VanKnown unto God"
naar het graf
met een eigen naam
refaja
HANDEL IN
PLAATMATERIAAL
'n SLAGERSBEDIENDE
1
vs.
AVON,
VERPLEEGKUNDIGEN
WOENSDAG 24 MAART 1976
13-61
Adjudant Arie van der Graaf
voor 't laatst in het pak dat hij
droeg bij een van de koudste en
modderigste harweien, die een
militair zich denken kan.
Toen de laatste vier Amerikanen,
die in de Flevopolder waren
neergestort, door Van der Graaf
waren geïdentificeerd, kon hij met
pensioen gaan. De vier van
Flevoland waren de laatste doden
uit de tweede wereldoorlog die
hij een naam gaf.
Toen adjudant Arie van der Graaf,
hoofd van de Gravendienst van
de Kon. Landmacht, een paar
weken geleden afdaalde in de schut-
terskoepel van de in het IJsselmeer
neergestorte B-24 bommenwerper om
daar de laatste resten te zoeken van
vier Amerikaanse vliegers, die hier der
tig jaar geleden sneuvelden, was hij in
eens even van slag.
„We hébben ze - dat staat nu vast",
zei hij toen hij voor 't laatst uit het
grauwe graf van de bommenwerper
naar boven kwam.
In het donkere, modderige binnenste
van de cockpit was hij klaar met zijn
werk en toen hij zich aan de rand van
de koepel optrok, keek hij nog even om.
Niemand scheen het te merken. De an
ders zo druk pratende adjudant had
voor zichzelf al afscheid genomen van
zijn werk. De Amerikaanse bommen
werper, waaruit hij de stoffelijke resten
van vier van de vijf mannen had ge
haald, was zijn laatste karwei geweest.
Misschien daarom was hij een beetje
kort-af: „we hebben ze." Meer niet.
Vier doden. Eigenlijk waren het niet
meer dan een handvol beenderen die hij
uit de cockpit naar boven had gehaald.
Maar hij wist het zeker: vier mensen
die hij op papier was gaan leren ken
nen, had hij uit hun laatste graf -
„Known unto God" - gebracht naar het
graf met een eigen naam. Even later
plaatste de adjudant, zijn handteke
ning onder het protocol van het Identi
ficatierapport. Zijn laatste signatuur en
dat voelde deze militair, die twintig
jaar lang in Nederlandse bodem heel
minutieus gezocht had naar gesneuvel
den uit de tweede wereldoorlog, kenne
lijk aankomen.
Einde van een merkwaardige car
rière. Met pensioen!
Merkwaardig? De adjudant
vindt van niet. Wél een heel
gespecialiseerd vak. Neder
land kent er maar een paar: de adju
dant en zijn assistenten van de Gra
vendienst. Wél een „hels moeilijk" vak,
tenminste, technisch gezien. „Want
wat is eigenlijk een stoffelijk over
schot...?"
Adjudant Van der Graaf laat een
klein stukje goud zien - zo groot als een
dubbeltje. Hij heeft nog vier van die
stukjes. Hij legt ze op zijn hand en ver
telt dat die vijf brokjes samen de ze
gelring vormen van een Canadese pi
loot, die in de tweede wereldoorlog bo
ven Nederland werd neergeschoten.
Een ring in vijf stukjes - meters van
elkaar gevonden op de plaats waar het
jachtvliegtuig van de Canadees zich in
de grond had geboord. „Wat denkt u
dat er van die mens terecht is gekomen.
En tóch hebben we hem gevonden - een
handvol stoffelijke resten misschien,
maar we weten zeker dat 't 'm was!"
Op zijn bureau in de Palm-kazeme in
Bussum toont hij ons het ene na het
andere haarzuivere bewijs van een ge
slaagde identificatie: kleine, soms heel
kleine stukjes skelet, gevonden bij wat
restanten van persoonlijke bezittingen:
een horloge, een bioscoopkaartje, wat
postzegels of een verbleekt fotootje.
Het móet allemaal bij elkaar horen,
heel zuiver kloppen. Er mag nooit ook
maar een greintje twijfel zijn, want in
dit vak bestaat geen veronderstelling.
„We wéten 't, of we weten 't niét."
De adjudant vertelt graag van
zijn werk. Hij doet dat met een
geweldig enthousiasme en
toch heel exact, verstandelijk. Vooral
als het gaat om het puur technische
stuk van zijn vak, dat geen gokje ge
doogt, maar stoelt op veel kennis en
ervaring. Men heeft vap Van der Graaf
wel eens gezegd, dat hij een heel merk
waardig „Fingerspitzengefühl" heeft
voor identificatieproblemen - het als
het ware terugbrengen van een dode
naar de naam die hij altijd heeft gehad,
maar in de strijd verloor.
Zo'n identificatie kan soms maanden
duren. Van der Graaf herhaalt het heel
vaak: „Kijk, een ring in vijf stukjes.
io Westen van Rotterdam yraaat
Flinke jongeman
Wet werk bestaat uit lichte mechan
daarbij het helpen laden en lossen v
Zonodig bezorging met kleine c
Salaris n.o.t.k.
Tel. afspraak 010 - 374836.
GEVRAAGD:
Wie belt ons of komt langs voor
nadere informatie SLAGERIJ
P. VERDUYN
v/h L. Booster
ZUIDVLIET 7 - MAASSLUIS
BIJVERDIENSTE
Enquêteren voor Inter/View
Voortdurend contact met allerlei mensen. Zelf bepalen
wanneer en hoeveel uren u wilt werken. Een aardig salaris.
Dat maakt het zo aantrekkelijk om enquétrice te zijn bij
Inter/View. Een prachtkans voor u als u 21 jaar of ouder
bent en tenminste Ulo/Mavo hebt.
BELANGSTELLING? Schrijf dan naar Inter/View.
Paulus Potterstraat 26, Amsterdam. U krijgt dan een uit
nodiging voor een gesprek. U kunt ook bellen met mej.
N. van Dam, 020-734422.
INTER/VIEW Marktonderzoek Bureau
Vereniging K ra lings Zwembad
vraagt voor de periode 8 mei t/m 11 september 1976:
ZWEMINSTRUCTEUR(TRICE)
ijzer K.N.Z.B.
MEDEWERK(ST)ER VOOR DE KASSA
voor 40 uur per week, dagelijks van 10.00-18.00 uur.
Donderdag en zaterdag of zondag vrij.
Inlichtingen: mevr. v. Peski, 's-Gravenweg 113, tel.
wat denkt u dat er van die mens is over
gebleven...." Er wordt gegraven in wei
landen en akkers, in de modder van net
drooggevallen polders, soms ook moe
ten straten weer worden opengebroken
omdat de sporen van het neergestorte
toestel al lang waren weggevaagd en
pas veel later bekend Werd waar een
vliegtuig lag.
Hoe komt het dan, dat pas na
tien, twintig, soms dertig jaar
bekend wordt dat ergens een
vliegtuig ligt?
Van alle vondsten is er bijna geen
ontdekking gelijk. De ene keer stuit
men op een vliegtuigwrak bij de aanleg
van een dijk, een straat of bij een nieuw
woningbouwplan; een andere keer komt
plotseling een herinnering boven van
een ooggetuige.
Waarom heeft die dan niet eerder
gesproken? „Och ja," zegt de adjudant,
,,'t is zo menselijk een heleboel dingen
te willen vergeten... hoewel... soms
houdt een ooggetuige zijn mond, omdat
hij er tegenop ziet dat zijn land wordt
afgegraven („al die trammelant", heeft
hij wel eens horen zeggen...)
In een ander geval heeft er altijd een
kruisje gestaan boven het verongelukte
toestel dat zich diep in de grond had ge
boord. Zo'n kruisje kwam er in vele ge
vallen pas na de oorlog. Wie heeft er
aan gedacht de Gravendienst te waar
schuwen? Niemand. En als dat kruisje
in een akker stond, is het elk jaar vast
en zeker wel een paar maal verplaatst;
als er gezaaid werd en geoogst. En...
hoeveel kruisjes, waar de eerste jaren
na de oorlog nog bloemen werden ge
legd, zijn later vermolmd en helemaal
verdwenen?
In Nederlandse bodem moeten nog
honderden vliegers liggen - mis
schien wel duizenden. Een enkele
maal gebeurt er iets heel merkwaardigs.
Zoals jaren geleden in de Betuwe.
Een bo§r wist, dat er in zijn land een
vliegtuig lag. Hij had 't zelf zien neer
komen. De Duitsers waren geweest,
hadden wat brokstukken meegenomen,
maar al gauw had de aarde zich boven
het graf van de onbekende vlieger ge
sloten en was er nauwelijks meer iets te
zien. Wéér was 't „de trammelant" die
de boer er van weerhield aangifte te
doen. Er werd nooit meer over gepraat.
Tot... op een dag de boer ernstig ziek
werd. Hij wilde het geheim van het
wrak en de dood van die andere mens
niet mee in het graf nemen en vroeg
zijn familie de politie in te lichten.
Arie van der Graaf schudt dan even
het hoofd. Ja, dat is vóórgekomen.
Vreselijk jammer zo laat, want na zo
veel jaren is het vinden van het wrak op
zichzelf al een hele puzzel.
Een heel merkwaardige aanleiding
tot een belangrijke identificatie was
eens de verdwijning van een boerderij
hondje. Er was grote droefheid op de
boerderij toen het hondje - aller lieve
ling - niet meer terug kwam. Er werden
allerlei veronderstellingen geuit: het
kón natuurlijk een goed, misschien be
ter tehuis gevonden hebben, maar daar
wilde het boerengezin niet aan denken.
Het dier kon overreden zijn, maar dan
was 't toch wel ergens gevonden? Er
werd aan hondemeppers gedacht, aan
vivisectie, maar zekerheid bleef uit.
Het hondje was vermist en bleef ver
mist.
Dat ene woord „vermist" kwam
plotseling ter sprake toen de boerin
vertelde van dat vliegtuig, dat in de
oorlog bij de dijk in de sloot was neer
gestort. Toen werd er een mens vermist
en omdat niemand daar verder werk
van gemaakt had, was die mens nog
steeds vermist. Op hem wacht mis
schien nog steeds een moeder...
Ook deze overpeinzing leidde tot
aangifte en een geslaagde identificatie
van een vlieger en tenslotte de berging
van het vliegtuig...
En tóch", zegt adjudant Van der
Graaf, „is dat even nadenken
over het vermist zijn altijd de
sterke kracht achter mijn i^erk geweest.
Het is niet alleen de uitdaging om een
stuk technisch werk goed te doen, maar
vooral dat deel van het werk dat met 't
hart moet gebeuren, dat ons van de
Gravendienst heeft geïnspireerd."
Hij laat een brief zien. Een oude
Amerikaanse moeder schreef Arie van
der Graaf hoe gelukkig ze was dat ze
enkele persoonlijke bezittingen had ge
kregen van haar zoon die in de oorlog
was neergestort. Maar het grootste ge
luk was voor haar dat ze nu zeker wist
dat haar zoon was omgekomen en waar
precies. „You brought my son back
home" schreef ze. De jarenlange onze
kerheid, de ellende van dat ene woord
„vermist" had haar het leven soms on
draaglijk gemaakt. Van andere vliegers
had ze gehoord hoe ze elke nacht - later
ook overdag - met honderden toestellen
uit Engeland waren opgestegen voor
vluchten naar Duitsland. De vlucht van
haar zoon was bekend. Een eindeloze
film van opstijgende vliegtuigen, met
één er bij van haar zoon, was na de
oorlog door haar gedachten, gegaan.
Van anderen was bekend waór en hóé
het einde kwam. Van haar zoon ont
brak het spoor dat naar het laatste
ogenblik'leidde - het ogenblik dat iede
re nabestaande blijft fascineren.
Arie van der Graaf was misschien
het liefst onbekend gebleven bij
de nabestaanden van al diege
nen die hij identificeerde. Maar het kón
niet anders: men is hem komen opzoe-
i ken. Hij moest mee naar de plaats.
„Dat lijki heel erg droevig," zegt hij,
„maar ik heb het bezoeken van die
plekken waaruit ik de jongens naar bo
ven heb gebracht, ervaren als een ver
lossing voor de nabestaanden. Want als
na jaren het verdriet gesleten is en de
hoop, die door het vermist-zijn nog lang
wordt vastgehouden, ook gaat verdwij
nen, komt er bij vele nabestaanden een
ander beeld. Dat is het ontbreken van
een graf, dat meii graag zou willen be
zoeken, waar men blpemen zou willen
leggen, zoals iedere nabestaande kan
doen. „Behalve ik", zegt dan de moe
der of weduwe van een vermiste.
„Kunt u zich voorstellen dat het
vinden van een vermist vliegtuig en het
identificeren van de vermisten ons mo
tiveert in dit werk? Het bewijs zoeken
is alleen al, zuiver technisch gezien een
boeiende zaak, maar als je dan ook be
halve met je verstand, met je hart kunt
werken - wetende dat het geluk van een
mens op het spel staat, dan slaan wij
dikwijls een pauze over. Mijn jongens
hebben vaak tot hun nek in de bagger
hun werk gedaan - vol goede moed,
terwijl anderen zich heel koeltjes lieten
ontvallen: „Nou, nou, dat zou mijn
werk niet zijn..."
Heeft de adjudant ook Duitse
oorlogsvliegers geïdentificeerd?
„Ja, heel wat. Dat hebben
ze me al vaker gevraagd. Men wil dan
kennelijk graag weten hoe ik dat ervaar
- een Duitser identificeren. Die „boys"
hebben voor je vrijheid gevochten - die
Duitsers waren je vijanden. Ja, zo denk
je gauw, maar daar moet je mee uitkij
ken. Ik hanteer één norm - dezelfde
voor allemaal. Dat moet, maar boven
dien: achter de Duitse vermiste staat
óók een nabestaande, voor wie „ver
mist" even erg is. In die gevoelens zijn
we allemaal gelijk. Mag daarin de
sympathie gelden van een adju
dant...?"
In de Palmkazerne van Bussum
wordt in dozen en enveloppen, op
foto's en films het levenswerk van
Arie van der Graaf bewaard en doorge
geven aan zijn opvolger, de nog jeugdi
ge sergeant Jongen - één uit hetzelfde
hout gesneden als zijn baas die nu met
pensioen gaat.
Natuurlijk is de medische lijst de
belangrijkste. Die is vaak heel gede
tailleerd, omdat vliegers onder strenge
medische controle staan. Op die lijst
staan alle mogelijke lichaamsmaten en
de toestand van het gebit, per tand en
kies aangegeven. Verder alles wat er
vroeger is gebeurd. En dat kan heel be
langrijk zijn, zoals vroegere beenbreu
ken, sportblessures, enz. Van der Graaf
hecht ook veel waarde aan ogenschijn
lijk voor een identificatie niet belang
rijke gegevens als bijvoorbeeld het lid
maatschap van een club en het feit of
de vlieger een vrijwilliger is of een
dienstplichtige, of hij een straffe siga
rettenroker is of een pijproker, een ver
zamelaar...
Waarom? Van der Graaf heeft ooit op
een diepte van acht meter in een wei
land een ring gevonden met het teken
van de Vrijmetselaars, een sportinsig-
ne. „Ik weet dat veel mensen trots zijn
op hun vrijwilligersschap, op hun lid
maatschap van een club, op een heel
bijzondere postzegels of een zeldzame
munt."Van elke vlieger, wiens gegevens
Van der Graaf voor identificatie in
handen kreeg, maakte hij een gedegen
voorstudie. De man die hij zoeken
moest, was vaak - vóórdat er een schop
de grond in ging - al lang geen vreemde
meer voor hem.
Hij kent velen nog bij naam: Ro
bert Chisholm, commandant
van een Wellington bommen
werper, vrijwilliger uit Nieuw Zeeland,
die een Maori-amulet in een leren zakje
bij zich droeg en een blikje pijptabak -
de officier Taffender, die aanvankelijk
werd afgekeurd omdat hij bij een me
dische keuring te zwaar bleek. Taffon
der deed zijn uiterste best 15 kilo af te
vallen, want hij wilde méé. Het lukte,
maar het werd zijn laatste vlucht - ser
geant Burbridge, die een beetje ijdel
was en altijd twee zakkammetjes bij
zich droeg - de zeer jonge Belgische
vliegerofficier Henri Taymans, die uit
België gevlucht was naar Engeland en
daar een van de hoogst gedecoreerde
vliegers werd.
Zeven meter onder de grond bij
Zwolle vond Arie van der Graaf tussen
zijn stoffelijke resten een stukje zilver
papier in de vorm van een cupidootje.
Het had boven op de bruidstaart ge
staan. Henri had het, toen de taart
werd aangesneden, in zijn portefeuille
gestopt. Zeventien jaar later kwam het
cupidootje naar boven...
„Kunt u zich voorstellen wat dót
voor de weduwe betekend heeft na al
die jaren van spanning over de vermis
sing van Henri?"
Soms zoeken Van der Graaf en zijn
mannen tevergeefs. Zoals naar de
staartschutter van de B-24 Liberator in
de polder Flevoland. Vier gesneuvelden
in die Liberator kregen door identifica
tie hun namen terug, maar de staart
schutter bleef spoorloos. „Misschien is
hij door de enorme klap van de staart
op het water uit elkaar geslagen..."
Van der Graaf heeft - zolang hij met
het identificatiewerk bezig is - altijd in
zijn hart 'n apart plaatsje gehad voor de
staartschutter. Hij vertelt waarom. „De
staartschutter zit zo'n hele vlucht (vijf
tot soms tien uur) helemaal alléén op
een heel klein plekje aan het uiteinde
van het toestel. Door een nauw gangetje
moet hij er heen kruipen Ga maar'es kij
ken in het museum in Overloon, daar
staat nog een bommenwerper. Kijk dan
eens naar dat plaatsje van de staart
schutter en denk dan eens aan die lange
uren in zoeklichten en afweervuur..."
In de polder liggen nog heel wat
vliegtuigbemanningen - vermist -
„known unto God" - alleen God
kent ze. Zij vlogen de kortste weg van,
de Engelse vliegvelden naar de belang-
rijkste,Duitse doelen. Die weg lag over.
het IJsselmeer, waar geen Duits lucht
afweer was, waar eventueel een veili
ger landing kon worden gemaakt, dan
op land, waar misschien een dappere
visser een vlieger durfde oppikken en
verbergen. Duizenden geallieerde vlie
gers kunnen het zich nó nog goed her
inneren: als 't een heldere nacht was,
dan glinsterde het IJsselmeer hun tege
moet. Nog een klein rukje en ze waren
Boven het IJsselmeer zijn er veel
neergekomen, maar éls er een kans was
dat ze de Engelse basis haalden, moet
er ook optimisme zijn geweest. Arie van
der Graaf heeft ze gevonden, de vlie
gers, die al bezig waren hun piloten-
laarzen te verwisselen voor gewone
schoenen. Zij deden dat boven het IJs
selmeer, dan waren ze - eenmaal geland
- vlugger thuis...
Uit de Palmkazerne zijn in de
loop der jaren heel wat pakjes
met persoonlijke herinnerin
gen via de buitenlandse Gravendien
sten naar de nabestaanden gezonden.
„De piëteitswaarde van die dingen -
een paar munten, een insigne, een ring,
een enkele maal een nog bijna gave si
garettenkoker of een zakmes, een brief
of een souvenier - is onbetaalbaar",
zegt de adjudant. Soms blijven er din
gen achter. Dat zijn dié persoonlijke
herinneringen die duidelijke sporen
dragen van geweld, bijvoorbeeld een
door kogels doorzeefde kaart of tabaks
doos. Van der Graaf bepaalt zélf wat
naar de moeder of de weduwe gaat en
„als ik 't soms niet weet, dan vraag ik 't
mijn vrouw: „zou je dit van je zoon
willen terughebben...? Dat is gevoel en
ik heb me daarmee -' goddank - nog
nooit vergist".
De menselijke resten gaan uiteraard
niet naar de familie, maar naar de
Gravendienst van het land van de ge
sneuvelde. In overleg met de familie
vindt dan vaak een her-begraving
plaats.
Arie van der Graaf. Over eèn paar
dagen met pensioen. Hij gaat
varen met zijn boot en zijn lie
velingsplekjes opzoeken in het binnen
land van Mallorca. En dan - ja, einde
lijk eens tijd voor lezingen, voor werk in
kerk en maatschappij - niet meer zo
vaak behoeven te zeggen: sorry, ik heb
't druk...
Misschien wordt hij dan tóch weer
„de gedwongen vrijwilliger" zoals hij
zichzelf wel eens eekscherend noemt.
Bij hem was 't „Zorg dat je er bij komt"
niet bij. Integendeel: Van der Graaf
heeft z'n best gedaan uit de dienst te
komen, maar toen het werk hem een
maal te pakken had, kon hij er bijna
niet van scheiden. Hij heeft zijn „jon
gens", die het werk zullen moeten
voortzetten, een goede opleiding gege
ven voor hun zowel oorlogs- als vredes
taak: de dode een naam geven. Een
technische en administratieve taak.
Daarnaast, daarbij: bezieling - als
het karwei niet alleen koud en (wat
men dan noemt) „smerig" is, maar óók
als het gevaarlijk is. Er kan altijd een
bom zijn blijven hangen. „Elk moment
kan er in ons werk wat gebeuren".
Velen, die met Van der Graaf hebben
samengewerkt, herinneren zich nog de
bijna gave sigarettenkoker die adjudant
Arie weghaalde onder een 500-ponder in
een put die bezaaid was met fosfor-
bommen.
Vraag hem tenslotte nooit: „hoeveel
vliegers hebt u geborgen."
„Wij streven niet naar een getal...
mensen, ook dóde mensen, mag je niet
turven. Dat doe je met dingen... post
zegels of zo..."
Eén vraag heeft men deze schei
dende Gravendienst-specialist -
woonachtig in Ermelo - nooit
gesteld: „Hebt u wel eens een speldje
gehad - een onderscheiding?"
Dit is zijn rechte antwoord: „Nee,
meneer en dat sprijt me heel erg. Ik had
er in- die lange jaren heel graag eentje
gehad, omdat ik veel gedaan heb voor
de Nederlandse zaak, vooral voor de
nabestaanden van onze geallieerde
vrienden. Nee... ik heb er nóóit een ge-,
had. Hoewel... een paar jaar geleden
dacht ik (en trouwens de hele kazerne):
daar komt'ie. Ik had de sergeant ge
vraagd onze bureaus goed op te ruimen.
\lles picobello - schoenen extra poet
sen, pak keurig netjes. Maar nee hoor..?
Toen 't zover was., geen Arie van der
Graaf... Ik ben er nooit boos om ge
weest, maar 't heeft me toch wel te
leurgesteld. Ja, ik had er graag een ge
had..."
Het is er tenslotte toch van geko
men. En hoe! Op zijn laatste
dag als militair kreeg Arie van
der Graaf méér dan wat hij ooit heeft
durven dromen: de Eremedaille in goud
bij de Orde van Oranje Nassau met de
zwaarden. Een exceptie voor een onde
rofficier en een hele hoge uitzondering -
als zo'n lintje buiten Koninginnedag
valt.
Maar de Koningin zelf had voor Arie
van der Graaf de uitzondering ge
maakt...
s werelds grootste kosme-
ticabe.irijf biedt u een uit
stekende bijverdienste, als
Avon-Consulente. U deelt
uw eigen tijd in en ver
koopt produkten met 100
pet. garantie.
Vraag vrijblijvend inlichtin-
t 2-18.
Vijzelstra.
Amsterd?
tel 020-648.41/42.
Ref.: 93.
ZELFVERHUIZER
GOEDKOOP!
De zelfverhuizar is een verhuiswagen
die wij voor uw deur plaatsen wan
neer u dat wenst. Ruimte volop
10 x 2,5 x 2,5 m. Geen pakkisten
meer, want u begint te laden wanneer
de zelfverhuizer voor de deur staat.
Aan alles is gedacht o.a. steekwagen
25 pakdekens serviesladen - planten-
tafel - kleddingkast - aparte radio tv
opbergruimte - lage laadvloer (40 cm
dus tillen haast overbodig) 220 V ver
lichting. Is alles ingeladen, dan zorgen
wij dat de zelfverhuizer voor uw nieu
we woning wordt geplaatst, 't Be
spaart u honderden guldens. Prijzen
vanaf f. 280,-
inüchtingen: KIEINEK00RT-P00T BAADE B.V. Irl
NIEUW MATHENESSERSTRAAT32B - SCHIEDAM - TELEFOON 010-269435.^'*^^
diakonessenhuis
Het Diakonessenhuis-
Refaja in Dordrecht,
gelegen aan de
rijksweg Rotterdam-
Breda, is een modern
uitgerust ziekenhuis
met een capaciteit
van 476 bedden. Het
komplex omvat zes
verpieegatdetingen,
een psychiatrische
kliniek, een centrum
voor haemodialyse,
een polikliniek met
traumatoiogische
functie, een
klinisch-chemisch- en
isotopenlaboratorium
een verpleegkundige
opleiding en een
personeeisiiat voor 190
intern gehuisveste
leerling
verpleegkundigen.
De medische staf
bestaat uit plm.
40 specialisten.
Het ziekenhuis heeft
ruim 700 medewerkers
In dienst.
Voor de uitbreiding van ons
team op de afdeling HARTBE-
WAKING zoeken wij op. korte
termijn gediplomeerde
die de gespecialiseerde cursus
Hartbewaking wensen te volgen
die in september 1976 aanvangt.
Het is belangrijk om alvorens de
ze cursus te volgen enige tijd op
deze afdeling werkzaam te zijn.
Het vinden van een passende
woonruimte levert in Dordrecht
over het algemeen geen proble-
Schriftelijke sollicitaties te rich
ten aan het hoofd Personeelsza
ken, Postbus 444 te Dordrecht.
ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM
vakature bij de faculteit der geneeskunde, instituut voor
farmacologie
datum 1 mei 1976
turenummc, dierenverzorger(ster)
part-time
taak Het verzorgen van proefdieren en het schoonhouden
van de proefdierruimten. Tevens zal assistentie
moeten worden verleend bij proeven met dieren.
gevraagd Kandidaten met een voltooide opleiding op MAVO
Ervaring in het verzorgen van dieren strekt tot aanbe
veling.
salariëring volgens Rijksregeling, is afhankelijk van opleiding en
ervaring.
Schriftelijke spllicitaties onder vermelding van het
vakaturenummer te richten aan het Hoofd van de
Afdeling Personeelszaken van de Erasmus Universiteit
Rotterdam, Postbus 1738 te Rotterdam.