Uitgebreide diners,
bittertjes en een
jaarlijks oefenuurtje
Luidruchtige vrolijkheid maar
ook stilte langs Ahr en Moezel
INGEZONDEN
DAAR KOMEN DE SCHUTTERS
DE HAVENLOODS,
DINSDAG 13 JULI 1971
28-301
Onlangs is in het Historisch
Museum te Rotterdam een
zaal ingeruimd met materiaal
van de schutterij. Vele tastba
re herinneringen, zoals unifor
men, bewapening, vaandels en
pamfletten zijn er opgesteld
in de voormalige Gilde-zaal.
Er is zoveel materiaal, dat een
grotere zaal met gemak ge
vuld zou kunnen worden.
Het Historisch Museum is ge
vestigd aan de Korte Hoog
straat 31 te Rotterdam.
Daar komen de schutters
Zij lopen zich lam
De mannetjesputters
Van Rotterdam
.O wat een geschutter
if at maken ze lef
Dat komt van de bitter
En 't plichtsbesef.
De schutter is 't beeld
Der Nederlandsche natie
Maar dat 'm dat verveelt
Dat merk je an zijn facie
Nooit heeft-ie bloed vermorst
Liefst staat hij naast zijn wapen
Voor vaderland en vorst
Een uur of drie te gapen.
Koos Speenhoff, die een bekend spot
lied op de schutters schreef.
de ooster oude
Het refceiiten het couplet van het schuttersliedje van Koos Speenhoff spreken
eigenlijk boekdelen over hoe „men", over de kerels van de schutterij dacht.
Duidelijk drijft Speenhoff de spot met de lef, het vele nietsdoen en het glaasje,
dat meer dan eens met smaak geleegd wordt. Het waren vooral de mooie pakkies
en het gezamenlijk goed eten en drinken, dat het illustere corps nieuwe leden
verschafte. Want bijzonder populair was de schutterij ook bij de Rotterdamse
bevolking niet, hoewel bij een aantal gevallen het volk zijn genegenheid voor het
corps toonde.
De eerste berichten over de schutterij
stammen uit Duitsland. Daar beston
den in de 13e eeuw al door particulier
initiatief en door stedelijke steun geïn
spireerde groepen, zo vermelden gilde-
brieven uit die periode. De schutters
- overigens 'niet afgeleid van het
woord schieten, maar van beschut
ten- heetten toen nog gildebroeders.
In de 14e eeuw volgden de Hollanders
het oostelijke voorbeeld. Mannen kon
den vrijwillig lid worden. Een beloning,
stond niet tegenover de verleende
diensten. Er waren twee gildes: die van
Sint Joris en die van Sint Sebastiaan.
De broeders van het eerste gilde scho
ten met de kruisboog en de anderen
hielden het op de handboog. Aange
zien de kruisboog meer geld kostte dan
de handboog, was het logische gevolg,
dat de twee gildes uit verschalende
maatschappelijke klassen waren opge
bouwd. Voor de rijkeren was Sint
Sebastiaan te min. Toen in de 16e
eeuw vuurwapens in gebruik kwamen,
ontstond het Cloveniersgilde. Zijn le
den waren met de clover, de musket
gewaper
Geen animo
De animo om bij de schutterij te gaan
was van begin af aan ver te zoeken.
Waarschijnlijk was dit een gevolg van de
anti-militairistische gevoelens, die er
onder de meeste Hollanders leefden.
Huurlegers moesten het echte knok-
werk doen. De werkzaamheden van de
schutterij beperkten zich hoofdzake
lijk tot het verdedigen van de stad op
de wallen. Denk hierbij aan de 80-jari-
ge oorlog.
Vooral de boeren zagen in het schut-
terswerk totaal geen brood. Die bleven
liever bij moeder. Wat interesseerde
hen de moeilijkheden van de ververwij-
derde stad. Toen in 1579 bij de Unie
van Utrecht per stad een soort dienst
plicht werd ingevoerd voor mannen
van 18 tot 60 jaar, ontstonden er dan
ook grif moeilijkheden met de platte
landers. Trouwens, ook in de stad
probeerde men er veelal onderuit te
komen. Het waren veel tweede klas
mensen, die zich wel lieten inlijven.
Het boerenprobleem is later door
Heldhaftige jongens, die schutters. O-
verigensdraagt Bromsnor (de veldwach
ter van Swiebertje) volgens ingewijden
een veel op een schuttersuniform gelij-
raadspensionaris Rutger Jan Schimmel-
penninck opgelost. Hij bepaalde in
1806 dat alleen die steden in aanmer
king kwamen voor een schutterij, die
meer dan 25.000 inwoners telden.
Daarmee schakelde hij de boerenbevol
king automatisch uit.
Zo is bekend, dat in die tijd in
Rotterdam jaarlijks slechts een uur
geoefend werd. Het was een kwestie
van protserige pronkerij geworden.
Fraaie uitrustingen en strijdlustige kne
vels en tot baard uitgegroeide sikken
ontbreken bijna op geen schilderij uit
de 16e en 17e eeuw. De schuttersstuk
ken behoorden in die dagen tot de
bekendste soorten van groepsportret
ten. Het waren voornamelijk de schut
ters afkomstig uit voorname families
uit een stad, die zich meestal gemeen
schappelijk lieten vereeuwigen. Een
ieder betaalde gewoonlijk' de kosten
voor z'n eigen portret. Voorts was het
- naast het stilzitten voor de penseel-
meesters - een aantal malen per jaar
feestelijk eten en drinken geblazen.
Voor schut
Napoleon heeft in 1810 nog gepro
beerd nieuw leven in de schutterij te
blazen en er een militie van te maken.
Omdat hij maar kort hier was, is hem
dat mislukt. Nog een poging om de
verspreide machtsgroepjes te bundelen
werd in 1827 gedaan. De wet op de
schutterijen maakte van de gemeente
zaak een landelijk belang. Nauwelijks
20 jaar later, in 1848, werd de schutte
rij compleet voor schut gezet en in
wezen overbodig gemaakt. In dat jaar
werd er namelijk een corps gewapende
rustbewaarders in het leven geroepen.
De eerste vorm van geregelde politie.
In plaats van - wat voor de hand lag -
dit rustbewaarderscorps te recruteren
uit de schutterij, creëerde men een
geheel nieuwe groepering. Een klap in
het gezicht van de schutters. Misschien
dat dit alles niet doordacht is geweest,
maar het een en ander gewoon een
gevolg was van de slechte coördinatie
in die dagen. Hoe dan ook, er stonden
twee soortgelijke organisaties tegen
over elkaar, waarbij de een onderge
schikt gemaakt werd aan de ander.
Voortaan fungeerden de schutters al
leen nog maar als hulpjes voor politie
Ondanks deze blijk van waardering en
het partijtrekken voor luitenant Cos-
terman indertijd, is de schutterij nooit
erg gezien geweest. Wel geliefd waren
de muziekcorpsen, die ook het langste
hebben bestaan. Op order van het
ministerie van oorlog werd de schutte
rij in 1907 opgeheven, terwijl de mu
ziekcorpsen in de '20er jaren nog lustig
doorspeelden. De ellenlange lijsten met
overtredingen (vooral met betrekking
tot het materiaalonderhoud) bewezen
dat de discipline ver te zoeken was.
(Helemaal gaat de vergelijking niet op,
maar het huidige corps mariniers be
gint zo langzamerhand ook wel een
beetje antiekerig aan te doen). Een
aantal rijke broeders financierde de
schutterij. Iets, dat ze niet helemaal
voor niets deden. Het regende onder
die financiers en hun familieleden offi
ciersbaantjes. Bekende namen werden
onder meer: Abraham van Stolk (ma
joor van de scherpschutters - een
clubje officieren, dat zich nog net even
boven de anderen verheven achtte en
waaruit de Koninklijke Schietvereni
ging Kralingen is ontstaan), Blanken-
heijm. De Monchy, Vollenhoven en
De Rotterdamse schutterij bestond uit
4 bataljons en was een stuk kleiner dan
de hoofdstedelijke. Er zijn een paar
gebeurtenissen geweest, waarbij de
schutters een opmerkelijke rol vertolk-
Vaatje wijn
Een enorme deining veroorzaakte het
Costermanoproer in 1690. In oktober
van dat jaar toog luitenant Costerman
met een aantal manschappen op pad
om langs slinkse wegen een vaatje wijn
in het bezit te krijgen. Er viel namelijk
weer wat te vieren. Dit keer werd de
promotie van een collega daarvoor
dankbaar aangegrepen. Maar te duur
moest de wijn niet komen. Met de
duisternis als dekmantel wilde men
proberen de „tellers", de belasting
ambtenaren te ontduiken. De boel liep
echter fout. Onderweg werden ze door
enkele tellers op heterdaad betrapt.
Bewezen is het nooit, maar het verhaal
gaat, dat Cornelis Costerman een van
de ambtenaren met zijn degen om het
leven bracht. Hoofdbaljuw Jacob van
Zuylen-Nyeveld veroordeelde de luite
nant ter dood. Een karwei dat door de
Rotterdamse beul met het zwaard
werd verricht. De burgerij, die toch al
een hekel aan deze hoofdbaljuw had,
nam het niet en nam rigoureuze maat
regelen. Het huis van Van Zuylen werd
met kanonnen, die van de stadswallen
werden gehaald, in de poeier gescho
ten. Van Zuylen zelf wist ternauwer
nood aan z.n vroegtijdig einde te ont
snappen door in vrouwenkleding naar
Den Haag te vluchten. En ook dit keer,
zoals zo vaak, trok het volk aan het
kortste eind: Jacob van Zuylen-Nye
veld werd in ere hersteld en de bevol
king moest de aangebrachte schade
herstellen. Een zekere Schmelzer, een
Leidse zilversmid, moest zelfs het land
uitvluchten, omdat hij penningen had
laten slaan pro Costerman en het volk
Aan de ene kant van de penning was
het afgehouwen hoofd liggende op een
sokkel afgebeeld en de andere zijde
toonde de verwoesting van het huis.
Tevens zijn ernaar aanleiding van deze
kwestie in China herdenkingsschotels
diensten. Een grappig voorbeeld van de
serieuze aanpak bij de rustbewaarders
is wel de manier waarop deze aan hun
knuppels kwamen. Gewoon een stuk
hout of een ander stokvormig ding
wilde men niet nemen. Nee, er moest
speciaal uit Engeland een knuppel wor
den overgebracht, die hier precies na
gemaakt werd.
Intussen was het nog duidelijker ge
worden, dat het tchutterscorps tegen
beter weten in in ere werd gehouden.
vervaardigd, die vanuit Holland besteld
waren. Het „Chine commande".
De schutterij was over het algemeen
oranjegezind. Maar ten tijde van de
Franse revolutie ontstond onder de
schutters een scheiding van geesten.
Een groot aantal progressieve officie
ren hing zonder het te verbloemen de
revolutionaire gedachte aan. Een
doorn in het oog van de prinsgezinden.
In 1784 ontstond een gevecht tussen
uitdagende prinsgezinden en de nieuw-
Een tafereel uit de tiendaagse veld
tocht, 6 augustus 1831, de slag bij
Hasselt. De mannen van de Rotterdam
se schutterij waren er bij aanwezig.
Een belangrijk wapenfeit uit haar his-
Na het dempen van het bootwerkers-
oproer (1889) door politie en scherp
schutters zijn er penningen geslagen,
die werden bekostigd uit opbrengsten
van de bevolking. In het randschrift
staat: „Hulde aan de schutterij van de
Rotterdamse bevolking".
Maar de schutters zouden geen
ters geweest zijn, als het afscheidsfeest
in de Doelen niet had geklonken als
een klok. Er werd een diner met 10
gangen verorberd. Want nogmaals:
feesten konden ze.
H.van C.
hoofd
poort. Een scheepje waarvan het zeil
door een geweerschot werd door
boord, toen een ballorige schutter voor
het vertrek van de te ondernemen
veldtocht tegen België zijn geweér erop.
leegde.
lichters, dat de geschiedenis zou halen
als het oproer van de Lange Baan-
Heldhaftig
Wellicht het heldhaftigste feit uit de
Rotterdamse schutterijhistorie is de
deelname aan de 10-daagse veldtocht
in 1830-*31 ondernomen tegen de zui
derburen. Hoewel de meesten het zul
len ontkennen zijn er aanwijzigingen
dat de Rotterdamse schutters niet al
leen door vaderlandse motieven zuid
waarts werden gedreven. Immers, Ant
werpen was een der belangrijkse doe
len van de veldtocht en toevallig was
deze havenstad een van de grootste
conpurrenten van Rotterdam. De stem
ming zat er bij het vertrek overigens al
meteen uitstekend in. Eén der schut
ters voelde zich waarschijnlijk zo ballo-
rig, dat hij niets beters kon verzinnen
dan met zijn geweer op het vaantje,
een scheepje, op de toren van de
ooster oude hoofdpoort te mikken.
Een kogelrond gat in het zeil van het
scheepje was het gevolg.
In het Duitse plaatsje Cochem aan de
Moezel kan men aan een stalletje met
het opschrift „Schnell Imbisz" een
echte Hollandse loempia eten. Ze heb
ben er ook croquetten en andere heer
lijkheden uit de Nederlandse frituur
pan. En een stalletje maakt zelfs recla
me met het feit, dat men daar patates
frites verkoopt „naar Hollandse aard",
hetgeen dan een vrije vertaling is van
het Duitse „nach Hollandischer Art".
Dit alles geeft wel duidelijk aan hoe
welkom de Nederlandse toerist daar in
Cochem is. En die Nederlandse toeris
ten komen dan ook in groten getale. In
het hoogseizoen zijn auto's met het
bordje NL erop bijna even veelvuldig
als die met de D.
De Rijn, de Moezel en de Ahr, het zijn
drie rivieren, die even zovele trekpleis
ters voor de toeristen vormen. Ze
hebben alle drie enige aantrekkelijkhe
den gemeen: het natuurschoon en de
wijn. Maar hoewel het Ahrdal hier en
daar onstuimiger is, geef ik toch de
voorkeur aan het Moezeldal, omdat
het minder een gevoel van opgesloten
te zijn geeft en omdat het er rustiger
Wein, Weib
Waar wijn is wordt plezier gemaakt.
Dat geldt in nog aanzienlijk versterkte
vorm voor de vakantietijd. Vele, vooral
jeugdige vakantiegangers zoeken de
kermisachtige sfeer, die de Duitse toe
ristenindustrie hen zo uitstekend weet
voor te schotelen. Opmerkelijk is ove
rigens, dat men deze kermisachtige
sfeer nergens in Frankrijk zal aantref
fen. De Fransman is met zijn wijnen
een stuk gereserveerder dan de Duitser.
Wie kermis wil moet naar het Ahrdal
of naar de Rijn. Vooral plaatsjes zoals
Neuerahr of Altenahr bieden de toeris
ten de overbekende Wein, Weib und
Gesang, waarbij de vakantiegangers
maar al te dikwijls en maar al te graag
geheel vrijwillig voor het laatste zor
gen.
Nu wil hiermee niet gezegd zijn, dat
het er langs de Moezel niet vrolijk
toegaat. Er wordt ook daar wijn ge
schonken - en de Moezelwijnen zijn
voortreffelijk zodat ook daar een
feestelijke stemming heerst. En dan
spreken we nog maar niet eens van de
feesten, die hier en daar worden geor
ganiseerd en waar alles om de wijn en
om het bier gaat.
Maar daarnaast vindt men langs de
Moezel ook rustige plaatsjes, waar wel
de bordjes „Zimmer frei" hangen
- wat dat betreft lijkt het Schevenin-
gen wel! maar waar men toch geen
drommen toeristen op straat ziet lo
pen. Vorige week bijvoorbeeld waren
op die plaatsen de campings langs de
En ook hier ziet men weer hetzelfde
gebeuren als overal. Er zijn bepaalde
centra waar veel toeristen komen, ter
wijl men enkele kilometers verderop
slechts een enkele rondzwervende va
kantieganger ziet. En dat laatste is juist
zo aantrekkelijk voor de minder honk
vaste vakantieganger. Als hij over eigen
vervoer beschikt, hoeft hij maar enkele
tientallen kilometers te rijden om te
kunnen genieten van de prachtige na
tuur, die daar vooral nog erg stil is.
Voor de zwervers, die het aandurven
om op de bonnefooi te gaan, is er een
prachtige route die via de Belgische
Ardennen loopt. Van Maastricht gaat
men naar Luik en vandaar via Malmé-
dy en St. Vith naar het Duitse plaatsje
Prüm. Vandaar kan men eindeloos
zwerven door een prachtig natuurge
bied, dat eigenlijk in de achtertuin van
Nederland ligt. En, wat ook belangrijk
is, waar men weinig last heeft van
luchtverontreiniging, omdat de werke
lijke industrie vele honderden kilome
ters noordelijker ligt.
Jan Dijkstra.
Naar aanleiding van onze serie verhalen
over de Rotterdamse vrijwillige brand
weer en speciaal de aflevering over
bekende stadstypen, kregen we de
volgende reactie van een oud-Rotter
dammer.
Inderdaad had de door u beschreven
agent de bijnaam Keizer Wilhelm van
wege z'n grote snor. Z'n bureau was in
de Pauwensteeg. Nog een andere Kei
zer Wilhelm, die ik me kan herinneren,
was de particuliere chauffeur van de
familie Jamin.
Er waren in het Rotterdam van de
jaren 1880 tot 1940 nogal wat in het
oog lopende straatfiguren. Misschien,
dat sommigen zich nog enkele mensen
uit onderstaand rijtje voor de geest
kunnen halen.
Huib Luns, tekenleraar van de gemeen
telijke academie aan de Coolvest, ruim
twee meter lang, breed geschouderd,
met een lange vuurrode baard en een
statige houding, 't Duivenvrouwtje op
het Grote Kerkplein; Jan Loert op
'tRode Zand tegen de Franse Kerk
aan; Centje Duikelaar, die evemyel een
ander soort speelgoed verkocht dan in
het artikel staat vermeld. De Generaal,
ook wel genoemd de oude matroos
met z'n rode das, die altijd zong:
„Waarom, waarom". De blikken domi
nee, die het niet zo nauw nam met de
taal, die hy uitsloeg. Jan de besteller,
zo genoemd omdat hij altijd een koffer
met automatisch speelgoed bij zich
had, dat deze blonde jodenman op de
Hoogstraat verkocht. Engelbertus
Kloosterman, gekleed in een bruine pij
en altijd roepend: „Koopt en leest",
daarbij doelend op z'n pamfletten van
anarchistische strekking. Dan nog de
man met de almanak, de schoenpoet
ser Hein van Raambrug, in Kralingen
de door de jeugd lastiggevallen Piet
Waterhoofd en Jas de Blarenvreter en
ook de dikwijls geplaagde vrouw, die
het Ave Maria zong voor een cent. Zo
hebben we er een hele hoop gehad,
maar er waren er nog meer. Voorlopig
genoeg st"f om herinneringen op te
halen.
W.
Rotterdam.