Als je samen kunt zijn met de ander(en) wordt de vrede geboren Vredespolitiek moet beginnen bij hen die nog niet meedenken DE HAVENLOODS DONDERDAG 29 MEI 1969 19 De levende christelijke kerk staat midden in het bewegen van de tijden en wil kerk zijn van hier-en-nu. Daarom brengt zij haar verschijnings vorm in overeenstemming met de wijze van gemeenschapsvorming van deze tijd. Zij eist niet vooropgaande instemming met vooropgestelde waarheid, maar zij zoekt in haar verkondiging het vrije, persoonlijke, instemmende antwoord op de Boodschap, die zij brengt. De toon van de verkondiging bewijst, dat zij de mens als mondige, zelfverantwoor- delijke mens van deze tijd aanvaardt. In haar verkondiging zal zij ook de beelden hanteren, die overeenstemn^i met het dynamische levensbeeld van de moderne mens, die meer functioneel denkt. Zij zal trachten het Woord van God, gekristalliseerd in de Bijbel, tot-- levenswoord voor de moderne mens te doen zijn door de veelszins mythische inkleding ervan doorzichtig te maken voor de mens, die in een technocratische cultuur leeft met een natuurwetenschappelijk levensbeeld. De christelijke kerk zal zich ook bewust de vraag hebben te stellen naar de reële behoefte van mens en mensheid in deze tijd. Daarover spreekt de Bijbel duidelijke taal, die door het leven van de mens, ook van de mens van deze tijd, dagelijks wordt bevestigd! De mens van alle tijden zoekt levensvreugde. Het verlangen naar verlossing, naar verzoening, naar bevrijding en vervulling ligt ten diepste verworteld in het verlangen naar uiterlijke en innerlijke levensvrede. De tweezame structuur van zijn en worden, van onvolkomen en volkomen zijn, vraagt om de uiteindelijke verzoening van die beide, vraagt om vrede. Deze geestelijke realiteit zal de christelijke kerk voor de mondige mens moeten openleggen dit betekent geen onderwaardering voor het nu-zijn, maar ook geen overwaardering, geen verabsolutering. De mens leeft in onvrede op zoek naar vrede: hij leeft immers in onvrede met zichzelf, met zijn leven, met zijn medemens, met de politieke en sociale wereldsituatie hij leeft in onvrede met God. Maar... hij verdringt, hij ont kent meestal eigen onvrede. Hij ontvlucht zichzelf in overspannende arbeid of in afleidende ontspanning, in sportsensatie, geforceerde muzikale afleiding, televisie-verslaving, welvaartsjacht, modeslavernij, sight-seeing. Hij wil het liefst zichzelf vergeten en ontwijkt daarom de stilte, maar zijn behoefte aan begeleiding is sterker dan ooit. De moderne literatuur spreekt boekdelen over de geestelijke en psychische nood van de mens, die geen vrede heeft met het mens-zijn. Bij alle materiële welvaart is hij niet te-vreden, spreekt hij van eenzaamheid, geworpenheid, zinloosheid grijpt hij naar bandeloze sex en drugs. De natuurwetenschap spreekt het verlossende wobrd voor hem niet, hoe hoog ze ook wordt vereerd en hoezeer ze ook de mens beheerst: ze blijft ten slotte de wetenschap van de machine van de chemie en van het dier ze kan de mens levensgenot schenken, maar geen vrede. De nieuwere theologie biedt evenmin uitzicht: ze rekent radicaal af met oude structuren, denkt in reactie, maar biedt geen bevredigende perspectie ven: Godbestormers zijn nog geen vrede-boden! De moderne mens staat met zijn onvrede in een vacuüm. Hij ziet geen heil in de politieke, sociale en geestelijke status-quo, hij verfoeit de gevestigde orde en roept om revolutie! Maar hij leeft midden in de fase van de revolutie. Hij is zich bewust, dat de mensheid in deze fase staat voor het allesbeheer sende dilemma: Eén wereld of géén wereld. Hij ziet rondom zich een waanzinnige bewapeningswedloop, die de Oost-West spanning alleen maar verhoogt. Hij ziet de bewuste ontmoeting van de mensen rassen, die bij zo grote sociale verschillen de Noord-Zuid spanning alleen maar intensiveert. Hij wil zich, tot eigen geruststelling, beroepen op het „gezonde verstand" en de „goede wil" van de mens, maar hij weet heel goed, dat deze beide op kritieke momenten van de geschiedenis veelal te kort schoten. Zijn dynamisch natuurwetenschappelijk-evolutionistisch wereldbeeld spreekt van voortgaande beweging, maar hij ziet de vrede-weg voor de wereld niet. Geestelijk leeft hij evenzeer in revolutie-situatie: de revolutie van de secula risatie, van de verzakelijking van de godsdienst. Het sacrale geheimenis, de mystieke sfeer, de transcendentale wereld hebben hun voorrang verloren boven de profane werkelijkheid van nu, waarin de mens eigen aantoonbare verantwoordelijkheid beleeft, waarin godsdienstig-zijn uitsluitend politiek, sociaal en cultureel geëngageerd is en niet of nauwelijks innerlijk is gericht op eigen geestelijk beleven. En deze secularisatie slaat bij heel velen door tot secularisme, waarbij van sacraliteit geen sprake meer is, waarbij beleving van de persoonlijke relatie met God niet meer wordt gekend, waarbij het transcendentale gezichtsveld verloren is gegaan, waarbij alleen dé wereld er is, de materie en de natuur met hun lust en hun last. Iedere persoonlijke godsdienstige belevenis staat in deze tijd onder de loodzware last van dit secularisme, dat de hemel ontrouw is geworden en met het leven op aarde, uitgezonderd de uitbundige genietingen -van-het-moment, geen weg weet. Een idylle? Midden in deze persoonlijke en mondiale revolutie-situatie staat de christe lijke kerk met haar vrede-boodschap. •tt Toen Jezus Christus geboren werd, zongen engelen van vrede op aarde en er was grote blijdschap, omdat de Heer van de Vrede was geboren Jezus besluit het onderwijs aan zijn leerlingen met de woorden: „Dit heb ik tot u gesproken, opdat gij in Mij vrede hebt" (Johannes 16). In zijn afscheidswoord zegt Hij tot hen: „Vrede laat ik U, mijn vrede geef ik U" (Johannes 14). ■£r De apostel Paulus getuigt van Hem in zijn brief aan de Efeziërs: „Hij is 0IDe actuele boodschap van de christelijke kerk aan de moderne revolutionair- gezinde, on-te-vreden mens is: Levensvrede in Christus. Een idylle? Vervreemd van de rauwe realiteit van het leven? Deze christelijke vrede is geen zoetelijke zaak, geen toevluchtsoord voor seniele lieden. Zij begint met het reële bewustzijn, de eerlijke erkenning van eigen onvrede èn met de be wuste beleving van de levensverwoestende onvrede op deze aarde. Deze chris telijke vrede staat in de polariteit van het aanvaarden en het niet aanvaarden van de rauwe levensrealiteit en dringt tot het zoeken naar de vervulling van deze onvolkomen, onvervulde realiteit. In dit zoeken leidt de Geest tot de Heer van de Vrede, in wie God het waarachtig mens-zijn manifesteerde in de tijd, die Vrede schonk en schenkt door het verzoenend Zelf-offer. Door deze innerlijke vrede nu kan de mens ip vreedzame agressiviteit de uiterlijke onvrede op aarde aangrijpen, want hij is, als kind van God, vredestichter, en daarin zalig, dus gelukkig (Mattheüs 5). In deze geestelijke vrede aanvaardt de .mens het leven in zijn dialectische structuur en ziet hij de werkelijke wa&rde van het leven, die zich niet beperken tot materiële welvaart en levensgenot. Pas dan is de mens niet alleen mondig, maar geestelijk volwassen geworden En als geestelijk volwassen christen weet hij zich in de revolutionaire fase- van-nu mede-verantwoordelijk voor de toekomst van de mensheid. Hij laat niet meer als onmondig lid van de onmondige massa's werelds beloop over aan de machthebbende kerkelijke, politieke of sociale elite daarin is hij revolu tionair-gezind en weet hij zich bevrijd van onderworpenheid. Hjj ziet in deze fase-van-revolutie de demonie van het geweld, die op eens bezig is meester te worden over natuur en geschiedenis, zodat hij in verbon denheid aan Christus een meer menselijke samenleving kan scheppen, maar ook, vervreemd van de vrede van Christus, de mensheid door geweldpleging kan vernietigen. Hij ziet in deze fasce-van-revolutie de demonie van het geweld, die op een kritiek moment de vernietigende machten van de nuclaire, biologische, psy chologische en geofysische oorlog kan doen losbranden, waardoor de aarde zal ontwaarden tot een- chaotische woestenij. Daarom moet de bewust levende christen tot de overtuiging komen, dat de primaire taak van de christelijke kerk in deze tijd is vrede te stichten voor een mensheid, die door gewelddadige onvrede vernietigd dreigt te worden. Zet de christelijke kerk zich voor deze taak niet in met inspanning van al haar kracht, dan blijkt zij ook ditmaal zich aan te passen aan de geesten en de machten van de tijd. De kerk zal dan moeten beginnen eigen onvredige gedeeldheid te helen om aan de wereld op meer overtuigende wijze de vrede van Christus zichtbaar te maken. Zij zal ook bewust de mensheid moeten bevrijden uit de geestelijke gebondenheid aan bestaande politieke situaties en structuren, die een zodanige geweld-cultus hebben opgeroepen, dat het voortbestaan van de mensheid ernstig in gevaar is gekomen. Zij zal de ogen van de mensheid moeten openen voor de gruwzame realiteit, waarin de mens leeft de realiteit van het al maar doorgaand ophopen van onmetelijke hoeveelheden geperfectioneerde vernietigingsmiddelen, die een veelvoudige vernietiging-in-potentie van de mensheid betekent En elk negatief materieel potentieel wekt opnieuw politieke spanningen, die weer oorzaak zijn van het zoeken naar nog meer massamoord-materiaal. In deze ontstellende realiteit leeft een groot deel van de mensheid zonder zich er om te bekommeren, of met de gedachte, dat het nu eenmaal niet anders kan en dat men de dingen niet zo zwaar moet nemen. En velen wuiven met een vrolijk gebaar de waarschuwend opgestoken vinger weg en dansen hun welvaartsdans verder op de rokende vulkaan. Van de politieke machtshebbers is geen vrede-stichten te verwachten: zii willen eigen machtsposities handhaven of worden daartoe door de massa gedwongen en de massa is meestal te kortzichtig, te zeer gericht op zelfbe- houd-op-korte-termijn, te emotioneel en te agressief, psychologisch te zeer uit gehold om positief te reageren. Het polemologisch streven naar ontspannende constellaties is lofwaardig, maar onvoldoende als niet de intentie tot vrede bewust en krachtig gaat leven. De enige werkelijke mogelijkheid tot het stichten van vrede ligt in de chris telijke kerk, omdat de oorsprong van de vrede in Christus ligt. De verantwoor delijkheid van de christen is in deze tijd wel bijzonder zwaar! Grote vraag In alle eeuwen heeft de christelijke kerk vredestichtende arbeid verricht. Maar nu moet de indringende vraag worden gesteld: „Is de kerk van deze tijd zich voldoende bewust van haar verantwoordelijkheid voor de mensheid, nu het technisch en chemisch vermogen van de mens in belangrijke mate is uitgegroeid boven zijn geestelijk en zedelijk vermogen? Ziet zij de rampen, die van deze onevenredigheid het gevolg worden?" Wanneer zij de feiten, de nuchtere werkelijkheid onder ogen ziet; zal zij in beweging komen, sterk in beweging komen. Zij weet, dat de mens uit eigen kracht de vrede niet zal vinden en daarom zal zij de Geest van God smeken de vrede van Christus aan de in onvrede levende mensheid te schenken. Talloos zijn de vrede-boodschappen, door de kerk uitgezonden, maar de vrucht ervan is pover en ontoereikend: de toerusting met geweldmiddelen gaat door. Op dit verontrustende feit heeft ieder christen zich te bezinnen op deze verontrustende uitdaging zal dé christelijke kerk in haar geheel het antwoord moeten vinden. Haar ver-antwoord-elijkheid vraagt een vernieuwd geestelijk bewegen. Dit is de derde en laatste samenspraak. ISa kerk en bijbel is nu het thema vrede aan de orde. Met een lezer nemen mevrouw L. Kuyl man-Hoekendijk en drs. H. R. Stroes, Jeugd- havenpredikantaan het gesprek deel. Lezers die het hunne hierover willen zeggen, worden uitgenodigd dit schriftelijk te doen aan het redactie-adres. Graag voor 11 juni a.s. Vrede veronderstelt ruimte. Dit is allereerst heel gewoon lijfelijke ruimte. Op een klein speelplein wordt meer gevochten dan op een groot speelplein. We hebben ruimte nodig om werkelijk te wonen, om te spelen. Ruimte om ons te ontplooien in de maat schappij, voor zelfexpressie in welke vorm ook. Daartoe moet je van af je geboorte tot expressie worden opge roepen, en daartoe moet je je leven lang mogelijkheden krijgen. Kinderen om zelfstandig te worden, echtgenoten om allebei tot ontwikkeling te komen. Vrede veronderstelt dat er wegen gevonden worden voor agressiviteit. De vermanende vinger is hier nutteloos. Agressiviteit is een wezenlijk bestanddeel van de mens, en in wezen een levenskracht. Het is de pit om voor je bestaan te vechten. Maar de schadelijke, tegen anderen gerichte agressiviteit moet worden omgebogen tot een vormgeving die je mét anderen kunt doen, gestileerd in wedstrijd sport, in werklust om iets op te bouwen. Hier juist moeten met vindingrijkheid uitingsvormen worden gezocht. Vrede veronderstelt bewegelijkheid. Dit is een zeer vitaal punt. Er is elasticiteit nodig, soepelheid, een instelling die in staat en bereid is span ning te verdragen. We moeten zeebenen hebben, zodat we niet bij de minste beweging bang zijn kopje onder te gaan. Want dan pas kun je andere situaties accepteren zonder in paniek te raken, kun je met andere gedachten en andere mensen kennismaken met een soepele, open houding. In de bijbel is dit een steeds weerkerend thema: God schept een vlesen hart in plaats van een stenen hart, Hij neigt de harten als waterbeken. Zijn werk wordt ver geleken met levend water, met de wind. De algemeen menselijke onwil tot verandering, die als een soort zwaartekracht ons ongeschikt maakt om goed in te spelen op veranderingen, de neiging tot verstarring, is eerV bedreiging voor vrede. Zo gauw we iets hebben, bouwen we er een muur omheen. We worden defensief. Stevigheid wordt verward met starheid, zekerheid met stelligheid. Maar we zijn geen verkalkte, (en daardoor broze!) fossielen, maar levende, ademhalende mensen. Vrede veronderstelt eigen zekerheid. Het lijkt tegenstrijdig, maar het is het niet: de zekere mens heeft de strijd niet nodig. De staat die zeker is van zijn bestaan valt niet aan. Angst is de grootste drijfveer tot oorlog en strijd. Onzekerheid drijft tot de aanval. Hierin heeft de kerk een taak. Niet om te moraliseren. Een boodschap van vrede wil iedereen wel geven, en wil iedereen wel horen. Wie zou geen vrede willen? Tegenover onze eigen vredesbereidheid staat dan ook niet de kwade wil van ande ren, maar ons aller vredeswil wordt bedreigd doordat we met de krachten die in en onder ons werken niet weten om te gaan. Vrede prediken helpt niet, want het doet niets voor die vrede. Men helpt de vrede als men iets doet aan de voorwaarden die nodig zijn voor vrede. Dat veroorzaakt schuldgevoelens en dus onzekerheid en dus een vergroot risico. Maar de kerk mag de mens zeker heid geven misschien niet meer zo sterk in dogmatische zin maar zekerheid als: Jij mens, bent iets waard! God wil je een naam geven, God wil je een taak geven. Inclusief je tekorten mag je rechtop staan, omdat je „door de Geest recht op je voeten bent gezet." We zijn door God op weg gestuurd, en hebben een taak die niet hopeloos is. De machten van deze tijd zijn er, maar ze zijn niet almachtig. Ik vertel wel eens van mijn vriendin, die tegen schemer- tijd gaat wandelen met haar honden en katten. De katten komen dan langs het terrein van andere huisdieren, en gaan dan een enorm machtsvertoon geven met opgezette staarten en haren en veel geblaas, zodat aan iedereen duidelijk is dat hier geen gewone poesjes lopen, maar minstens tijgers! De machten van deze tijd zijn als deze katten, en je kunt op twee manieren onder invloed komen: door ze niet te zien en door teveel tegen ze op te zien. Ze niet zien in hun venijnige mechanismen deed men in optimistische tijden, toen men dacht dat door de rede, door onderwijs en de ingeschapen goede wil van iedereen alles steeds beter zou worden. Daar zijn we nu wel vanaf. Als struc turen fout zijn, dan helpt alle goede wil niets. Dan moet de structuur zelf (een verkeerde wereldhandelsorde, een verkeerde regering, een verkeerd beïnvloedingspatroon) worden aangepakt. Maar dan ook iedere moedeloosheid wegdoen. Iedere macht heeft in zekere zin een grote mond, maar wij weten dat de macht van Christus groter is. Dat hoeft niet altijd zo gezegd te worden, maar daaruit kunnen we moed putten, en dat is wel nodig ook! Dit geloof, deze zekerheid maakt ons strijdbaar voor de vrede. Vrede veronderstelt kontakt. In het groot en in het klein zal het in laatste instantie aankomen op samen zijn. Vanuit eigen soepelheid, zeker heid en geloof zullen we wegen gaan zoeken om andere mensen aan te raken. Ook omgekeerd wordt je pas jezelf en kun je pas groeien met anderen samen. Dit vereist maar schept ook vrede: als je je durft openstellen, als je echt durft te zijn en de ander als echt wilt zien, als je samen kunt leven, vriendschap sluiten, ergens over door kunt praten, wezenlijk erotisch kontakt beleven, kortom: samen kunt zqn. L. KUYLMAN-HOEKENDIJK Het gaat one in deze Havenloodsserie om de kerk van vandaag. Toch heeft het zin, lijkt me, om bij wijze van proloog, een kort citaat van Erasmus te geven over de kerk van vier eeuwen terug. Handelend over de toenmalige pausen, schrijft hij in zijn „Lof der Zotheid": „Hoewel de Christelijke kerk door bloed is gesticht, door bloed versterkt en door bloed is gegroeid, ver dedigen zij hun zaak met het zwaard, alsof er geen Christus bestond, wiens gewoonte het was, de zijnen te verdedigen: terwijl de oorlog een zo gruwelijk iets is, dat hij wilde beesten, niet mensen betaamtzo verpestend, dat hij e en algemeen zedenbederf in zijn gevolg heeft." We voegen er aan toe: dat gold waarachtig niet alleen voor die pausen. Immers is al sinds eeuwen de meerder heid der christenen in afwijking van het eerste begin bereid tot de (rechtvaardige) oorlog. Zij het meestal op minder cynische wijze dan die pausen. Maar of de onwe tendheid, die bij deze bereidheid stellig een rol speelde onwetendheid rond de oorlog zoals die praktisch wordt gevoerd een excuus is? INTUSSEN IS ER WEL wat aan 't veranderen in de kerk. Nog steeds zijn er in de kerk, dat is waar, de „diehards" die de christelijke waarden van het westen, als het moet, willen verdedigen met het hele wapenarse naal waarover de duivel maar beschikt. In toenemende mate is er echter een ander geluid te horen in de Neder landse kerken. Maar ook dat nieuwe geluid is helaas nog slechts een ondertoon. Bovendien zijn de meeste christen-politici nog niet in staat gebleken om dit kerkelijke bankpapier in poli tieke pasmunt om te zetten. De reden daarvan ligt, meen ik, niet in de niet-inwisselbaarheid van dat bankpapier, het zijn namelijk geen kreten. Ook mag niet gezegd dat het onwil is van de politici. De reden ligt voor alles, als ik het goed zie tenminste, bij de christelijke gemeente die vooralsnog ten enenmale niet in staat is om als basis te dienen voor een christelijke vredespolitiek. Diegenen in de gemeente die heel duidelijke politieke consequenties aan hun opvattingen kunnen verbinden dat zijn enerzijds de diehards en anderzijds de pacifisten (in verschillende schakelingen) die vormen een minderheid. De meerderheid echter weet het eenvoudig niet. Wel heeft ze van de verschrikkingen van een moderne oorlog voldoende benul een flauw benul zou trouwens al ruim voldoende zijn maar ze voelt zich machteloos. TOCH ZOU EEN VERNIEUWING VAN DE VREDES POLITIEK, VOORZOVER DIE DOOR CHRISTENEN WORDT BEDREVEN, BIJ DIE MEERDERHEID DIE HET (NOG) NIET WEET, MOETEN BEGINNEN. En zolang die vernieuwing uitblijft zal God, mogen we ver wachten, de kerk blijven beschamen met het voorbeeld van hele en halve atheïsten die, zonder onze gefundeerde hoop, tot een veel actiever vredespolitiek in staat (zullen) blijken. Niettemin kan ik het geloof in de gemeente als „zoutend zout" en „als lichtende stad boven op de berg" niet zomaar opgeven. Maar als wat-in-ons-zit eruit wil komen, dan blijkt me het volgende zonder meer noodzakelijk: la. Meer in 't algemeen is het allereerst noodzakelijk dat de kerk in haar verkondiging ernst maakt met Jezus' eigen paasboodschap dat Hem alle macht in hemel en op aarde is gegeven. Vanuit die overwinning ge lovend en denkend krijgt de gemeente de ruimte zich strijdbaar in te zetten vóór de vrede en de gerechtigd heid en gerechtigdheid is volgens het evangelie voor alles: het sparen van (goddeloze) mensenlevens en tégen de onoverwinbaar lijkende machten van angst, gewelddenken en een geldverslindende (ten koste van wie en wat allemaal wel niet?) oorlogs industrie. lb. Ook zal, meer in 't algemeen, een innerlijke vrede, individueel en kerkelijk bitter nodig blijken, een krach tig Godsvertrouwen, opdat we ons niet langer onledig houden met een niet-aflatend tobben over eigen ziele- heil (wij ontvingen immers al een onwankelbaar Ko ninkrijk (Hebr. 12 18), of over kerkelijke welvaart (hoe houden we het fijn?), maar opdat we ons hart en onze handen vrij krijgen voor dienst aan de Heer. En die Heer stuurt ons dan gegarandeerd dié wereld in, waarvoor Hij in alle zwakheid Zijn leven liet. 2. Verder zijn we toe aan een interkerkelijke boete- en vastenweek waarin de kerken (dat zijn wij, de ke*k- mènsen) beschaamd zouden moeten belijden, voor God, voor elkaar en voor heel ons volk, dat we „sma keloos zout" zijn geworden, omdat we geen vrede stichters zijn. 3. In gezamenlijke bijbelstudie op reeds bestaande en nieuw op te richten gemeentekringen èn in de daarbij aansluitende prediking zal dan (vervolgens) ernstig gezocht moeten worden naar Gods wil voor ons t.a.w. deze dringende vragen. Ik ben er diep van overtuigd dat die wil van God op dit zo aangelegen punt voor ons kenbaar zal worden. Het ligt, dunkt mij, binnen de mogelijkheden van de Raad der Kerken in Rotterdam (en andere plaatsen) om het initiatief tot 2 en 3 te nemen. Tenzij de „ligging" (wat zou dat, in Gods Naam zijn?) van aan de Raad deelne mende kerken zo'n initiatief onmogelijk zou maken. Ove rigens mag bedacht worden dat men op dwarsliggers een uitstekend spoor kan bouwen. Als dat spoor dan maar leidt naar de geméénte, die opnieuw tot het inzicht koriit dat ze door bloed is gesticht en versterkt. H. R. STROES

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Havenloods | 1969 | | pagina 13