'Denk je dat zwakzinnigen gelukkiger 'fzijn dan wij?' zwartboek onderwijs hard nodig i: N SCHOLENKRANT Opleiding voor verpleeg kundige-Z lag. 9 5-579 Verpleegkundige in een ziekenhuis. In een „gewoon" ziekenhuis, in een psychiatrisch ziekenhuis of in een inrichting voor zwakzinnigen. Er bestaan opleidingen voor, die respectievelijk aangeduid worden met A, B en Z. Over alle drie bestaat onduidelijkheid. Werken in een gewoon ziekenhuis heet vaak „zonder contact met mensen te zijn, wassen, naar een volgende patiënt hollen en weer wassen". In een psychia trisch ziekenhuis „kom je jezelf tegen", het contact met mensen zou te zwaar zijn. In de zwakzinnigenzorg „zijn het van die lieve kinderen" of „zijn de mensen een beetje eng". Johan de Keizer is hoofd opleiding in een inrichting en zegt: „Dat is niet zo, het percentage kinderen is vrij klein, er zijn ook zwakzinnigen van 70 jaar maar als je dat zegt, stapt men daar snel overheen". Natuurlijk betekent werken met zwakzinnigen meer dan spelen met kinderen en „beanstigend" zijn de be woners van een inrichting niet. Voor een verpleegkundige wegen de ongemakken als onregelmatige diensten en soms het intensief verzorgende werk (voorzover dat al als een ongemak gezien wordt) niet op tegen de bevrediging die hij of zij heeft van het werk. Henk Blanken sprak met Peter Molendijk, een eerstejaars verpleegkundige in de Z-opleiding en met de al genoemde Johan de Keizer over de misverstanden, de motivatie, de verschillende groepen en het werk Er was een enquête waarin aan ver pleegkundigen werdgevraagddenk je dat zwakzinnige mensen geluk kiger zijn dan wij? De meerderheid zei ja. Toen werd de vraag gesteld of zij dan zwakzinnig wilden zijn en daarop zei iedereen nee. Hieruit werd de conclusie getrokken dat ze niet gelukkiger wilden zijn dan ze waren". „Er leeft bij veel mensen de voorstelling dat zwakzinnigen zo ontzettend gelukkig zijn, maar volgens mij hebben ze ook gewoon de ups en de downs, de eigen probleempjes. Maar op een heel ander niveau, iets dat voor ons heel kinder achtig is" Hij werkt als verpleegkundige in de Barthimeiishage, een inrich ting voor meervoudig gehandi capten nabij Doorn. Na een mislukte atheneum-opleiding kwam de diensttijd en daarna de beslissing om te gaan werken in een zwakzinnigen-inrichting. Hij werd na verschillende sollicitaties aangenomen in de Barthimeiishage, waar hij de Z opleiding is gaan volgen. „De schok: verdorie wat ligt daar, wat heeft leven zo nog voor zin?" De inrichting is bedoeld voor mensen die naast hun geestelijke handicap nog een lichamelijke handicap hebben. De mees ten zijn blind. Een zwakzinnige is een normaal mens die de fases van de ont wikkeling echter wat langzamer door loopt, of sommige fases helemaal niet bereikt. De oorzaken voor zwakzinnig heid liggen voor de geboorte of in de eerste levensjaren van een kind. Tijdens de zwangerschap kan een vierus- ziekte als rode hond de oorzaak zijn. Door ondervoeding, bepaalde medi- i cijnen, geslachtsziekten of door bij- zinnigheid ontstaan. Tijdens de geboorte kan zuurstofgebrek de oorzaak zijn als de longen niet op gang willen komen. Als een kind in de eerste levensjaren zo verwaarloosd en zo liefdeloos op groeit, als er geen contact tot stand komt tussen opvoeder en kind, kan het zijn dat de ontwikkeling niet goed loopt. Feite lijk is het kind dan niet zwakzinnig maar gedragsgestoord. „Waarom ik in de zwakzinnigenzorg ben gaan werken? Ik kan daar heel moei lijk een concreet antwoord op geven. Ik had ook maatschappelijk werk kunnen gaan doen, dat ligt ook in mijn richting, iets voor andere mensen doen. Maar in het maatschappelijk werk kom je moei lijk zonder opleiding, en op de opleiding kom je alleen als je al in het maatschappe lijk werk zit. Het is een cirkeltje waar je in moet rollen". Advertenties in de Volkskrant brachten Peter bij enkele Z-opleidingen en een opleiding voor psychiatrisch verpleegkun dige in Castricum, maar daar werd hij afgewezen. Een „gewoon ziekenhuis" en de daarbij horende A-opleiding lagen niet in zijn straatje. Te weinig contact met mensen, zegt hij, of juist zaken als stervensbegeleiding en dat vindt hij „wel gelijk wat erg zwaar" Peter: „Ja, je weet er te weinig van. Misschien zeggen ze in de A wel dat het een beetje beangstigend is om met gees telijk gehandicapten om te gaan en dat is het volgens mij niet. Ik vind sommige „normale mensen" soms beanstigender dan zwakzinnigen. Ook voordat ik dit werk deed heb ik nooit iets gek gevonden aan zwakzinnigen; mijn eerste reactie was echt: wat zielig, die mensen zou ik best 'willen helpen. Ik heb het nóóit als beangstigend gevoeld en hoefde dus ook niet met vooroordelen af te rekenen" Johan de Keizer is hoofd van de opleiding voor Z-verpleegkundi- gen aan de Merwebolder in Slie- drecht, een inrichting voor zwakzinnigen. Met hem praat ik verder over de verge lijking van de verschillende opleidingen in de verpleegkunde. Hij zegt: „Ik denk dat het erg afhangt van wat de mensen zelf beleven. Iemand die in de B werkt heeft het als persoon moeilijker. Het feit dat je werkt met mensen, met wie je bij wijze van spreken een week eerder nogp gewoon zat te praten en die je dan terug' ziet in de psychiatrie als patiënt, dat geeft veel psychische problemen bij leerlingen Peter Molendijk: wel wat liefde voor de bier... Dat kom je veel minder tegen in de Z. de zwakzinnigenzorg' Daar weet je: een zwakzinnige is van de geboorte af zwakzinnig en blijft dat. De acceptatie daarvan is een andere druk dan: ik moet iemand helpen beter worden" afwijking en één diepzwakzinnig. Demen terende kinderen gaan steeds verder achteruit tot het punt dat ze doodgaan. Als zo'n kind geboren wordt is er hele maal niets aan te zien, op vijf-jarige leef tijd blijkt meestal dat fr iets aan de hand is. Het begint slecht te horen en te zien. Na bepaalde onderzoeken wordt ge constateerd dat het dementerend is. dat steeds meer lichamelijke en geeste lijke functies wegvallen" „De ontwikkeling kan heel verschillend zijn en hoe lang ze leven wordt vaak bepaald door andere factoren, ze hebben heel weinig weerstand en één van de meest voorkomende doodsoorzaken is dan ook een aandoening aan de longen" „Waarom ben /c gestopt met dat werk „Ik zag het niet meer zitten, had door de cursus gezien dat er nog andere mensen zijn, andere groepen, dat het werk met zwakzinnigen enorm gevari eerd kan zijn. Er was op een gegeven mo ment een meisje dat, toen ik aan het werk was, tegen me zei: het lijkt wql lopende- band-werk wat jij doet. En dat was 09k wel zo, ik was er niet met m'n gedachten bij, voelde geen greintje liefde op dat moment. Toen dacht ik: nou moet ik weg" „Zwakzinnig varieert van bijna-normaal tot diep-idioot. Er zijn zwakzinnigen die vragen stellen als. wat is zwakzinnig, wat is epileptisch? Aan de andere kan zijn er kinderen die nog in de baby-tijd zijn, die de stront van hun luier in hun gezicht snieren en het lekker vinden Je haalt dan een hand weg, omdat je anders weer het vieze werk op moet knap pen en om het tapijt schoon te houden Zulke karweitjes kunnen heel smerig zijn; als ze in hun luier liggen te graaien wan neer ze gescheten hebben en ongesteld Als een kind met zo'n smile rondloopt heb ik bevrediging van mijn werk" „Als je hier werkt moet je wel een beetje liefde hebben voor de bewoners. Een zwakzinnig kind wordt nooit beter, het blijft zwakzinnig. Maar je kunt in ieder geval proberen het het kind zo prettig mogelijk te maken. Als een kind met zo'n smile rondloopt, loopt te lachen en het naar de zin heeft en ik weet dat ik daar toe bijgedragen heb, dan heb ik voldoening van mijn werk" „Bij de Z is het meer het schrikken als je voor het eerst binnenkomt op een bed legerige afdeling. Als je denkt: verdorie wat ligt daar, wat heeft leven zo nog voor zin. Maar dat schokeffect is na de eerste paar weken weg" Wanneer iemand solliciteert bij de Merwe bolder volgen er een paar gesprekken en een schriftelijke test. Indrukken en mo tieven spelen een rol bij het al dan niet aannemen. „Heel legaal" noemt Johan de Keizer het „willen "wérken". Weer anderen zeggen dat ze „zich altijd aan getrokken hebben gevoeld". Als het rede lijkerwijs denkbaar is dat iemand de Z-opleiding kan volgen wordt hij aan genomen waarna in een introductie periode nogmaals van twee kanten (de opleiding en de leerling) wordt beke ken óf werken mogelijk is. „Ze moeten toch wel wat weten te zeggen. Alleen een beetje schuchter ja en nee maakt ons weinig wijzer. Erg extreme uitspraken, zoals dat ze eigenlijk vinden dat er geen inrichtingen zouden moeten zijn, kunnen niet. Dan vinden wij dat ze niet moeten gaan werken in een inrichting. Ze mogen best zeggen dat zwakzinnigen eigenlijk ergens anders ver zorgd zouden moeten worden, maar een inrichting zowiezo taboe verklaren kan 1niet" Toont het niet juist de betrokkenheid bi/ „Ja dat wel. Maar ik denk dat je toch de reden voor het bestaan van een inrich ting zonder meer van tafel veegt. De maatschappij is nog niet zover dat mensen geaccepteerd worden en bovendien kun je in een inrichting (vooral financieel ge dacht) optimale voorzieningen voor zwak zinnigen creëren" In de Barthimeiishage in Doorn zijn er drie zorgvelden. Eén voor intensieve omgang waar de „laagst functionerende" zwakzinnigen gehuisvest zijn. Er is een zorgveld „zelfstandigheid" waar de zwakzinnigen nog in een redelijke mate zelfstandig functioneren. Beter werkt sinds enkele weken op een afdeling van het zorgveld „ontwikkeling". Zijn groep bestaat uit kinderen tussen de zeven en twaalf jaar, waarvan verwacht wordt dat ze zich nog verder ontwikkelen Voordat Peter op de groep kwam waar hij nu werkt, was hij negen maanden in een afdeling waar dementerende kinderen verpleegd werden. Hij vertejt daar over „Voordat ik hier kwam was er een voor- üchtingsochtend over dementerende kinderen. Ik ben daar geweest en na wat gesprekken ben ik uitgenodigd om eens een dag mee te draaien op een groep Ik ben er gaan werken zonder dat ik iets wist van andere groepen en achteraf vind ik dat niet zo'n geweldige gang van zaken. Ik wist verder niets van zwakzin nigen, dat et nog een hoger niveau was, dat er zelfstandig functionerende en ont- wikkelings-gerichte groepen waren" „Werken met dementerende kinderen be tekent hoofdzakelijk een zo prettig moge lijke leefsfeer creëren. Ik zat in een groep je met zes kinderen, wdarvan vier demen terenden,. één met een viervoudige hart- Alle informatie over de Z-opleiding (ook wel Zw-opleiding) is aan te vragen bij de Stichting Publiciteit Verpleeg kunde en Verzorgende beroepen. Kei zersgracht 437 in Amsterdam. De op leiding duurt drie jaar, waarin men èn studeert èn in de praktijk werkzaam is. Toelatingseisen zijn een 4-jarige MAVO (of gelijkwaardige opleiding). Minimum leeftijd is 17 jaar en 7 maanden. De opleiding wordt momenteel verzorgd door een opleidingscommissie afkomstig uit de Vereniging van Directeuren van Inrichtingen, maar sinds 28 januari 1978 is er een beschikking waarin toege werkt wordt naar een opleiding die ge lijkgesteld is aan de A en de B. Johan de Keizer: afhankelijk van wat leerlingen beleven (foto Dick Hogerwerf jr.) Niet loservan maar juist nauw verbonden met alle discussies over „het andere kind in de jaren '80", over spreiding of concentratie van anderstaligen, over de Nieuwe Basisschool, leerlingenschalen en onderwijsmethoden, staan de onderwijzers zelf. Met dat verschil dat de ,jncnsen in het veld" niet in eerste instantie te maken hebben met beleidsontwikkeling en meer-jaren- programma's, maar alle dagen in de week rechtstreeks geconfronteerd worden met de problemen van het onderwijs. In „het veld" zijn bundelingen ontstaan van mensen die samen willen werken aan een oplossing. Zo is er in de wijk Bospolder/ Tussendijken, net als in een aantal andere (veelal oude) wijken een werkgroep onderwijs, waarin ouders, onderwijsgevenden van kleuter-, peuter- en lagere school samen werken met vertegenwoordigers van instanties als buurthuis en wijkorgaan. Vanuit het wijkorgaan Bospol der/ Tussendijken werd vijf jaar geleden gestart met een werkgroep onderwijs, omdat de si tuatie in de wijk om aanpak vroeg. Bospolder/ Tussendijken is een twee- de-rings gebied met de typische pro blemen: grote aantallen buitenlan ders, slechte behuizing, hopeloze ver-K keerssituatie, etc. De gevolgen voor het onderwijs zijn groot. Ernstige leermoeilijkheden, problemen met gedrag van kinderen, ordeproblemen Het moeilijk of niet- aanspreekbaar zijn van buitenlandse kinderen, anal fabetisme bij de ouders die boven dien (of daardoor) moeilijk te berei- ken zijn. Door de opeenstapeling van problemen in een klas kan een onder wijzer of kleuterleidster te weinig aandacht geven aan de Nederlandse kinderen. Arjo van de Geer is kleuterleidster op De Hofstee en lid van de werkgroep onderwijs in Bospolder/ Tussendij ken. Ze heeft een groep van 28 kin deren onder haar hoede. Tien zijn afkomstig uit niet-Nederlandse ge zinnen, zes uit „probleemgezinnen" (veelal gescheiden ouders). Ze zegt: „De laatste vier jaar is die situatie steeds erger geworden. Het aantal buitenlandse kinderen is bij voorbeeld veel te groot. Je kunt ze niet allemaal tegelijk Nederlands le ren en omdat ze bijelkaar zitten gaan ze hun eigen taal praten, ze vormen echt een groepje in je klas: als er één Turks kind wil plakken, willen ze al lemaal plakken, en dat is begrijpelijk. Al met al kun je te weinig aandacht per kind geven en moet je ze vrijhe den gaan ontzeggen, wat je eigenlijk Rene de Jongh: zwartboek (foto Jan van der Meyde) ,3e moet heel goed opletten wat je doet voor'de niet-problematische kin deren. Je loopt het risico die te ver waarlozen. Gelukkig werken we met zogenaamde voortgangslij sten waardoor we kinderen beter kunnen volgen in hun ontwikkeling". De Hofstee, waar Arjo van de Geer kleuterleidster is, werkt met het project Onderwijs en Sociaal Milieu, dat er op gericht is „de ontplooiing van de talenten van kinderen uit kansarme gezinnen te optimaliseren", zodat de problemen verminderen „Een prima programma", vindt Aqo van de Geer, „het bracht Ljjn in mijn werk, maar de buitenlandse kinderen hebben er niet zoveel aan omdat het een verbaal programma is" adat de werkgroep onderwijs in een brief aan Minister Pais gevraagd had om verlaging de leerlingenschaal (het gemid deld aantal kinderen per klas) en als antwoord kreeg dat men aan moest kloppen b(j de gemeente Rotterdam, de School Advies Dienst of de schoolbesturen, startte de werkgroep een actie samen met gelijkgestemden uit andere oude wijken Rene de Jongh, ook lid van de werk groep in Bospolder/ Tussendijken, vertelt „Er komt een inventarisatie van alle problemen op de scholen in oude wijken, een soort zwartboek Daarmee gaan we direct naar Pais We eisen nu van de minister dat de minimum klassegrootte 20 kinderen wordt. Het maximum mag niet gro ter zijn dan 25 leerlingen. We praten niet meer over een schaal, maar over een maximum, omdat je anders nog de situatie hebt dat er in een klas 15 kinderen zitten en daardoor in een andere 35. Bovendien willen we niet meer dan 25 pet anderstalige leerlingen per school" In een concept van het zwartboek stellen de werkgroep-leden duidelijk „voorstander te zijn van intregatie van anderstaligen" Maar er moet een limiet gesteld worden, zegt men Dat de onderwijssituatie al met al onhoudbaar geworden is, staat voor de werkgroep vast Een bijdrage aan de oplossing ziet men overigens bijvoorbeeld in het aanstellen van een opbouwwerker in de oude wijken die alleen maar bezig is met het onderwijs. Rene de Jongh: „We gaan het zwart boek zelf aan de minister aanbieden en als hij ons dan weer met een kluit je in het riet stuurt, gaan we kijken wat we verder kunnen doen. Deze ac tie is in iedergeval hard nodig; ze' moeten weten dat problemen van een oude wijk ook in het onderwijs door werken."

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Havenloods | 1980 | | pagina 33