Noren zijn zuinig op hun laatste (28 van de 1000) STAAFKERKEN D. E. M M, H DE HAVENLOODS-DONDERDAG 11 DECEMBER 1975 50-584 ezelfde gestreng heid waarmee zij het alcoholge bruik binnen de perken trachten te houden, kenmerkt de Noren in de bescherming van hun laatste staafkerken. Zij hebben er nog maar 28 over van de kleine dui- zend, die in de middeleeuwen hun land sierden. De Noren kunnen zich in het beheer van deze uit zonderlijke monumenten dus geen achteloosheid toestaan. Nergens ter wereld zijn heilig dommen te vinden van vergelijk bare architectuur. Zij ontlenen hun naam aan de reusachtige houten pilaren (staver) opwaarts strevende bomen zonder tak of blad, waaraan de rest van het ge bouw als het ware is opgehangen. Reeds kort nadat de Vikings begonnen waren met het brand schatten van vreemde kustgebie den, zijn pogingen ondernomen om hen tot het christendom te bekeren. Aanvankelijk bestond hun antwoord op deze zendings drang uit gewelddadigheden en bleven zij trouw aan Odin en Freya. Maar kort nadat het jaar 1000 zijn intrede had gedaan, be sloot koning Olaf om zich te laten dopen en toen/duurde het niet lang of ook deze Noorse wilde mannen zochten een onderdak, om hun nieuwe geloof te belijden. De staafkerken voldeden aan deze behoefte. Zij tonen in hun constructie hetzelfde vakman schap, dat van de drakenschepen snelle en geduchte oorlogsschepen maakte. Bij de bouw van deze godshui zen werd geen gram ijzer gebruikt. Alle houten onderdelen - elk met een eigen functie - werden op in genieuze wijze verbonden, zonder dat er ook maar één spijker aan te pas kwam. vlot onzé taal sprekende gids wijst mij op deze bijzonderheden in Fantoft, een lustwarande in de omgeving van het regenachtige Bergen, waar één van deze kerkjes voor bezichtiging is opengesteld. Aldus vloeit vrij wel dagelijks enig geld in het be- Op deze pagina een drietal ,,stavkirke", zoals de Noren ze noe- men.Voor het merendeel staan ze in Zuid-Noorwegen (zie het kaart je - omgeving Hardangerfjord en Sognefjord). Soms zijn ze nauwe lijks groter dan een kapel, maar er zijn er die vormen aannemen van een kathedraal, zoals te Kaupanger. Inmiddels kan men de ,,stavkirke" ook tegenkomen in openluchtmusea te Oslo en Lille- hammer. Dat is dan waarschijnlijk uit voorzorg", want in enkele eeuwen tijd zijn er honderden verloren gegaan. heerfonds van de erven Jacob Kjodde, een reder die in 1916 ei genaar is geworden van dit monu ment. Voordien had een andere particulier het reeds laten over brengen vanuit een dorpje in het Sogne-fjord-district. De bewoners daar, in de ban van hun nieuwe tijd waren zo omstreeks 1880 ernstig voorne mens dit staafkerkje in vlammen te doen opgaan, om aldus ruimte te scheppen voor een stenen be dehuis. Het is maar één voorbeeld van de wijze, waarop de Noren deze erfenis uit de Middeleeuwen - bijna - verloren hebben laten gaan. In het begin van de 19e eeuw waren ér'nog maar 180 staafkerk - jes over, maar zelfs toen werd nog geen alarm geslagen. De stenen doopvont van dit Fantoft-exem- plaar, daterend uit de twaalfde eeuw, heeft jarenlang dienst ge daan als de etenstrog voor varkens op een boerenerf. Alleszins godsdienstig als zij zijn - zeker 95 procent van de be volking staat ingeschreven als lid van de (Lutherse) staatskerk - hebben de circa vier miljoen No ren weinig begeerte om zich door predikanten te laten stichten. De onkerkelijkheid heeft ernstige vormen aangenomen; het reli gieuze bewustzijn vindt slechts een flauwe afspiegeling in sociale, politieke en maatschappelijke structuren van deze samenleving. Negen bisschoppen, in feite on derhorig aan een Ministerie voor de Eredienst en daarmee onder het gezag van koning en parle ment geplaatst, kampen met een gebrek aan ware bezieling onder de parochianen. Toch zouden deze hun kerken niet graag mis sen. Meer dan 85 procent van alle huwelijken wordt ingezegend en het behoort ook tot de gewoonten om kinderen te laten dopen en in de schaduw van een kerkgebouw de laatste rustplaats met enig re ligieus ceremonieel te betrekken. ^^isschien juist daarom staat iedereen in Noorwe gen nu op de bres voor de laatste restanten van deze staafkerken. Het behoort tot de grote mode, om juist in zo'n wat mysterieus ge bouw, schemerig als in de dagen toen geen licht nodig was omdat de bevolking lezen noch schrijven kon, elkaar als bruid en bruide gom voor Gods aangezicht het ja woord te geven. Bij de Bergenaren is zo'n huwe lijk in het Fantolt-kerkje zeer in trek. Ik kan me dat levendig voorstellen. Hoewel een zekere klamheid zich duidelijk laat gel den bezitten deze halfdonkere in terieurs een zekere magie. Waar schijnlijk is er iets blijven hangen van de geheimzinnige riten, waar mee de Noormannen hun over winningen vierden en hun goden dienden. Zij waren nog kersverse christe nen, toen de bouwdrift losbarstte en verwerkten allerlei heidense elementen in hun architectuur. Draken en slangen bekronen vaak de pagode-achtige, elkaar beklim mende dakconstructies, symbolen van het kwaad dat vergeefs tracht de gewijde ruimte binnen te drin gen. Binnen wordt het enige daglicht toegelaten door zeer hoog aange brachte kleine uitsparingen, die een merkwaardig stralingseffect veroorzaken. Sterker nog wordt de aandacht getrokken door het „melaatsenluikje" nabij de kan sel. Aan leprozen werd namelijk de toegang geweigerd, maar bui ten, voor dit raampje staande, konden zij de mis bijwonen en na afloop meedelen" bij de uitreiking van het offerbrood: de hostie n kerkje te Fantoft (gebouwd tussen 1130 en 1170) bevindt alles zich niet meer in de oorspronkelijke staat. Wel is de constructie nog gebaseerd op het eenvoudige principe van de „sta- vers", die tezamen het onwankel bare stramiem vormen. Keihard geworden, zes jaar op „de wortel gedroogde" bomen waar geen druppel vocht in achterbleef, ver heffen zich tot grote hoogte en ondersteunen alles. Een goed gebouwde staafkerk lijkt op een schip met volle zeilen dat elastisch meebuigt als de wind opsteekt maar genoeg taaiheid bezit om zelfs aan een orkaan weerstand te bieden. Hun soms fragiele uiterlijk ten spijt hebben veel van deze gebouwen zeven tot acht eeuwen stand, gehouden, zachtjes meedeinend met alle lui men van de elementen. Hun tem pelachtige daken met eindeloze variaties van torentjes en vorsten, soms met een versiering die aan kantwerk doet denken, weerston den evenzeer de tand des tijds. Ook als de afdekking - zoals in Fantoft - bestond uit 20.000 klei ne, houten tegeltjes, met de hand vervaardigd en zó bevestigd, dat de nerven van het hout mini- gootjeg vormen voor de afvoer van het water. Middeleeuwse beelden aan van de apostelen Petrus en Johannes en in een deurpost de groene steen, ooit door een pelgrim uit verre landen naar Noorwegen gebracht. Het best komen zij tot hun recht in een wat somber woud zoals in het Sognefjord-district, dat wel de bakermat van deze re ligieuze bouwkunst wordt ge noemd. Daar kan men zich nog voorstellen hoe koning Olaf II (la ter Olaf de Heilige genoemd en nog altijd de grote schutspatroon van dit land) een pijl afschoot om aldus de plaats aan te geven waar een staafkerk gebouwd moest worden. Het is de juiste entourage voor deze heiligdommen, waarin als het ware de geur van heidense offervuren nog zwak waarneem baar is en tussen de gestyleerde geometrische vormen, planten en dieren, plotseling een drakekop aan het houtsnijwerk ontspringt, als was de kerk een vikingschip, uitzeilend met onbekende be stemming. -et bleke, water verf-apostelfiguren uit de zeven tiende eeuw als gezelschap - zij kijken mij schimmig aan vanaf de wanden - loop ik door het merk waardige interieur, waarin de houten zuilen sterk domineren. Zoals bijna alle staafkerken heeft ook deze een corridor, de over dekte wandelruimte aan de bui tenzijde waar men elkaar na de mis nog even kon ontmoeten. Zitten was er oorspronkelijk niet bij in de staafkerken. Vóór de reformatie - toen de banken hun intrede deden - waren er alleen langs de wanden enkele zitplaat sen. Dp gelovigen stonden of knielden in het midden van de ruimte, omstraald door dat mys terieuze licht uit den hoge. Byzanteinse en andere invloe den hebben later in sommige godshuizen dermate hun sporen nagelaten dat men zich in een Russische of Griekse kapel waant. De kansels zijn voor het meren deel fraai bewerkt evenals het al taar. In een mis tref ik houten -et teken des krui zes heeft tenslotte de magie van dit heidendom bezworen. „Ave Maria Gracia Plena Dominus Te cum". Hier en daar staat in de bossen nog een stenen kruis bij een soort altaarblok, middelpunt van de eerste christelijke gods dienstoefeningen vóór de eerste kerk werd gebouwd. Leo J. Leeuwis

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Havenloods | 1975 | | pagina 9