VanKnown unto God" naar het graf met een eigen naam refaja HANDEL IN PLAATMATERIAAL 'n SLAGERSBEDIENDE 1 vs. AVON, VERPLEEGKUNDIGEN WOENSDAG 24 MAART 1976 13-61 Adjudant Arie van der Graaf voor 't laatst in het pak dat hij droeg bij een van de koudste en modderigste harweien, die een militair zich denken kan. Toen de laatste vier Amerikanen, die in de Flevopolder waren neergestort, door Van der Graaf waren geïdentificeerd, kon hij met pensioen gaan. De vier van Flevoland waren de laatste doden uit de tweede wereldoorlog die hij een naam gaf. Toen adjudant Arie van der Graaf, hoofd van de Gravendienst van de Kon. Landmacht, een paar weken geleden afdaalde in de schut- terskoepel van de in het IJsselmeer neergestorte B-24 bommenwerper om daar de laatste resten te zoeken van vier Amerikaanse vliegers, die hier der tig jaar geleden sneuvelden, was hij in eens even van slag. „We hébben ze - dat staat nu vast", zei hij toen hij voor 't laatst uit het grauwe graf van de bommenwerper naar boven kwam. In het donkere, modderige binnenste van de cockpit was hij klaar met zijn werk en toen hij zich aan de rand van de koepel optrok, keek hij nog even om. Niemand scheen het te merken. De an ders zo druk pratende adjudant had voor zichzelf al afscheid genomen van zijn werk. De Amerikaanse bommen werper, waaruit hij de stoffelijke resten van vier van de vijf mannen had ge haald, was zijn laatste karwei geweest. Misschien daarom was hij een beetje kort-af: „we hebben ze." Meer niet. Vier doden. Eigenlijk waren het niet meer dan een handvol beenderen die hij uit de cockpit naar boven had gehaald. Maar hij wist het zeker: vier mensen die hij op papier was gaan leren ken nen, had hij uit hun laatste graf - „Known unto God" - gebracht naar het graf met een eigen naam. Even later plaatste de adjudant, zijn handteke ning onder het protocol van het Identi ficatierapport. Zijn laatste signatuur en dat voelde deze militair, die twintig jaar lang in Nederlandse bodem heel minutieus gezocht had naar gesneuvel den uit de tweede wereldoorlog, kenne lijk aankomen. Einde van een merkwaardige car rière. Met pensioen! Merkwaardig? De adjudant vindt van niet. Wél een heel gespecialiseerd vak. Neder land kent er maar een paar: de adju dant en zijn assistenten van de Gra vendienst. Wél een „hels moeilijk" vak, tenminste, technisch gezien. „Want wat is eigenlijk een stoffelijk over schot...?" Adjudant Van der Graaf laat een klein stukje goud zien - zo groot als een dubbeltje. Hij heeft nog vier van die stukjes. Hij legt ze op zijn hand en ver telt dat die vijf brokjes samen de ze gelring vormen van een Canadese pi loot, die in de tweede wereldoorlog bo ven Nederland werd neergeschoten. Een ring in vijf stukjes - meters van elkaar gevonden op de plaats waar het jachtvliegtuig van de Canadees zich in de grond had geboord. „Wat denkt u dat er van die mens terecht is gekomen. En tóch hebben we hem gevonden - een handvol stoffelijke resten misschien, maar we weten zeker dat 't 'm was!" Op zijn bureau in de Palm-kazeme in Bussum toont hij ons het ene na het andere haarzuivere bewijs van een ge slaagde identificatie: kleine, soms heel kleine stukjes skelet, gevonden bij wat restanten van persoonlijke bezittingen: een horloge, een bioscoopkaartje, wat postzegels of een verbleekt fotootje. Het móet allemaal bij elkaar horen, heel zuiver kloppen. Er mag nooit ook maar een greintje twijfel zijn, want in dit vak bestaat geen veronderstelling. „We wéten 't, of we weten 't niét." De adjudant vertelt graag van zijn werk. Hij doet dat met een geweldig enthousiasme en toch heel exact, verstandelijk. Vooral als het gaat om het puur technische stuk van zijn vak, dat geen gokje ge doogt, maar stoelt op veel kennis en ervaring. Men heeft vap Van der Graaf wel eens gezegd, dat hij een heel merk waardig „Fingerspitzengefühl" heeft voor identificatieproblemen - het als het ware terugbrengen van een dode naar de naam die hij altijd heeft gehad, maar in de strijd verloor. Zo'n identificatie kan soms maanden duren. Van der Graaf herhaalt het heel vaak: „Kijk, een ring in vijf stukjes. io Westen van Rotterdam yraaat Flinke jongeman Wet werk bestaat uit lichte mechan daarbij het helpen laden en lossen v Zonodig bezorging met kleine c Salaris n.o.t.k. Tel. afspraak 010 - 374836. GEVRAAGD: Wie belt ons of komt langs voor nadere informatie SLAGERIJ P. VERDUYN v/h L. Booster ZUIDVLIET 7 - MAASSLUIS BIJVERDIENSTE Enquêteren voor Inter/View Voortdurend contact met allerlei mensen. Zelf bepalen wanneer en hoeveel uren u wilt werken. Een aardig salaris. Dat maakt het zo aantrekkelijk om enquétrice te zijn bij Inter/View. Een prachtkans voor u als u 21 jaar of ouder bent en tenminste Ulo/Mavo hebt. BELANGSTELLING? Schrijf dan naar Inter/View. Paulus Potterstraat 26, Amsterdam. U krijgt dan een uit nodiging voor een gesprek. U kunt ook bellen met mej. N. van Dam, 020-734422. INTER/VIEW Marktonderzoek Bureau Vereniging K ra lings Zwembad vraagt voor de periode 8 mei t/m 11 september 1976: ZWEMINSTRUCTEUR(TRICE) ijzer K.N.Z.B. MEDEWERK(ST)ER VOOR DE KASSA voor 40 uur per week, dagelijks van 10.00-18.00 uur. Donderdag en zaterdag of zondag vrij. Inlichtingen: mevr. v. Peski, 's-Gravenweg 113, tel. wat denkt u dat er van die mens is over gebleven...." Er wordt gegraven in wei landen en akkers, in de modder van net drooggevallen polders, soms ook moe ten straten weer worden opengebroken omdat de sporen van het neergestorte toestel al lang waren weggevaagd en pas veel later bekend Werd waar een vliegtuig lag. Hoe komt het dan, dat pas na tien, twintig, soms dertig jaar bekend wordt dat ergens een vliegtuig ligt? Van alle vondsten is er bijna geen ontdekking gelijk. De ene keer stuit men op een vliegtuigwrak bij de aanleg van een dijk, een straat of bij een nieuw woningbouwplan; een andere keer komt plotseling een herinnering boven van een ooggetuige. Waarom heeft die dan niet eerder gesproken? „Och ja," zegt de adjudant, ,,'t is zo menselijk een heleboel dingen te willen vergeten... hoewel... soms houdt een ooggetuige zijn mond, omdat hij er tegenop ziet dat zijn land wordt afgegraven („al die trammelant", heeft hij wel eens horen zeggen...) In een ander geval heeft er altijd een kruisje gestaan boven het verongelukte toestel dat zich diep in de grond had ge boord. Zo'n kruisje kwam er in vele ge vallen pas na de oorlog. Wie heeft er aan gedacht de Gravendienst te waar schuwen? Niemand. En als dat kruisje in een akker stond, is het elk jaar vast en zeker wel een paar maal verplaatst; als er gezaaid werd en geoogst. En... hoeveel kruisjes, waar de eerste jaren na de oorlog nog bloemen werden ge legd, zijn later vermolmd en helemaal verdwenen? In Nederlandse bodem moeten nog honderden vliegers liggen - mis schien wel duizenden. Een enkele maal gebeurt er iets heel merkwaardigs. Zoals jaren geleden in de Betuwe. Een bo§r wist, dat er in zijn land een vliegtuig lag. Hij had 't zelf zien neer komen. De Duitsers waren geweest, hadden wat brokstukken meegenomen, maar al gauw had de aarde zich boven het graf van de onbekende vlieger ge sloten en was er nauwelijks meer iets te zien. Wéér was 't „de trammelant" die de boer er van weerhield aangifte te doen. Er werd nooit meer over gepraat. Tot... op een dag de boer ernstig ziek werd. Hij wilde het geheim van het wrak en de dood van die andere mens niet mee in het graf nemen en vroeg zijn familie de politie in te lichten. Arie van der Graaf schudt dan even het hoofd. Ja, dat is vóórgekomen. Vreselijk jammer zo laat, want na zo veel jaren is het vinden van het wrak op zichzelf al een hele puzzel. Een heel merkwaardige aanleiding tot een belangrijke identificatie was eens de verdwijning van een boerderij hondje. Er was grote droefheid op de boerderij toen het hondje - aller lieve ling - niet meer terug kwam. Er werden allerlei veronderstellingen geuit: het kón natuurlijk een goed, misschien be ter tehuis gevonden hebben, maar daar wilde het boerengezin niet aan denken. Het dier kon overreden zijn, maar dan was 't toch wel ergens gevonden? Er werd aan hondemeppers gedacht, aan vivisectie, maar zekerheid bleef uit. Het hondje was vermist en bleef ver mist. Dat ene woord „vermist" kwam plotseling ter sprake toen de boerin vertelde van dat vliegtuig, dat in de oorlog bij de dijk in de sloot was neer gestort. Toen werd er een mens vermist en omdat niemand daar verder werk van gemaakt had, was die mens nog steeds vermist. Op hem wacht mis schien nog steeds een moeder... Ook deze overpeinzing leidde tot aangifte en een geslaagde identificatie van een vlieger en tenslotte de berging van het vliegtuig... En tóch", zegt adjudant Van der Graaf, „is dat even nadenken over het vermist zijn altijd de sterke kracht achter mijn i^erk geweest. Het is niet alleen de uitdaging om een stuk technisch werk goed te doen, maar vooral dat deel van het werk dat met 't hart moet gebeuren, dat ons van de Gravendienst heeft geïnspireerd." Hij laat een brief zien. Een oude Amerikaanse moeder schreef Arie van der Graaf hoe gelukkig ze was dat ze enkele persoonlijke bezittingen had ge kregen van haar zoon die in de oorlog was neergestort. Maar het grootste ge luk was voor haar dat ze nu zeker wist dat haar zoon was omgekomen en waar precies. „You brought my son back home" schreef ze. De jarenlange onze kerheid, de ellende van dat ene woord „vermist" had haar het leven soms on draaglijk gemaakt. Van andere vliegers had ze gehoord hoe ze elke nacht - later ook overdag - met honderden toestellen uit Engeland waren opgestegen voor vluchten naar Duitsland. De vlucht van haar zoon was bekend. Een eindeloze film van opstijgende vliegtuigen, met één er bij van haar zoon, was na de oorlog door haar gedachten, gegaan. Van anderen was bekend waór en hóé het einde kwam. Van haar zoon ont brak het spoor dat naar het laatste ogenblik'leidde - het ogenblik dat iede re nabestaande blijft fascineren. Arie van der Graaf was misschien het liefst onbekend gebleven bij de nabestaanden van al diege nen die hij identificeerde. Maar het kón niet anders: men is hem komen opzoe- i ken. Hij moest mee naar de plaats. „Dat lijki heel erg droevig," zegt hij, „maar ik heb het bezoeken van die plekken waaruit ik de jongens naar bo ven heb gebracht, ervaren als een ver lossing voor de nabestaanden. Want als na jaren het verdriet gesleten is en de hoop, die door het vermist-zijn nog lang wordt vastgehouden, ook gaat verdwij nen, komt er bij vele nabestaanden een ander beeld. Dat is het ontbreken van een graf, dat meii graag zou willen be zoeken, waar men blpemen zou willen leggen, zoals iedere nabestaande kan doen. „Behalve ik", zegt dan de moe der of weduwe van een vermiste. „Kunt u zich voorstellen dat het vinden van een vermist vliegtuig en het identificeren van de vermisten ons mo tiveert in dit werk? Het bewijs zoeken is alleen al, zuiver technisch gezien een boeiende zaak, maar als je dan ook be halve met je verstand, met je hart kunt werken - wetende dat het geluk van een mens op het spel staat, dan slaan wij dikwijls een pauze over. Mijn jongens hebben vaak tot hun nek in de bagger hun werk gedaan - vol goede moed, terwijl anderen zich heel koeltjes lieten ontvallen: „Nou, nou, dat zou mijn werk niet zijn..." Heeft de adjudant ook Duitse oorlogsvliegers geïdentificeerd? „Ja, heel wat. Dat hebben ze me al vaker gevraagd. Men wil dan kennelijk graag weten hoe ik dat ervaar - een Duitser identificeren. Die „boys" hebben voor je vrijheid gevochten - die Duitsers waren je vijanden. Ja, zo denk je gauw, maar daar moet je mee uitkij ken. Ik hanteer één norm - dezelfde voor allemaal. Dat moet, maar boven dien: achter de Duitse vermiste staat óók een nabestaande, voor wie „ver mist" even erg is. In die gevoelens zijn we allemaal gelijk. Mag daarin de sympathie gelden van een adju dant...?" In de Palmkazerne van Bussum wordt in dozen en enveloppen, op foto's en films het levenswerk van Arie van der Graaf bewaard en doorge geven aan zijn opvolger, de nog jeugdi ge sergeant Jongen - één uit hetzelfde hout gesneden als zijn baas die nu met pensioen gaat. Natuurlijk is de medische lijst de belangrijkste. Die is vaak heel gede tailleerd, omdat vliegers onder strenge medische controle staan. Op die lijst staan alle mogelijke lichaamsmaten en de toestand van het gebit, per tand en kies aangegeven. Verder alles wat er vroeger is gebeurd. En dat kan heel be langrijk zijn, zoals vroegere beenbreu ken, sportblessures, enz. Van der Graaf hecht ook veel waarde aan ogenschijn lijk voor een identificatie niet belang rijke gegevens als bijvoorbeeld het lid maatschap van een club en het feit of de vlieger een vrijwilliger is of een dienstplichtige, of hij een straffe siga rettenroker is of een pijproker, een ver zamelaar... Waarom? Van der Graaf heeft ooit op een diepte van acht meter in een wei land een ring gevonden met het teken van de Vrijmetselaars, een sportinsig- ne. „Ik weet dat veel mensen trots zijn op hun vrijwilligersschap, op hun lid maatschap van een club, op een heel bijzondere postzegels of een zeldzame munt."Van elke vlieger, wiens gegevens Van der Graaf voor identificatie in handen kreeg, maakte hij een gedegen voorstudie. De man die hij zoeken moest, was vaak - vóórdat er een schop de grond in ging - al lang geen vreemde meer voor hem. Hij kent velen nog bij naam: Ro bert Chisholm, commandant van een Wellington bommen werper, vrijwilliger uit Nieuw Zeeland, die een Maori-amulet in een leren zakje bij zich droeg en een blikje pijptabak - de officier Taffender, die aanvankelijk werd afgekeurd omdat hij bij een me dische keuring te zwaar bleek. Taffon der deed zijn uiterste best 15 kilo af te vallen, want hij wilde méé. Het lukte, maar het werd zijn laatste vlucht - ser geant Burbridge, die een beetje ijdel was en altijd twee zakkammetjes bij zich droeg - de zeer jonge Belgische vliegerofficier Henri Taymans, die uit België gevlucht was naar Engeland en daar een van de hoogst gedecoreerde vliegers werd. Zeven meter onder de grond bij Zwolle vond Arie van der Graaf tussen zijn stoffelijke resten een stukje zilver papier in de vorm van een cupidootje. Het had boven op de bruidstaart ge staan. Henri had het, toen de taart werd aangesneden, in zijn portefeuille gestopt. Zeventien jaar later kwam het cupidootje naar boven... „Kunt u zich voorstellen wat dót voor de weduwe betekend heeft na al die jaren van spanning over de vermis sing van Henri?" Soms zoeken Van der Graaf en zijn mannen tevergeefs. Zoals naar de staartschutter van de B-24 Liberator in de polder Flevoland. Vier gesneuvelden in die Liberator kregen door identifica tie hun namen terug, maar de staart schutter bleef spoorloos. „Misschien is hij door de enorme klap van de staart op het water uit elkaar geslagen..." Van der Graaf heeft - zolang hij met het identificatiewerk bezig is - altijd in zijn hart 'n apart plaatsje gehad voor de staartschutter. Hij vertelt waarom. „De staartschutter zit zo'n hele vlucht (vijf tot soms tien uur) helemaal alléén op een heel klein plekje aan het uiteinde van het toestel. Door een nauw gangetje moet hij er heen kruipen Ga maar'es kij ken in het museum in Overloon, daar staat nog een bommenwerper. Kijk dan eens naar dat plaatsje van de staart schutter en denk dan eens aan die lange uren in zoeklichten en afweervuur..." In de polder liggen nog heel wat vliegtuigbemanningen - vermist - „known unto God" - alleen God kent ze. Zij vlogen de kortste weg van, de Engelse vliegvelden naar de belang- rijkste,Duitse doelen. Die weg lag over. het IJsselmeer, waar geen Duits lucht afweer was, waar eventueel een veili ger landing kon worden gemaakt, dan op land, waar misschien een dappere visser een vlieger durfde oppikken en verbergen. Duizenden geallieerde vlie gers kunnen het zich nó nog goed her inneren: als 't een heldere nacht was, dan glinsterde het IJsselmeer hun tege moet. Nog een klein rukje en ze waren Boven het IJsselmeer zijn er veel neergekomen, maar éls er een kans was dat ze de Engelse basis haalden, moet er ook optimisme zijn geweest. Arie van der Graaf heeft ze gevonden, de vlie gers, die al bezig waren hun piloten- laarzen te verwisselen voor gewone schoenen. Zij deden dat boven het IJs selmeer, dan waren ze - eenmaal geland - vlugger thuis... Uit de Palmkazerne zijn in de loop der jaren heel wat pakjes met persoonlijke herinnerin gen via de buitenlandse Gravendien sten naar de nabestaanden gezonden. „De piëteitswaarde van die dingen - een paar munten, een insigne, een ring, een enkele maal een nog bijna gave si garettenkoker of een zakmes, een brief of een souvenier - is onbetaalbaar", zegt de adjudant. Soms blijven er din gen achter. Dat zijn dié persoonlijke herinneringen die duidelijke sporen dragen van geweld, bijvoorbeeld een door kogels doorzeefde kaart of tabaks doos. Van der Graaf bepaalt zélf wat naar de moeder of de weduwe gaat en „als ik 't soms niet weet, dan vraag ik 't mijn vrouw: „zou je dit van je zoon willen terughebben...? Dat is gevoel en ik heb me daarmee -' goddank - nog nooit vergist". De menselijke resten gaan uiteraard niet naar de familie, maar naar de Gravendienst van het land van de ge sneuvelde. In overleg met de familie vindt dan vaak een her-begraving plaats. Arie van der Graaf. Over eèn paar dagen met pensioen. Hij gaat varen met zijn boot en zijn lie velingsplekjes opzoeken in het binnen land van Mallorca. En dan - ja, einde lijk eens tijd voor lezingen, voor werk in kerk en maatschappij - niet meer zo vaak behoeven te zeggen: sorry, ik heb 't druk... Misschien wordt hij dan tóch weer „de gedwongen vrijwilliger" zoals hij zichzelf wel eens eekscherend noemt. Bij hem was 't „Zorg dat je er bij komt" niet bij. Integendeel: Van der Graaf heeft z'n best gedaan uit de dienst te komen, maar toen het werk hem een maal te pakken had, kon hij er bijna niet van scheiden. Hij heeft zijn „jon gens", die het werk zullen moeten voortzetten, een goede opleiding gege ven voor hun zowel oorlogs- als vredes taak: de dode een naam geven. Een technische en administratieve taak. Daarnaast, daarbij: bezieling - als het karwei niet alleen koud en (wat men dan noemt) „smerig" is, maar óók als het gevaarlijk is. Er kan altijd een bom zijn blijven hangen. „Elk moment kan er in ons werk wat gebeuren". Velen, die met Van der Graaf hebben samengewerkt, herinneren zich nog de bijna gave sigarettenkoker die adjudant Arie weghaalde onder een 500-ponder in een put die bezaaid was met fosfor- bommen. Vraag hem tenslotte nooit: „hoeveel vliegers hebt u geborgen." „Wij streven niet naar een getal... mensen, ook dóde mensen, mag je niet turven. Dat doe je met dingen... post zegels of zo..." Eén vraag heeft men deze schei dende Gravendienst-specialist - woonachtig in Ermelo - nooit gesteld: „Hebt u wel eens een speldje gehad - een onderscheiding?" Dit is zijn rechte antwoord: „Nee, meneer en dat sprijt me heel erg. Ik had er in- die lange jaren heel graag eentje gehad, omdat ik veel gedaan heb voor de Nederlandse zaak, vooral voor de nabestaanden van onze geallieerde vrienden. Nee... ik heb er nóóit een ge-, had. Hoewel... een paar jaar geleden dacht ik (en trouwens de hele kazerne): daar komt'ie. Ik had de sergeant ge vraagd onze bureaus goed op te ruimen. \lles picobello - schoenen extra poet sen, pak keurig netjes. Maar nee hoor..? Toen 't zover was., geen Arie van der Graaf... Ik ben er nooit boos om ge weest, maar 't heeft me toch wel te leurgesteld. Ja, ik had er graag een ge had..." Het is er tenslotte toch van geko men. En hoe! Op zijn laatste dag als militair kreeg Arie van der Graaf méér dan wat hij ooit heeft durven dromen: de Eremedaille in goud bij de Orde van Oranje Nassau met de zwaarden. Een exceptie voor een onde rofficier en een hele hoge uitzondering - als zo'n lintje buiten Koninginnedag valt. Maar de Koningin zelf had voor Arie van der Graaf de uitzondering ge maakt... s werelds grootste kosme- ticabe.irijf biedt u een uit stekende bijverdienste, als Avon-Consulente. U deelt uw eigen tijd in en ver koopt produkten met 100 pet. garantie. Vraag vrijblijvend inlichtin- t 2-18. Vijzelstra. Amsterd? tel 020-648.41/42. Ref.: 93. ZELFVERHUIZER GOEDKOOP! De zelfverhuizar is een verhuiswagen die wij voor uw deur plaatsen wan neer u dat wenst. Ruimte volop 10 x 2,5 x 2,5 m. Geen pakkisten meer, want u begint te laden wanneer de zelfverhuizer voor de deur staat. Aan alles is gedacht o.a. steekwagen 25 pakdekens serviesladen - planten- tafel - kleddingkast - aparte radio tv opbergruimte - lage laadvloer (40 cm dus tillen haast overbodig) 220 V ver lichting. Is alles ingeladen, dan zorgen wij dat de zelfverhuizer voor uw nieu we woning wordt geplaatst, 't Be spaart u honderden guldens. Prijzen vanaf f. 280,- inüchtingen: KIEINEK00RT-P00T BAADE B.V. Irl NIEUW MATHENESSERSTRAAT32B - SCHIEDAM - TELEFOON 010-269435.^'*^^ diakonessenhuis Het Diakonessenhuis- Refaja in Dordrecht, gelegen aan de rijksweg Rotterdam- Breda, is een modern uitgerust ziekenhuis met een capaciteit van 476 bedden. Het komplex omvat zes verpieegatdetingen, een psychiatrische kliniek, een centrum voor haemodialyse, een polikliniek met traumatoiogische functie, een klinisch-chemisch- en isotopenlaboratorium een verpleegkundige opleiding en een personeeisiiat voor 190 intern gehuisveste leerling verpleegkundigen. De medische staf bestaat uit plm. 40 specialisten. Het ziekenhuis heeft ruim 700 medewerkers In dienst. Voor de uitbreiding van ons team op de afdeling HARTBE- WAKING zoeken wij op. korte termijn gediplomeerde die de gespecialiseerde cursus Hartbewaking wensen te volgen die in september 1976 aanvangt. Het is belangrijk om alvorens de ze cursus te volgen enige tijd op deze afdeling werkzaam te zijn. Het vinden van een passende woonruimte levert in Dordrecht over het algemeen geen proble- Schriftelijke sollicitaties te rich ten aan het hoofd Personeelsza ken, Postbus 444 te Dordrecht. ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM vakature bij de faculteit der geneeskunde, instituut voor farmacologie datum 1 mei 1976 turenummc, dierenverzorger(ster) part-time taak Het verzorgen van proefdieren en het schoonhouden van de proefdierruimten. Tevens zal assistentie moeten worden verleend bij proeven met dieren. gevraagd Kandidaten met een voltooide opleiding op MAVO Ervaring in het verzorgen van dieren strekt tot aanbe veling. salariëring volgens Rijksregeling, is afhankelijk van opleiding en ervaring. Schriftelijke spllicitaties onder vermelding van het vakaturenummer te richten aan het Hoofd van de Afdeling Personeelszaken van de Erasmus Universiteit Rotterdam, Postbus 1738 te Rotterdam.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Havenloods | 1976 | | pagina 4