Je erft wel, mear dan beginnen de moeilijkheden pas goed Burton Constable Hall 28-101 De hal met een zeer oude, maar origi nele „zwevende" trap. Reportage: Jan Dijkstra Foto's: Cock Tholens En dan vertelt hij hoe de koets nog rijdt als een Rolls Royce. Amerikanen hebben getracht de koets te kopen en in de ogen van captain James Hewat is dat gelijk aan een soort misdaad. „De koets is in Engeland geboren en hier blijft ze", zegt hij. James Hewat geeft ook rijlessen in het open veld of in de overdekte manege die naast de cafetaria ligt. Ook rijdt hij in de zomermaanden bezoekers rond over het landgoed. Daarbij passeert hij altijd een oude, niet meer' gebruikte spoorbaan. „Daar stop ik altijd", zegt hij, „en dan laat ik mijn passagiers de hoed afnemen. Want de trein heeft de koets verdrongen. Nu is die trein er niet meer, maar de koets rijdt nog steeds. Dat zet je toch wel even aan het denken". John Chichester-Constable is er trots op, dat captain James Hewat voor hem werkt. „Hij is in dienst geweest van de Duke of Bedford", vertelt hij, „maar op zekere dag belde hij mij op met het verzoek of hij voor kon komen wer ken. De Duke of Bedford is veel te commercieel en nu is captain Hewat weer helemaal gelukkig, omdat wij hier toch nog altijd de oude tradities, zoals de jachtpartijen, hoog proberen te houden". Afkeer Hoe hoog captain Hewat die tradities houdt, blijkt wel, wanneer wij worden uitgenodigd om naar de modeltreinen te komen kijken. Hij brengt ons tot de deur van het gebouwtje, waar deze vernuftige modellen zijn ondergebacht. Daar draagt hij ons weer over aan John Chichester-Constable. Als wij hem vra gen waarom hij niet mee naar binnen gaat, schudt hij met een „brrr'. van afkeer het hoofd. Zijn plaats is bij de paarden, de honden en de koetsen. Dankzij Burton Constable kan hij nog in een tijd leven, die eigenlijk al lang achter ons ligt. „Natuurlijk is het voor mij niet gemak kelijk geweest om dit familiebezit op deze manier voor het publiek open te stellen", zegt John Chichester-Consta ble. „Maar voor een moderne landeige naar kan het nu eenmaal niet anders. Het nadeel is, dat je je bloot moet stellen aan de publiciteit. Er zijn nog. wel landeigenaren, die op de oude manier voortleven, maar eigenlijk kan dat niet meer". En het grappige daarbij is, dat Burton Constable Hall, een brok Engelse tradi tie, voor Nederlanders vaak kilometers rijden dichterbij ligt dari voor de mees te Engelsen. Een weekeind met eigen auto of caravan doorbrengen op het Engelse landgoed is mogelijk, dankzij de moderne veerverbinding tussen Rot terdam en Huil. Wanneer men dan op Burton Constable Hall aankomt, wijst de kilometerteller van de auto slecht betrekkelijk weinig kilometers meer aan. En John Chichester-Constable hoopt, dat hij vooral uit het buiten land veel bezoek zal krijgen, omdat hij meent, dat een dergelijk bezit een internationale functie vervult. „Alles wat je hier ziet, behoort tot Burton Constable Hall," zegt sir John Chichester-Constable, terwijl hij met zijn arm een cirkelvormige beweging maakt, waarnee hij als het ware een gebied van 20.000 ha. wil omvatten. We staan op de toren van de Hall, ons vastklemmend aan de dikke vlaggemast en kijken over het gebied, dat John Chichester-Constable zijn eigendom kan noemen en dat zich in de vier windstreken golvend uitstrekt van horizon tot horizon. We zijn op de toren gekomen via een middeleeuwse houten trap, die men in de vorige eeuw al gedeeltelijk heeft moeten vervangen door houten ladders. We kijken neer op een koninkrijkje, dat sinds het begin van de twaalfde eeuw, waarschijnlijk gekregen uit handen van Willem de Veroveraar, al in het bezit van de Constables is. John Chichester-Constable heeft echter niets van een koning. Wel heeft hij nog veel in zich van de Engelse landeigenaar, de grootgrondbezitter, al heeft hij ook de trekken van een moderne zakenman. Er ligt iets van een nonchalante trots in hem, zoals hij daar, gekleed in een al even nonchalant zittend tweedelig grijs pak met een bruin gebreid vest, over zijn land loopt. Maar achter die nonchalance drukken de zorgen van de rondedans van miljoenen guldens, die op tafel zullen moeten komen wanneer hij het bezit in stand wil houden. door de muur was gekomen. Toen bleek, zo vertelt John Chichester-Con stable, dat op die plaats een trap was geweest, die William Constable had laten maken. Via die trap, die er niet meer was, kwam hij dus naar boven. Voor de laatste keer is in Burton Constable Hall een spook gezien door de moeder van John Chichester-Con stable. Dat was in 1917, toen zij voor het eerst in het huis overnachtte. Staande in haar slaapkamer vertelt haar zoon het verhaal. Zijn moeder werd om half twee 's nachts wakker. Het vuur in de open haard aan het voeteneinde van haar bed gloeide nog zachtjes na. Tussen de haard en haar bed zag zij een kleine, gebogen vrouw staan, die even later weer verdween. De volgende morgen deed zij haar beklag aan haar man, omdat naar zij meende een van de bedienden 's nachts haar slaapkamer was binnengekomen. Zonder een nadere uitleg te geven nam haar man haar mee naar een torenka mer waar vele portretten hingen van vroeger bewoners van het huis. Zonder te aarzelen koos ze er een uit. „Maar op dat portret ziet ze er veel jonger uit", moet ze hebben gezegd. Het was het portret van een kindermeisje, Nur se Dowdall, die in de negentiende eeuw zeer lange tijd in het huis voor de kinderen zorgde. Zij stond bij de fami lie in zo hoog aanzien, dat zij na haar dood werd bijgezet in het familiegraf. „Mijn moeder kende die geschiedenis niet", zegt John Chichester-Constable, „en zij wist ook niet, dat de geest van Nurse Dowdall al vaker was gezien". Wanneer ik hem vraag of hij in geesten gelooft, zegt hij: „Ik heb geen reden om mijn moeder niet te geloven". John Chichester-Constable heeft zijn zaken modern aangepakt. De openstel ling van huis en landgoed alleen was hem niet voldoende. „Pas de laatste jaren begint tot de mensen door te dringen hoe belangrijk deze landgoede ren zijn voor het toerisme", zegt hij. „Niet alleen vanuit historisch oogpunt, hetgeen op zichzelf al belangrijk ge noeg is, maar ook voor de gewone vakantieganger, omdat je hier de ruim te hebt". Daarom heeft hij zijn gebied een groot kampeerterrein laten aanleggen, waar men kan overnachten. Men kan er gebruik maken van de grote vijvers om bijvoorbeeld te vissen op forel. Men kan er boogschieten of 's zondags kij ken naar de wedstrijden in boogschie ten van de Boogschutters van Burton Constable in hun uniform. Maar daar blijft het allemaal niet bij. Want enkele honderden meters van het huis vandaan liggen de stallen, die op zichzelf al een dorp vormen. Vroeger hield men daar een 150 paarden, ge deeltelijk besjemd voor de landbouw, maar gedeeltelijk ook voor de jachtpar tijen. Nu zijn het er aanzienlijk min der, maar de jachtpartijen worden in al hun pracht en praal nog steeds gehou den. Er zijn dan ook nog twee kennels met bloedhonden, prachtige exempla- re, die op Burton Constable speciaal worden gefokt. Puur geluk Over dit gedeelte van het landgoed zwaait captain James Hewat de scep ter. Hij is een lange, magere man, die met grote passen en met rinkelende sporen aan zijn rijlaarzen geestdriftig heen en weer loopt. Als hij bij de honden komt, beginnen zij van puur geluk te huilen en de paarden hinniken al bij het horen van zijn stem alleen. Het is een man, gevormd door de beste Engelse tradities, voor wie alleen het landleven geldt. Hij is wars van de moderne tijd met zijn auto's en spoor wegen en hij wordt bijzonder gelukkig, wanneer hij het rijtuigmuseum mag laten zien, dat hij bezig is in te richten. Dit museum op zich is al een bezoek aan Burton Constable Hall ten volle waard. Zijn trots is de Royal Mail Coach, een uniek overblijfsel uit de tijd, dat de Engelse post nog per koets werd bezorgd. De koets dateert uit 1820 en kwam dertig jaar later in het bezit van Redburn Hall, een kasteel, dat niet open is voor het publiek. De huidige eigenaar van Redburn Hall meende echter, dat een dergelijk histo risch bezit ook publiekelijk moest zijn en gaf het daarom in bruikleen aan J<phn Chichester Constable. „In het njuseum van South Kensington staat nog een Royal Mail Coach", zegt captain Jjmes Hewat met een dreigend gezicht. „Maar die is niet echt. Dat is wel een historische koets, maar die is omgebouwd tot Royal Mail Coach. Dat weet ik, want ik heb er zelf aan meegewerkt". Eigenlijk lijkt het vreemd, dat deze 43-jarige John Chichester-Constable, die acht jaar geleden het landgoed met het kasteel van zijn vader erfde, finan ciële zorgen zou hebben. Vreemder nog, wanneer men in de Hall rondwan delt en de vele rijkdommen ziet, die daar in de loop der eeuwen zijn verza meld. Ik vraag John Chichester-Consta ble naar de waarde van die rijkdom- Hij haalt zijn schouder op. „De schil derijen en het meubilair zijn waar schijnlijk een half miljoen pond - 4,4 miljoen gulden - waard", zegt hij. „Maar dat weten we niet zeker. Pas de laatste tijd hebben we ontdekt, dat de meeste meubelen van Chippendale zijn. We hebben oude rekeningen ge vonden, waaruit dat gebleken is. Daar door bezit Burton-Constable Hall thans wellicht de grootste collectie Chippendale-meubiiair van heel Enge land. Bovendien hangen er een vier honderd tot vijfhonderd schilderijen, waaronder vele van Hollandse mees- Maar van sommige kennen we de waarde nog niet eens. Hij maakt een gebaar naar een van de schilderijen, die in zijn woonkamer hangt. „Dat schilderij is van een Itali aanse meester. Kort geleden heeft ie mand gezegd, dat het een Ricci is. Dat moet nu verder door experts worden uitgemaakt. Als dat zo is, dan is dat schilderij alleen al 20.000 pond - 176.000 gulden - waard. Het is dus heel moeilijk te zeggen wat de waarde van het geheel is". Sprookje Laten we het dus maar op die vier en een half miljoen gulden voor het meu bilair en de schilderijen houden. Daar komen dan nog de historische verza meling van een 7000 boeken, de vele historische voorwerpen bij, om nog maar niet te spreken van het middel eeuwse kasteel zelf en de 20.000 ha., die John Chichester-Constable ook nog zijn eigendom kan noemen. Het lijkt een sprookjesachtige rijkdom. En toch Sir John Chichester-Constable bij de Chippendale - stoel, waarin Koningin Victoria heeft gezeten. heeft hij financiële zorgen. Het zijn echter de zorgen, die vrijwel elke Engelse grootgrondbezitter kent. Die zorgen begonnen op het moment, waarop John Chichester-Constable het landgoed erfde. „De successierechten zijn enorm hoog", vertelt hij. „Er zijn landeigenaren, die énkele miljoenen ponden moesten betalen. Daar is wel een regeling voor te treffen, zodat je het over een lange termijn kunt uit strijken, maar ze vormen toch elk jaar een zware last. Dan zit je nog met het probleem van de hoge belastingen, die drukken op de opbrengst van de grond. Vroeger kon de landadel van die opbrengst rijk leven, ook al, omdat de lonen toen veel lager waren dan nu. Het is nu ontzettend moeilijk om van de opbrengst van het land, na aftrek van de belastingen, het huis te onder houden en tevens de successierechten te voldoen". In het geval van Burton Constable Hall komt daar nog een ander belang rijk punt bij. De Hall - het„huis", zoals de Engelsen zoiets noemen - werd in het begin van de zestiende eeuw ge bouwd. In latere eeuwen kwamen er grote stukken bij en in de periode tussen 1747 en 179toen William Constable eigenaar van het huis en landgoed was, werd het geheel geres- Captain James Hewat, vol trots bij de enige, echte, onvervalste Royal Stage taureerd en opnieuw ingericht. Sinds dien is aan het onderhoud van het huis weinig gedaan en heeft het zelfs lange perioden achtereen leeg gestaan. Aan de ene kant was dat laatste een gunstige omstandigheid, omdat daar door veel zeer antiek meubilair en historische voorwerpen bewaard zijn gebleven, maar aan de andere kant staat de huidige eigenaar nu voor de taak om de hele zaak te restaureren. En die restauratie vergt eveneens weer miljoenen guldens. John Chichester-Constable is er daar om, evenals zo vele andere Engelse landeigenaren, toe overgaan om Bur ton Constable Hall voor het publiek open te stellen. Voor de meeste landei genaren is dat echter een gedwongen beslissing, omdat zij anders van de Engelse regering geen subsidie krijgen voor de restauratie en het onderhoud. Minimaal moeten zij, om voor die subsidie in aanmerking te komen, hun huis dertig dagen per jaar voor het publiek openstellen. Sommige landei genaren proberen aan dat bezoek te ontkomen, door juist die dagen ter bezichtiging uit te kiezen, die voor de meeste mensen onaantrekkelijk zijn, waardoor zij de minste hinder hebben van de bepaling. Anderen hebben een ook al minder aantrekkelijke periode van het jaar uitgekozen om hun land goed dertig dagen achtereen open te stellen, zodat zij voor de rest van het jaar gevrijwaard zijn van het nieuws gierige publiek. John Chichester-Constable heefteen an dere benadering gekozen. Hij stelt zijn huis en zijn landgoed open van tweede paasdag tot de laatste zondag in sep tember, omdat hij zich op het stand punt stelt, dat een dergelijk bezit niet alleen privé eigendom mag zijn, maar in feite het eigendom is van het hele Engelse volk. Bovendien kan hij uit de op die manier verkregen toegangsprij zen weer een gedeelte van het onder houd betalen. Erfenis van natie „Burton Constable is niet alleen mijn erfenis, maar de erfenis van onze na tie", zegt hij. „Natuurlijk zou het voor mij mogelijk zijn om het onderhoud te betalen door schilderijen of meubilair te verkopen. Maar dan zou men het geheel aantasten. Burton Constable is alleen maar waardevol zoals het nu is. Ik heb onderhandelingen gevoerd met de regering en met de National Trust voor overname van het landgoed, maar die onderhandelingen zijn mislukt. De regering stelt per jaar slechts een half miljoen pond beschikbaar voor subsi dies ten behoeve van het onderhoud van historische gebouwen. Nu ben ik aan het onderhandelen met de Charity Trust - een stichting voor liefdadig heid. Ik hoop, dat zij het landgoed en het huis willen overnemen en dat ik het dan voor 99 jaar kan huren, zodat mijn familie er op kan blijven wonen. Dat heeft tot voordeel, dat men dan over de opbrengst van het landgoed geen belasting meer hoeft te betalen. Maar zo ver is het nu nog niet". John Chichester-Constable woont nu bescheiden in een vleugel van het enorm grote huis. ztijn woonkamer is gevestigd in de vroegere keuken, uit de tijd, dat Burton Constable nog veertig inwonende bedienden had. „Nu zijn het er nog twee en die wonen niet eens meer in het huis", zegt hij lachend. Maar met dat wonen in die vroegere keuken is de huidige landeigenaar heel goed tevreden. Het is op zichzelf al een enorme kamer, gemeubileerd met an tieke tafels en stoelen. En op de plaats waar vroeger het grote fornuis heeft gestaan, is thans een open haardvuur. Vele lords en dukes en andere landei genaren, die om subsidie te verkrijgen gedwongen waren hun bezittingen voor het publiek open te stellen, heb ben het in het begin verkeerd aange pakt, vindt John Chichester-Constable. „Zij wilden het leven van hun voorou ders niet opgeven", zegt hij,,,en zij bleven vaak wonen in de vroegere woonruimten en in de stijl van hun voorouders. Dan kon het wel gebeu ren, dat zij 's middags uitgebreid de thee gebruikten - een ritueel, waar de Engelsman maar moeilijk buiten kan - en dan de hele zaak haastig moesten opruimen en snel naar een andere kamer moesten vluchten, wanneer er betalende bezoekers kwamen. Op die manier konden zij hun privé leven niet scheiden van de commercie. Daarom wonep wij nu apart en daarom hebben wij ook het hele huis kunnen openstel len, behalve natuurlijk de ruimten, die nog gerestaureerd moeten worden". Een wandeling door Burton Constable Hall is als een wandeling door de eeuwen. Het is vooral de geschiedenis van de Constables, maar daardoor ook de geschiedenis van <ie Engelse landa del sinds de middeleeuwen. Zo is er bijvoorbeeld in een afgelegen hoekje een door Chippendale ingerichte kapel met vlak daarbij de geheime gang en de geheime ruimten, waar de huispriester en twintig mensen zich konden verber gen in de tijd, dat de katholieken in Engeland werden vervolgd. „Eigen spoken" En dan zijn er de „eigen" spoken van Burton Constable Hall. Een daarvan is William Constable, die het laatst werd gelzien door de grootmoeder van de huidige eigenaar. Zij placht te slapen in de Gouden slaapkamer. Op een nacht werd zij wakker en zag door de muur heen, aan het voeteneinde van het hemelbed, de gestalte van William Con stable verschijnen. Hij stelde haar ge rust. „Wees niet bang", zo moet hij hebben gezegd, „ik kom alleen kijken wat je met mijn huis hebt gedaan". Later heeft men nagegaan waarom William Constable juist op die plaats

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Havenloods | 1970 | | pagina 8