op wie ik hoop, van wie ik verwacht, tegenover wie ik
schuldig ben. Daarom is het verbond het kern-symbool van de relatie tussen
God en mens in de Bijbel en dan verbond niet genomen als abstract
dogmatisch begrip, maar als realiteit vol levensdynamiek.
De bijbelschrijver kan dan ook niet abstract-begripmatig, laat staan natuur
wetenschappelijk dénken over dè schepping van de mens hij kende nog
geen objectieve wetenschap, geen objectieve geschiedbeschrijving. De schep
ping staat in dynamisch verband met hemzelf, met zijn geschapen-zijn, door
zijn God, door de God van zijn leven en van alle leven en van het levf>"--,-i,.me
van de zesdaagse arbeidsweek en van de sabbathsrust. Die God-van-het-
leven is ook de rechter en de beschermer van het leven, van het bedreigde
leven. Als hij aan de toekomst denkt, hoopt hij en verwacht hij de vorst van de
vrede van zijn volk en zijn land de innerlijke vrede en de uiterlijke vrede
verwacht hij de Vredevorst, de Messias.
Het bewustzijn van de bijbelse denker is een dynamisch bewustzijn, een
levensgevoelvol bewustzijn, dat hij niet tot uitdukking kan brengen in het
kader van abstracte begrippen. Hij kan zichzelf alleen uitzeggen in een lied en
in #?n verhaal VÖ1 dynamiek, waarin beleefd wordt wat in hemzelf leeft.
Dat verhaal is voor hem waarheid ook al is het niet primair exact-juiste
weergave van een bepaalde historische werkelijkheid. In dat verhaal gebeurt
een ware werkelijkheid, die ook in hemzelf gebeurt dat is de dynamische
band, die hij heeft aan het verhaal, want totaliteit en individualiteit zijn bij de
bijbelse mens niet volledig gescheiden werkelijkheden. Bij het verhalen heb
ben geschiedkundige, aardrijkskundige en natuurkundige elementen slechts
een dienende functie, ze vormen bouwstenen, die men schikt en verschikt om
het centrale gebeuren helder in het licht te stellen.
Het mythisch en echt begripmatig bewustzijnspatroon hebben duidelijk ver
schillend verhalen tot gevolg:
Het mythisch verhalen is deductief-denkend verhalen: van het complex uit
naar het bijzondere feit of het bijzondere feit gezien in het licht van het
complex;
het onderzoekend historisch verhalen is inductief-denkend verhalen: van
de bijzondere feiten concluderen tot een begrip, een stroming, een geestes
uiting, een richting, een complexe begrippen-inhoud.
In de gelijkenisgen van Jezus vinden we een samenvloeien van mythisch en
begripmatig bewustzijn: het verhaal geeft uitbeeldend gestalte aan een gees
telijke werkelijkheid. Het zuurdesem b.v. is in zijn werking de uitbeelding
van de verborgen, organische, doorwerkende kracht van de Geest, van het
Evangelie, van het Koninkrijk.
Paulus' wijze van schrijven toont het sterkst overeenkomst met het begrip
matige, op logische leest geschoeide griekse denken: zijn stijl is meer rede
nerend, concluderend, afleidend en verbindend.
Hoogmoedig westen
Soms meent men het middel tot beter begrip van de Bijbel gevonden te
hebben in het „ontmythologiseren" van de Bijbel. Een overschatting van het
westers denkpatroon! Alsof alleen in het westers denken de werkelijkheid
ten volle kan worden begrepen! Ook ons natuurwetenschappelijk, begripmatig
denken is relatief en geeft een verengd beeld, e.en mogelijk exact beeld, maar
evenmin een ten volle toereikend beeld, omdat ook daarin bepaalde aspecten
van de werkelijkheid worden gemist.
Een voorbeeld ter verduidelijking: Wie zegt: Moeder is de vrouw, die een
of meer kinderen ter wereld heeft gebracht, spreekt in biologische zin e^n
juist oordeel uit. Maar hij zegt de volle waarheid niet. Een moeder is veel
meer! En (mijn) Moeder is nog veel meer voor mij! Hoe wil men nu het
.mythische" moeder-beeld gaan transformeren in het begripmatige moeder
beeld? Een onmogelijkheid! Dat zou toch weer betekenen: het begripmatig
westers denken loslaten op het bijbels mythisch denken.
Het ontmythologiseren dreigt een hoogmoedige westerse verkrachting van
de Bijbel te worden. De westerse mens wordt beheerst door het natuurweten
schappelijk denken, warin het objectbegrip en het subjectbegrip volkomen uit
elkaar gehaald zijn en absolutistische begrippen zijn ontstaan. Daardoor kan
hij het ongescheiden levensdenken van de Bijbel niet meer waarderen en
accepteren.
Wie ten aanzien van een mythisch verhaal deze vraag stelt: Is dat nu „echt
gebeurd?" begaat een dwaasheid. De vraag naar deze „echte waarheid" is
eenvoudig buiten de orde. Zij kan alleen opkomen in het brein van de westerse
mens, die aantoonbare juistheid hoog boven reële waarheid stelt. De moderne
mens is blind voor haar eigen relatieve denk-situatie en wil daarom de Bijbel óf
op wonderbaarlijke wijze handhaven óf onbegrepen ongelovig verwerpen.
Waarheidselement
Langzamerhand dringt het inzicht door dat de christelijke kerk bij het licht
van de Geest opnieuw de Bijbelstudie ter hand zal moeten nemen, om hem te
laten zijn, wat hij is: Levensgids, geschreven door geïnspireerde mensen, die
dachten in een bepaalde denkvorm, in een bepaalde tijd, die anders was dan
onze tijd met zijn natuurwetenschappelijke wereld- en mensbeeld.
De Bijbel leert geen bepaald wereld- of mensbeeld, maar drukt zich uit in het
denken van de mens van de tijd, toen de Bijbel geschreven werd, zoals de
bijbelschrijvers ook gebruik maakten van de schrijfmiddelen van die bepaalde
tijd. Mythe en rationeel begrip vullen elkander aan, maken het totaalbeeld
van de werkelijkheid, dus de waarheid, alleen maar voller, maar mogen in
geen geval tegen elkaar worden uitgespeeld.
De kerkelijke mens zal de mythische inkleding van het bijbels denken dienen
te aanvaarden en daarin dan geen verduistering, maar verheldering van de
bijbelse waarheid ervaren. De bijbel-critische mens dient de mythe niet onder
geschikt te maken aan het rationalistische begrip en zal dan het waarheids
element van de mythe kunnen aanvaarden tot verlichting van zijn leven.
Bij voortgaande studie zal helderder worden, dat niet de vraag naar de
historische juistheid beslissend is, maar dat deze vraag ondergeschikt is aan
die naar de historische waarheid van de Bijbel.
Wanneer de bijbel-getrouwe en de bijbel-kritische-mens, beiden zonder voor
onderstellingen, naar de Bijbelse waarheid gaan luisteren, zullen zij beiden
door verdiept inzicht getroffen worden door het Levenslicht, dat hen verlicht:
het licht van de levensvrede door het kruisoffer van Jezus Christus.
V.
Met de term
„ontmythologise
ring" duidt men
veelal een mo
derne poging aan,
om de zogenaam
de kern van het
bijbels getuige
nis uit de mythi
sche vorm vrij te
niaken. Men be
weert, dat de my
thische vorm van
de bijbel een van
de belangrijkste
belemmeringen
voor de moderne
mens is om te ge
loven. Voorts
stelt men, dat de
bijbel zelf ook
een ontmytholo
giserende ten
dens heeft.
Het loont de moeite om na te gaan hoe de Amerikaanse
theoloog Rudolf Bultmann, de vader van de ontmythologi
sering, zelf hierover gesproken heeft. Een van zijn be
langrijkste opstellen over het thema is getiteld „Zur Fra-
ge des Wunders". Het is uiterst merkwaardig wat Eult-
mann hierin stelt. In de eerste plaats maakt hij een onder
scheid tussen mirakel en wonder. Het begrip „natuur"
komt op waar de gedachte van wetmatigheid aan het den
ken en handelen ten grondslag ligt. Die gedachte bestaat
ook in primitieve gemeenschappen. Zij wordt echter in de
moderne wetenschap slechts radicaal gedacht.
Onder mirakel verstaat men een gebeuren dat tegen de
natuur ingaat, d.w.z. tegen de wet van oorzaak en gevolg.
Men heeft met de mirakel-gedachte, volgens Bultmann,
het wonder willen redden. Er zou een hogere causaliteit
bestaan, die de gewone natuurlijke doorbreekt. De gedach
te van twee causaliteiten, een goddelijke en een natuurlij
ke, gaf echter grote moeilijkheden. Men trachtte ze te
verenigen. God zou, zoals Aristoteles zegt, de „eerste oor
zaak" zijn die de „tweede oorzaken" beheerst. Met deze
redeneringen is volgens Bultmann echter het wonder prijs
gegeven. Volgens hem is het wonder iets geheel anders.
Het wonder is het handelen Gods dat ten strengste onder
scheiden moet worden van het wereldgebeuren, dat voor
ons slechts als wetmatig voorstelbaar is. Bultmann zegt
letterlijk: „De gedachte van het wonder weerspreekt ten
stelligste de gedachte van de natuur en ik hef de gedachte
van de natuur op als ik van het wonder spreek".
De gedachte van de schepping helpt evenmin uit dit
conflict. Ook de scheppingsgedachte heft die van de wet
matigheid der natuur op. De natuur is een wereldgebeuren
dat oneindig is in tijd en ruimte. De schepping heeft daar
entegen een begin en een einde. Bultmann zegt: „Ik kan
van Gods scheppingsdaad slechts spreken, wanneer ik mij
heden schepsel Gods weet. Ik handel echter veel meer
alsof ik zelf schepper ben. In de dagelijkse arbeid, in
de besteding van mijn tijd zie ik de wereld als mij ter
beschikking staande". Dan luidt de conclusie: „De wereld
en mijn handelen in haar is volstrekt godloos". Ik kan
misschien zeggen dat ik de gehele wereld als schepping
Gods zien moet, dat ieder gebeuren of handelen een
wonder zijn moet, maar ik bevind mij feitelijk in het
geheel niet in de situatie, dat ik dat kan constateren.
Godloze gedachte
Bultmann's conclusie is zeer merkwaardig. De gedachte
Dit is de tweede samenspraak. Deze keer gevoerd door een lezer
een hervormd theoloog en een r.k. student in de theologie. Een
bloemlezing uit de reacties op de eerste pagina wordt volgende
week gepubliceerd. Reacties op deze samenspraak gaarne binnen
een week aan het redactie-adres.
van de natuur kent geen wonderen en .ook geen God. Het
geloof in God en het wonder is wezenlijk hetzelfde, want
het wonder is goddelijke daad! Bultmann zegt nu letter
lijk: „Omdat mijn onvermogen om de wereldgebeurtenis
sen als wonder te zien zich in de vorm van de gedachten
der natuur al? een wetmatige samenhang gevormd heeft,
moet stellig deze gedachte als een Godloze gelden". Ik
kan deze gedachte niet prijsgeven zolange ik zondaar ben.
De gedachte van de natuur is slechts in de hoop van het
geloof te overwinnen. Slechts eschatologisch vermag ik
van God en het wonder te spreken.
Bultmann sprak hier de consequentie van Luthers leer
uit: tegelijk gerechtvaardigde en tegelijk zondaar. De ge
dachte is imponerend. Er zijn vele plaatsen in de Heilige
Schrift, die in deze richting schijnen te wijzen. Het is ech
ter de vraag of hiermee het laatste is gezegd.
De gedachte van Bultmann, dat de moderne gedachte
die de natuurwetenschap beheerst een volstrekt godloze
is, is van uiterst belang. De vraag is echter: waarom
moeten wij in deze gedachte gevangen blijven. Er is toch
een groot deel van ons leven, het zij toegegeven dat dit
deel in de moderne tijd steeds kleiner wordt, waarin wij
nog iets ervan ervaren dat. ook.nu de schepping meer is
dan de natuur.
Bultmann stelt, dat de gedachte van de natuur met de
zondeval gegeven is. Dit is historisch niet houdbaar. Hoe
wel er in de primitieve culturen een voorbereiding tot
moderne natuurwetenschappelijke visie te constateren
valt, kan men de eigenlijke visie eerst bij de renaissance
in Europa vinden. Het moet echter toegegeven worden
dat'de autonome mens van de renaissance duidelijk de
oerzonde van het gelijk willen zijri aan God, dat zich in
een opstand tegen hem openbaart, gestalte geeft.
Vergulde kooi
De conclusie uit dit alles in verband met het lezen van
de bijbel moet nu wel deze zijn: het is onmogelijk om het
getuigenis van de bijbel los te maken van de mythische
vorm. Juist deze vorm spreekt van het wonder, dat niet
in denkvormen van de moderne wetenschap en het mo
derne levensgevoel dat hiermee samenhangt, vertaald kan
worden. Het gaat erom, dat juist de predikant deze my
thische vorm ten volle honoreert. De mensheid wordt hoe
langer hoe meer in de vergulde kooi van het moderne le
vensgevoel, van de wetenschappep en de techniek opgeslo
ten. De verkondiging moet weer ernst maken met de bood
schap die spreekt van God, die wonderen doet. Deze
wonderen zijn de daden Gods. Verkondigd moet weer
worden, wat genade en verzoening is. Uitdrukkingen als:
„Het bloed van Jezus reinigt ons van alle zonden", moeten
weer in hun oorspronkelijke glans en kracht tot ons
komen.
Het moderne wereldbeeld belemmert ons te verstaan,
wat bloed in deze zin betekent. Het verstaan van deze
dingen is ten diepste niet een verheldering van ons in
zicht, dat kan er mee samengaan. Het gaat om de veran
dering van onze instelling, van ons gehele handelen. De
bijbel spreekt van de omwending, de bekering. De
bekering voltrekt zich waar wij niet meer beschikken over
onze tijd of over de wereld, maar wanneer wij vragen:
„Here, wat wilt gij, dat ik doen zal".
Hoewel wij daarmee blijven in deze wereld met zijn
zondige instelling, breken toch reeds de eerste beginselen
van heiliging in deze wereld door. De heiliging van het
leven is niet alleen een zaak van de toekomst, maar ook
van het heden.
De maatschappij is in beroering en de kerken zijn in beroering. Het één staat niet los van het
ander. Wat nu gebeurt heeft zijn wortels in het verleden. Als hetgeen uu in de rooms-katholieke
kerk plaats vindt, gezien wordt in het licht van de geschiedenis, raakt men niet zo makkelijk in
paniek. Maar het kan nadelig zijn dit stuk (je) geschiedenis uitsluitend te beoordelen vanuit
eigen situatie en vanuit eigen inzicht.
Eén van de verworvenheden van deze tijd is wel het
groeiend nistoriscn Desef van de mens, dat samengaat met
Dewust perspectivisch denken. Dat wil zeggen: het inzicht,,
dat ieder mens een unieke persoonlijkheid is, die slechts
zienzelf' kan worden in verbondenneid, samenhang en af
hankelijkheid met en van anderen om gezamenlijk de toe
komst te bepalen. Dit besef heeft het bewustzijn doen
groeien van de grote verantwoordeiijkneid van eigen leven,
uat mede-bepalend is voor de toekomst van onze kinderen,
maar behoedt tevens voor overscnatting en verabsolute
ring van eigen inzichten van nu. Tot welke gevolgen deze
overscnatting en verabsolutering van het eigen denken
binnen de kerken heeft geleid én leidt, ervaren deze ker
ken dagelijks.
Het besef, dat de mens een sociale persoonlijkheid is,
voert de consequentie in zich( dat ieder mens in zijn ge
meenschappen; tot ontplooiing moet kunnen komen. Als
het waar is, dat de rooms-katholieke kerk als organisatie
dezelfde structuren kende als die, welke tot voor kort de
maatschappij bepaalden, zal een maatschappelijke door
braak van dit organisatie-patroon ook doorslaan op ker
kelijk terrein. Alleen daar - langzamer en feller!
Langzamer, omdat de op God gebouwde of aan God
ontleende inzichten moeilijker te doorbreken zijn dan so
ciaal-economische inzichten. Feller, omdat het Goddelijke
te maken heeft met het Absolute, volkomen zekere, het
veilige, boven de mens uitgaande, wat de mens zoekt,
verlangt, maar nooit in zichzelf en anderen zal vinden -
het transcendente.
Grote scheuring
Het is vreemd, dat juist het beroep op de Heilige Schrift
zoveel kerken heeft doen ontstaan. Blijkbaar is de Bijbel
zo menselijk te verstaan, dat al deze groepen gelovigen
op grond van de Bijbel bestaansrecht meenden te hebben.
Maar waardoor is, om bij het begin te beginnen, de
grote scheur binnen het westerse christendom ontstaan?
Niet door wat de Bijbel zegt, maar door de excessen in de
kerk, die voor diep gelovige mensen als Geert Groote,
Wessel Gansfort, Erasmus, Luther en Calvijn aanleiding
waren om zich ernstig te bezinnen op de vraag, hoe het
zo ver kon komen in de kerk van Christus. Zij verdiepten
zich in de Heilige Schrift en vanuit die Schrift trachtten
zij deze excessen te bestrijden.
Maar - de mens hoort nooit, wat hij niet horen wil!
Zo is het ook hier gegaan - hun gefundeerde protesten
werkten het tegenovergestelde uit. Niet de vernieuwing
van de ene, heilige, apostolische en katholieke kerk kwam
tot stand, maar de grote scheuring van het westerse
christendom begon zich door te zetten. Waar mensen el
kaar bestrijden, ontstaan groepen, die, vasthoudend aan
eigen standpunten en principes de tegenstander te lijf
gaan. Begrijpelijk, maar niet getuigend van respect voor
de ander, laat staan van openheid jegens de ander.
tholieke christen gelooft, dit Gods Zoon zó mens is gewor
den, dat al het menselijk goede de concretisering is van
Christus' totale verlossing. Binnen dat geloof is de Bijbel
het Boek, waarin Gods handelen met de mens in de ge
schiedenis zichtbaar en tastbaar wordt. De traditie tracht
dit handelen Gods met de mens in de geschiedenis vanuit
de mens door te geven en te vieren en het leergezag wil
dit doorgeven en vieren zuiver houden, zodat Gods Woord
nooit mensenwoord kan worden. De reformatorische chris
ten gelooft niet, dat Godsheid zo concreet in het menselijk
leven te vinden is. God is immers de Totaal Andere - al
leen de Bijbel is zonder twijfel Gods Woord.
Vanuit deze verschillende gelovige zienswijzen is het
moeilijk om te beoordelen of de Heilige Schrift meer oor
spronkelijk functioneert in deze dan wel in die kerk.
De mening als zou de rooms-katholieke kerk niet een bij
belse kerk zijn door de mindere aandacht voor de diréete
Woordverkondiging en de verminking van dat Woord door
de Traditie, is een bezwaar, dat is voortgekomen uit de
onjuist vraagstelling: Woord - of - Woord en Traditie?
Dit dilemma is ten ene male onjuist, omdat het Woord
alleen langs de weg van de traditie Woord kan worden,
zijn en blijven. De evangeliën kunnen hier als eenvoudig
voorbeeld dienen: niet het directe Woord van Christus is in
Bijbel tot ons gekomen, maar het in een bepaalde tra
ditie-vorm gèvatte Woord kwam als overgeleverd Woord
van Christus in de evangeliëën tot ons.
De Oude antithese tussen rooms en reformatorisch
christendom is in onze dagen bezig zich op te lossen in de
overkoepelende synthese: Gods Woord kwam en komt tot
ons in een bepaalde traditie-vorm; het Woord blijft - de
vorm wijzigt zich in de loop der eeuwen.
Opdat ieder
Oude antithese
Als nu na eeuwen de balans opgemaakt wordt, dringt de
vraag zich op, of de geschillen de onderlinge scheidingen
Dr. F. DE GRAAFF. binnen het christendom (blijven) rechtvaardigen. De ka-
Het Woord van God is voor de mens van deze eeuw al
leen verstaanbaar en kan dus alleen functioneren als de
inspiratiebron van het leven-van-alle-dag, als dat Woord
Gods zich bezig houdt met de vragen van deze ttfd. De
tijd is gekomen, dat de christelijke kerken zich gaan af
vragen of en in hoeverre de Schrift nog steeds gebruikt
wordt om eigen principes veilig te stellen en eigen gelijk
te bewijzen, inplaats van te luisteren naar de in dat Woord
gegeven opdracht aan de mens reeds in het eerste bijbel
boek Bevolk de aarde en wees vruchtbaar, d.w.z. bewoon
de aarde en laat uw leven vruchten dragen.
De nieuwere inzichten in de Heilige Schrift, vrucht van
de moderne bijbelwetenschappen, hebben reeds veel vra
gen uit het verleden naar de achtergrond gedrongen,
zodat de centrale vraag kan oplichten: Is de God van ons
geloof, die beleden, gevierd en geprezen wordt in onze
kerken, de God van de christelijke wereldkerk, of alleen
van onze, respectievelijk mijn eigen kerk?
De Schrift leert ons: „Alzo lief had God de wereld
opdat ieder, die gelooftDe vrucht van Christus' wérk
is wereldwijd, want Zijn totale verlossing beoogde niet het
heil van één kerk, maar het heil van de mens, het heil
van de mensheid. Dat is de bijbelse boodschap voor deze
tijd.
B. A. Bles.