Hoogspanning... vogélgévaa Koppelingsnetten zijn moeilijk onder de grond te werken DE HAVENLOODS DONDERDAG 1 SEPTEMBER 1977 V ALGEMEEN r Kan iemand die als kind het oor te luisteren heeft gelegd tegen houtentelefoonpalen"gelukkig zijn in een land vol gigantische hoogspanningsmasten Het grote heimwee weet van geen ophouden. Nu nog enkele van deze in carbolineum gedrenkte boom stammen op hun laatste benen staan, wekken ze plotseling een romantisch verlangen naar de tijden van weleer. Ze waren ook voor mij een absolute triomf van de techniek. Met hun porseleinen isolatiepotjes en tussenstations een rode bliksemschicht op de deur symboliseerde het levensgevaar binnen deze muren beschouwde ik ze als mijlpalen langs de weg naar wonderland. Geen acrobaat kon de school jeugd meer in verrukking brengen, dan de man die met stijghaken aan zijn laarzen zo'n telefoonpaal beklom om storingen op te heffen. Maar wat er te beluisteren viel, grensde aan het ongelooflijke. Het tegen de soms door weer en wind groen uitgesla gen paal aangedrukte kinderoor ving fascinerende geluiden op. Een zoemen en trillen van langs de lijn voortsnellende telefoongesprekken, wisselend van toonhoogte en altoos de hoop wekkend, dat een geheimzinnige boodschap zou worden doorgegeven. Pas later kwam ik er achter, dat deze in eindeloze colonnes opmarcherende palen slechts dragers wa ren van elektrische stroomkabels en de gesprekken werden gevoerd door een deze draden bespelende wind. Ook viel overigens van de bovengrondse leidingen weinig goeds te melden. Zij ontsierden in sterke mate het toen nog ongerepte landschap en waren bedekt met resten van aanplakbiljetten, waarop politieke partijen, circus en veiling hun waren aanprezen. Nude laags pannings leidingen ze hebben intus sen een lengte gekregen van 107.000 kilometer grotendeels ondergronds zijn aangebracht, is de telefoonpaal uit mijn jeugd plotseling een trooster voor bedroefden geworden. Hij moet blijven, althans op enkele plaatsen, als illustratiemateriaal voor de snel om zich heen grijpendeindustriële archeolo gie". Hoe lang zal het duren, alvorens de oudste stalen hoogspanningsmasten in ons land soortgelijke sentimen ten gaan oproepen? Over 25 jaar zal ik ze waarschijnlijk nog steeds niet beminnen. Aan hun betonnen voeten ervaar ik de angst voor een zekere gewelddadigheid, omdat hun bliksemkracht in staat is mij ter plaatse tot as te doen vergaan, als maar de juiste contacten gelegd zouden worden. Maar pas nu mij is opgedragen enkele regels aan deze hoogspanningsmasten en hun nuttige last te wijden besef ik hoe snel een gewenningspro ces hun aanblik dragelijk heeft gemaakt. Ik zie overal in den lande circuits, die me voor dien in het geheel niet waren opgevallen. De indruk dat ik al heb leren leven met deze wezensvreemde elementen in ons landschap, schijn ik met veel landgenoten te delen. Soms wijst iemand me zelfs op het schitte rende perspectief, van zo'n langzaam kleiner wordend bataljon Enakskinderen in de pol der of krijg ik te horen dat zij de leegte op treffende wijze accentueren. Daar staat mijn hoofd nog niet naar. Toch is het een wonder, dat al zovelen zich heb ben neergelegd bij deze aantasting van na tuur en landschap. Nauwelijks een kwart eeuw geleden begon de opmars van deze niets ontziende horizonvervuilers en voltrok zich een visuele revolutie in de geïndustria liseerde landen. Nimmer tevoren was de on derwerping van onze samenleving aan de technologie op treffender wijze gesymboli seerd. Als reuzen die hun kazernes verlaten trokken complete heirscharen door Europa om, met de centrales als uitgangspunt, het land te veroveren. Alle protesten ten spijt beheersen zij nu ook alle Nederlandse pro vinciën met een sterkte van tegen de 15.000 hoogspanningsmasten en bovengrondse tra jecten van in totaal meer dan vierduizend kilometer lengte. 1 ze ontwikkeling roept nog altijd ^weerstanden op. Ons toch al zo kwetsbare territorium zou volslagen ontoonbaar zijn geworden, als niet vrijwel alle laagspanningsnetten (thans voor 86 pro cent) maar ook veel hoogspanningsleidingen ondergronds waren aangebracht. Het blijkt echter technisch maar vooral economisch nog onuitvoerbaar te zijn, om deze hele wir war van kabels onder het maaiveld op te bergen. Daar zouden fortuinen mee gemoeid zijn, met als resultaat onbetaalbare stroom. Een terreinwinst voor de machtige 380 Kv koppelverbindingen tussen de centrales en andere transporten onder de hoogste span ning, ligt nog in het verschiet zolang ons volk wil snijden met elektrische messen en plezier beleeft aan een eindeloze reeks stroomverslindende snuisterijen en appara- Soms waagt een functionaris zich aan de uitspraak, dat het wel lijkt of wij stroom vréten. Gadegeslagen door 15.000 reusachti ge spookgestalten in veld en beemd steken wij steeds meer stekkers in stopcontacten. Het stroomverbruik is in tien jaar ruim schoots verdubbeld en zelfs nu in adverten ties de wereldbol verschijnt als een lang zaam opbrandende kaars („Wees verstandig met energie!") gaan we daar rustig mee door. Het schijnt intussen tot menigeen te zijn doorgedrongen, dat hoogspanningscircuits behoren tot de consequenties van ons sa menlevingspatroon. Ik zwijg dus verder over de aanblik van deze als in zevenmijlslaarzen door ons land oprukkende mastmannen (soms doen zij inderdaad denken aan we zens, die met afhangende schouders een linie bezet houden) omdat esthetische bezwaren niet meer op de voorgrond staan. Nu een plaats wordt gezocht voor twaalf kernenergie-centrales in ons land, heeft de verontrusting een andere bedding gezocht. Experimenten in Dodewaard en Almelo, de reactor in Borsele's centrale, het Nederland se aandeel in de kweekreactor van Kalkar, het zijn projecten die landschappelijke pro blemen op de achtergrond hebben gedron gen. De visuele milieuverontreiniging wordt ook minder belangrijk geacht, dan wat er Niets ontziende horizonvervuilers voltooiden hun opmars van Dollard naar Schelde als symbolen van onze niet te stillen honger naar elektrische energie - ten koste van hoeveel vogellevens? met de rivieren zou kunnen gebeuren als te veel centrales er hun kokend water op gaan lozen. t betekent niet, dat de elektriciteits- ^bedrijven nu maar hun gang kunnen gaan met de bouw van nieuwe bo vengrondse leidingen. Elke kilometer die zij aan hun tracés toevoegen zal nieuwe slacht offers eisen onder de vogels, die nu al zo massaal geofferd worden op dit altaar van onze welvaart. Er wordt zwaar getild aan dit aspect van de hoogspanningsproblematiek, sinds in ver scheidene rapporten deze sterfte min of meer wetenschappelijk is gesignaleerd. Ter zijde van de bos- en lommerrijke Schelmse- weg te Arnhem met gekwinkeleer in alle tak ken, toont ing. T. A. Renssen mij in een kan toor/laboratorium zijn lugubere cijfermate riaal. Volgens zijn berekeningen komen jaar lijks meer dan een miljoen vogels om het le ven tengevolge van een „aanvaring". Zo noemt hij het in zijn vakjargon, als een vogel tegen een draad aanvliegt. Moeten zij dit met de dood bekopen wat meestal het re sultaat is dan worden deze onfortuinlijke spreeuwen, kramsvogels, tureluurs, purper reigers enz. gerubriceerd als „draadslachtof fers". Gezeten tegenover deze baardige ornitho loog in dienst van het Rijksinstituut voor Natuurbeheer, heb ik er niet veel fantasie voor nodig om hem onder de hoogspannings leidingen aan het werk te zien. Hij is een man des velds, het type van de geduldige schuilhutbewoner. Voor de samenstelling van zijn RIN-rapport maakte hij in weidege bieden een jaar lang studie van de wijze waarop vogels zich tegen hoogspanningsdra den te pletter vlogen of aan hun verwondin gen bezweken. Deuntjes als „Klein vogelijn op groene tak, wat zingt ge een aardig lied" besterven al gauw op de lippen van iemand die zo'n rapport leest. Ook mensen aan wie elke sentimentaliteit vreemd is, voelen zich onbehaaglijk als zij extrapolerend kunnen vaststellen, dat jaarlijks bijvoorbeeld circa 150.000 spreeuwen, 110.000 postduiven en evenzoveel kieviten aldus de dood vinden, gezwegen van de tienduizenden duiven, kramsvogels, zanglijsters, koperwieken, meerkoeten, reigers en alles wat verder op de scheppingsdag gevleugeld aan Gods hand is ontstegen. Dat ook in ons land zeldzame broeders als lepelaar, ooievaar, purperreiger enz. tot de slachtoffers kunen behoren is meermalen be wezen. De toch al kleine populaties zouden er lelijk door uitgedund kunnen worden, als deze „aanvaringen" maar op hun beloop werden gelaten. Dt is echter niet het geval. De heer lenssen toont mij een aantal wat or thopedisch aandoende voorwerpen, waarmee pogingen worden gedaan de vogels attent te maken op deze barrières van dra den. Ik betast een soort gummi vloermatje, felrood en voorzien van windgaten, zoals die boven de Maasvlakte aan de kabels wappe ren. Reeds geruime tijd zijn zwarte strips in gebruik als alarmsignaal, allerlei soorten bollen, gekleurde afstandhouders, spoelen, krullen en spiralen. Dit alles dient er toe om de aanstormende vogels te waarschuwen. In controleerbare gevallen is een vermindering van het aantal slachtoffers met ongeveer de helft vastgesteld. Er worden nu weer goede resultaten verwacht van eerr in Engeland ontwikkelde „kurketrekker" die om de draad spiraalt. Het blijft uitermate moeilijk om het effect van deze hulpmiddelen min of meer wetenschappelijk vast te stellen. Binnenkort begint nabij het Friese Joure en Johannesga in samenwerking met het FEB een serie nieuwe proefnemingen, waar bij ook een functionaris van KEMA betrok ken zal zijn. Met behulp van een aantal vo gelwachters gaat men daar het aantal slachtoffers onder draden met en zonder sig nalering vergelijken. Liever zou de heer Renssen zien, dat een andere constructie werd toegepast voor het ophangen van de kabels. Zij hangen nu dik wijls op verschillende niveaus boven elkaar en daarboven is dan nog de „bliksemdraad" gespannen die eventueel hemelvuur moet opvangen. Het risico zou aanmerkelijk afne men bij hoogspanningsleidingen met alle draden op dezelfde hoogte. Proefnemingen met een dergelijk traject bij het Naarder- meer'hebben dit bewezen. In Duitsland is de bliksemdraad vervangen door afleiders op de masten. Kan dat ook hier? Het is mede onder druk van de publieke opinie ai zo ver gekomen, dat dergelijke sug gesties serieus in overweging worden geno men. Het door het RIN uitgebrachte rapport is niet uit de lucht komen vallen. Tal van groeperingen hadden voordien al protesten laten horen tegen de massale sterfte en met name de postduivenhouders in Limburg toonden zich zeer verbolgen over de slach ting onder hun vogels. Een opzienbarend vasthoudende onder zoeker toonde zich de student René Heijnis uit Koog aan de Zaan. wiens uitgebreide rapporten veel opzien baarden. Zijn schat ting van het aantal slachtoffers loopt tegen de twee miljoen. Wie zich op enigszins we tenschappelijke wijze met dit onderwerp wil bezig houden, betreedt overigens een terrein vol voetangels en klemmen. Het is bijvoor beeld duidelijk, dat 's nachts vliegende vo gels weinig profijt kunnen hebben van de draadmarkeringen. Als ik in mijn onschuld de vraag stel, welke de verhouding is tussen dag en nachtsterfte moet de heer Renssen het antwoord schuldig blijven. Er zijn wei nig gegevens over. Het zou echter best kun nen zijn, dat de helft van het aantal slacht offers in de nachtelijke uren deze fatale bot sing maakt. En dus zou er gezocht moeten worden naar een of ander lichtgevend waar- schuwingssigfiaal. Dit gebeurt dan ook. Maar fluorescerend materiaal is om te beginnen al verboden, omdat het licht radio-actief is en bij neer storten gevaar zou kunnen opleveren voor het vee. In vergelijking met het landbouwgif dat dood en verderf heeft gezaaid (veel vo gelsoorten hebben nauwelijks overleefd), al les wat op de weg wordt platgewalst, de massale jacht op zangvogels in Italië en an dere doodsoorzaken, eisen de hoogspan ningsdraden misschien een gering aantal slachtoffers. Wie zal het zeggen? Maar een miljoen blijft een miljoen. Er gebeuren daar hoog boven het maaiveld dingen die, op een ver traagde film vastgelegd, adembenemende beelden zouden opleveren. Er breekt vaak paniek uit, zo blijkt uit de in het verslag op getekende reactiepatronen. Vliegrampen zijn het gevolg. Zweefvliegers als de kok meeuw worden vaak door rukwinden tegen de draden gesmeten, duiven raken groepsge wijs in opperste verwarring Grotere vogels als lepelaars, purperreigers en ganzen ontko men al evenmin aan deze strik, als zij de fa tale vlieghoogte hebben gekozen. Met lang zame wiekslag naderende zwanen laten tra gische balletuitvoeringen aan het sterven vooraf gaan. De heer Renssen heeft als een choreograaf hun bewegingen op papier ge zet: het steigeren als van een paard, vleugel- geklapper, de poten die afwerend vooruit ge stoken worden. Als gevolg van een geringe wendbaarheid en de wat logge aerodyna- miek, heeft de zwaan in zo'n situatie weinig kans op overleving. Het gevaarlijkst is de bliksemdraad, als hoogste obstakel, omdat vrijwel alle vogels er de voorkeur aan geven over de draden heen te vliegen. Op tussen- of onderdoortjes hebben zij het niet voorzien. Dat er niet méér slachtoffers vallen is te danken aan het doorgaans veel hogere vliegniveau van de miljoenen trekvogels die ons land passe- Niettemin hebben de rapporteringen ge leid tot meer bezinning over allerlei preven tieve maatregelen. In de zeer uitvoerige overlegprocedures, voorafgaande aan de bouw van nieuwe trajecten, laten ook de be dreigde vogels hun stem horen, onder meer via devertegenwoordigervan „Natuur en Mi lieu" in de Commissie Electriciteitswerken. Op tal van hoorzittingen tikt roodborstje niet tevergeefs aan het raam. Op plaatsen waar de vogels extra-kwets baar zijn door hun frequente vluchten, wordt bekeken of het circuit gedeeltelijk on dergronds of met draden op één niveau kan worden aangelegd. In deze „milieugevoelige situaties" wil men de hogere kosten wel eens voor lief nemen (voor 150 Kv-leidingen be dragen die bijv. het vijfvoudige) als het al ternatief technisch uitvoerbaar is. De KEMA met name blijft zich intensief verdiepen in deze ondergrondse hoogspan ningstechniek. Mensen cfie zich bezig hou den met de draadmarkering zoals ing. Rens sen hebben veel contact met Engelse onder zoekers, die met steeds nieuw „alarmmate riaal" op de markt komen. In de andere Eu ropese ianden (overspannen door een veel dichter net van hoog- en laagspanningslei- Na schrikreacties als gevolg van de energiecrisis nam het stroomver bruik in ons land vorig jaar weer toe met 8.3 procent. De helft van de door onze centrales geproduceerde energie wordt afge nomen door industrieën, een kwart is nodig om in onze huizen de lampen brandende te houden en een eindeloze collectie apparaten en toestellen te laten functioneren. Als deze ontwikkeling zich voortzet, zul len nog veel nieuwe centrales en hoogspan ningsleidingen ons op grimmige wijze duide lijk maken, waar we mee bezig zijn. De tele foonpaal is uit het gezicht verdwenen. Twin tig procent van alle industriële investerin gen wordt besteed aan de openbare elektrici teitsvoorziening en hoogspanningsmasten trekken van Dollard tot Schelde hun sporen door het landschap. De kraaien zijn daar alzo vertrouwd mee geworden, dat ze er soms hun nesten in bou- LEO J. LEEUWIS Fatale storingen in de electriciteitsvoorziening zoals die onlangs New York deden schudden op de grondvesten, zullen in ons land niet gauw voorkomen. Het risico wordt kleiner, naarmate meer koppelings netten de centrales verbin den. Daardoor kunnen zij in geval van nood elkaar met doorleveranties op de been houden. Deze koppellijnen zijn door hun dominerende con structies de grootste boos doeners in het woud van hoogspanningsmasten Naarmate er meer centrales nodig zijn, zullen zij hun op mars voortzetten. Was vroe ger de electriciteitsvoorzie ning plaatselijk, regionaal en in provinciaal verband geregeld, thans is de concen tratie van produktie- en di stributiebedrijven al een eind gevorderd. De „Arn hemse Instellingen" vereni gen deze activiteiten, met als belangrijkste exponenten de SEP (Samenwerkende Electriciteits Produktiebe- drijven) en de KEMA (Keu ring Electrotechnische Ma terialen). Er heeft zich een comple te structuurwijziging vol trokken. die van een stroom voorziening meer en meer een nationaal gebeuren maakt. Als consequentie daarvan is ons land bezaaid geraakt met hoogspannings masten. Deze giganten over schrijden zelfs al de gren zen, omdat ook sprake is van een internationale kop peling en samenwerking. Oorzaak van deze ontwikke ling is mede de onstuitbare honger naar stroom in onze op electriciteit draaiende sa menleving en de daardoor toegenomen kwetsbaarheid. Hoogspanningsmasten sym boliseren de kracht en de zwakheid van een wel vaartsmaatschappij. Zij schragen een ver doorge voerd perfectionisme, nodig om het functioneren van onze samenleving te waar borgen. De westerse industrielan den zullen voortaan moeten leven onder het toezicht \an deze spookgestalten in veld en beemd. In nevenstaand artikel worden enkele conse quenties daarvan belicht, met name de vogelsterfte als gevolg van „aanvaringen" met hoogspanningsdraden.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Havenloods | 1977 | | pagina 14