1
'Tussen 'gaaf' en 'gers'
zit een nuanceverschil'
Beroepskeuze groot na
Niet sexe, maar
individu bepaalt lager
beroepsonderwijs
economisch
onderwijs
i
G.E.S. opvallend voorbeeld streekschool
:i
\q
19
'6
TOON MANS OVER ONZE TAAL:
1
SCHOLENKRANT /IfilÊ
Coëducatie
langzaam
op gang
Jongens en meisjes samen oliebollen bakken op de „Vakschool". De docente wilde leerlingen zo
all-round mogelijk laten worden. Ook jongens moeten kunnen kokenstrijken'en knopen aanzetten.
Een brok zelfstandigheid, onafhankelijkheid staat voorop.
bestuurs- en directieniveau.
Ook het te hard van stapel lo
pen van coëducatie op bepaal
de scholen voor lager beroeps
onderwijs heeft in het recente
verleden aangetoond dat voor
zichtigheid en bezinning nood
zakelijk zijn.
Een heel voorzichtige poging
wordt nu gewaagd door een
tweetal scholen voor lager be
roepsonderwijs in Rotterdam- VcïkkSUZC
Zuid. Leerlingen van de Tech
nische School „Hillevliet" zijn
de ene week op de donderdag
morgen te vinden in het eigen
gebouw om de lessen algemene
technieken te volgen, maar
niet met „alleen jongens onder
elkaar".
de Vakschool. De meisjes ko
ken of strijken mee. Het wer
ken met de twee tegen elkaar
in draaiende groepen is maar
één manier waarop coëducatie
kan gebeuren, in een eerdere
periode koos men voor de hele
groep jongens tegelijk naar de
Vakschool en de hele groep
meisjes samen naar de „Hille
vliet".
Een groep meisjes van klas 2g
van de Eerste Algemene Vak
school werkt ijverig mee in het
lokaal algemene technieken aan
de „Hillevliet". De andere
week is de helft van de jongens
te vinden in het huishoudkun-
delokaal of in een keuken van
Directies en betrokken docen
ten hebben gekozen voor het
vak algemene technieken, om
dat dit de meeste ruimte biedt.
De coëducatie wordt hierin het
meest benadrukt door de
praktische en theoretische mo
gelijkheden. Het vak is ont
staan uit het wettelijk voor
schrift dat er algemener onder
wijs gegeven moest worden.
Het aantrekkelijke ervan is dat
de inhoud door de school zelf
ingevuld kan worden.
De rol van de docent is zo mo
gelijk van een nog grotere im
portantie. De leerlingen zijn
beslist niet altijd even enthou
siast. Bij een juiste informatie
vooraf kunnen echter veel van
de vooringenomen standpunten
worden weggenomen. Zijn de
leerlingen eenmaal zo ver, dat
ze eraan willen, dan kunnen
zich moeilijkheden voordoen
door de andere benadering op
de beide schooltypes. Een
treffend voorbeeld daarvan is
het al dan niet gebruiken van
de voornaam.
Voor meisjes is het een vreem
de ervaring om op de techni
sche school bij de achternaam
te worden aangesproken, ter
wijl dat voor de jongens de ge
woonste zaak van de wereld is.
Gezamenlijk moet men trach
ten voor zulke problemen een
oplossing te vinden, de Vak
school en de „Hillevliet" sturen
nu een begeleider mee tijdens
de coëducatielessen. Deze kan
als waarnemer bepaalde feiten
constateren en deze met de
Tolken
Het inschakelen van deze „tol
ken" zoals de begeleiders in
tern worden genoemd, heeft
bevredigende resultaten opge
leverd. Bepaalde verschillen tre
den duidelijk naar voren, de
betrokkenen constateren dat
over het algemeen op de l.t.s.
zelfstandiger gewerkt wordt en
dat het zoeken naar geborgen
heid bij meisjes meer vragen,
meer contact zoeken met de
leerkracht tot gevolg heeft.
Op de twee scholen is men
echter van mening, dat deze
constateringen van zestien
maanden beslist niet tot voor
barige conclusies mogen leiden.
Unaniem is men van mening,
dat er steeds vanuit het indivi
du en niet vanuit de sexe te
werk moet worden gegaan. Het
doorbreken van het rollenpa
troon még, maar hoeft niet.
Hans achter het fornuis en Inge
aan de draaibank, het gaat om
dié leerling en niet om jongens
en meisjes in het algemeen.
Zo'n samenwerking tussen
twee scholen hoeft ook niet be
slist tot een fusie te leiden, in
de toékomst wil men het op
deze twee scholen proberen
met meer klassen, maar zeker
nog in hetzelfde vak.
Men Ls ermee begonnen voor
dat het moest, zodat de fouten
eruit gehaald kunnen worden
in de verwachting dat coëduca
tie binnen niet al te lange tijd
wettelijk verplicht zal worden
gesteld. Bestuur, directie en
docenten willen „beslagen ten
ijs" komen in het belang van de
leerling.
De vrijheden die men nu heeft
zijn bij deze vrijblijvendheid
groter, daarbij komt dan nog
dat de positie van het lager be
roepsonderwijs thans onder
dwang van de arbeidsomstan
digheden verandert.
Het I.b.o. zal van pestschool"
overgaan in een gewaardeerde
vorm van eindonderwijs, nu
blijkt dat veel mavo-leerlingen
geen baan kunnen krijgen. Het
daarop inspelen door coëduca
tie is ongetwijfeld een goede
zaak, omdat school en maat-,
schappij ook anno 1981 vaak
nog een juiste aansluiting ont
beren.
Klaas Schipper
Meisjes drie uur per week op de „Hillevliet". De docent algemene technieken gaat ei
leerlingen -jongens of meisjes een brok zelfstandigheid moeten ontwikkelen
DONDERDAG 15 JANUARI 1981'S 3-573
Voor de eerste klas van het
Middelbaar Middenstands On
derwijs gelden dezelfde toela
tingseisen als voor de „eerste"
van het M.E.A.O. De duur van
de opleiding bedraagt ook drie
jaar. Het eindexamenpakket
telt vijf „verplichte vakken", te
weten Nederlands, Engels of
Duits, economie, warenkennis
en commerciële vorming. Het
aantal verplichte eindexamen
vakken zal met ingang van de
cursus '82/'83 met één vermee
rderd worden tot in totaal zes.
De bij de opleiding aansluiten
de beroepen moeten gezocht
worden in de zelfstandige mid
denstandssfeer. Na het M.M.O.
zijn diverse vervolgstudies mo
gelijk, onder meer ook aan het
H.E.A.O. Een onofficiële, maar
toch niet te verwaarlozen „toe
latingseis" voor elk der drie
typen onderwijs aan de Ge
meente Economische School is
een dosis motivatie bij de
leerling.
Directeur Van Harten daar
over: „Bij elk der typen is
sprakevan een zeker mate van
algemene vorming. De hoofd
moot van alle onderwijs is toch
wel gericht op het mogelijke
latere beroep. Je moet dus wel
weten wat je gaat doen als je er
aan begint".
Tot nu toe is nog steeds elke
aangemelde, en met de ge
wenste vooropleiding „uitge-,
ruste" leerling, aan de G.E.S.
van Dordt geplaatst kunnen
worden. Van een studiestop is
dus geen sprake. De scholen
gemeenschap geeft thans on
derwijs aan circa 750 leerlin
gen; 220 van hen volgen de
„lagere detail", de overige 530
de twee middelbare opleidin
gen.
Hans Knijff
COëDUC ATIEeen
gemeenschappelijke
opvoeding of
onderricht van en aan meisjes
en jongens, is binnen het
Nederlandse onderwijssysteem
een doodnormale zaak.
Men staat er zelden of nooit bij
stil, dat alleen het lager
beroepsonderwijs - althans
bepaalde vormen hiervan -
een uitzondering vormen op
deze regel. Jongens en meisjes
gaan samen naar-de
peuterschool, kleuterschool en
de basisschool. Ook daarna
vervolgt de coëducatie haar
weg tot en met een eventuele
universitaire opleiding.
De leerlingen die in de zesde
klas van de basisschool kiezen,
of aangewezen worden, voor
het lager technisch of lager
huishoud- en nijverheidsonder
wijs, worden in de brugklas
echter op eens geconfronteerd
met het feit dat hun medeleer
lingen, op een enkele uitzonde
ringen na wellicht, van dezelfde
sexe zijn. Tot voor enige tijd is
deze scheiding van meisjes en
jongens niet als een direct na
deel ervaren, maar de emanci
patiegedachte en de zich steeds
sterker manifesterende wensen
tot doorbreking van het rol
patroon wijzen thans in een
andere richting.
Te hard
Dat dit samengaan van jongens
en meisjes binnen het beroeps
onderwijs problemen geeft,
lijdt geen twijfel. Vaak is het
niet zo zeer een gewennings-
kwestie voor de leerlingen,
maar de problemen worden
vooral aangetroffen op
lands een vier en daarmee is hij
beslist niet tevreden. Dat lage
cijfer wijt hij aan zijn gebrekki
ge kennis van de grammatica
en dat zal ook wel, want voor
gedachten formuleren verdient
Toon op zijn minst hete dubbe
le.
Hij is gewoon één van de 150
leerlingen van alle vormen van
het voortgezet onderwijs, die
gevraagd werden voor een sum
mier taalonderzoekje. Drie
woorden, een pen een blaadje....
dat was alles. „Leuk, tegenzin,
medeleerling" waren de woor
den waar het om ging.
De leerlingen moesten achter
deze woorden de door hen zelf
gebruikte sunoniem schrijven,
waarbij werd gesteld dat bij het
woord „medeleerling" ook
scheldwoorden mochten wor
den genoemd die bij eventuele
ruzies aan diens adres zouden
worden gericht.
Toen de honderdvijftig vijftien
jarigen van de scholen in en
buiten Rotterdam hun blaadjes
retourneerden, bleken die in
ieder geval niet onbeschreven
gebleven. Uit de inventarisatie
groeide een grote ljjst van
woorden die in kringen van
boven de achttien heel vaak de
uitroep „He?!" ontlokte. Blijk
baar klinken woorden als tof,
blits, biek, onwijs, gers, gaaf,
drollig leuker dan het „ouder
wetse" leuk. „Oen", blijkt de
vriendelijkste manier waarop je
je medeleerling kunt uitschel
den, al liggen „zak, kaffer, lui,
koe, ezel, schoft en flikker dan
toch ook beslist op atheneum-
en gymnasiumniveau.
Bij leerlingen van het beroeps-
pnderwijs en de mavo gaat het
allemaal nog iets anders, al mag
men daar niet de conclusie aan
verbinden dat het taalgebruik
daar veel ruwer zou zijn. Het is
een constatering, evenals het
nu gebleken gegeven dat het
een behoorlijk verschil maakt
of een leerling in of buiten
Rotterdam op school gaat.
Om de uitkomsten te relative
ren is Toon Mans gevraagd:
„Zou jij de verschillen in taal
gebruik kunnen verklaren?" Hij
zegt er dit van: „Het maakt wel
degelijk verschil uit, uit welk
gezin je komt. op welke school
je gaat, in welke plaats je
woont" en dan laat hij erop
volgen: ,,'t Is toch wel amusant
om die lijsten zo eens te bekij
ken. Je kunt er bijvoorbeeld uit
concluderen dat er tussen gaaf
en gers een duidelijk nuance
verschil zit". Een toffe jongen,
die Toon, en hij slaat de spijker
op zijn kop met zijn voorzich
tige conclusies: de houding van
de leerling zelf, het gezin, de
school, stad of platteland bepa
len mede of je „onwijs"
„amusant" zegt.
Klaas Schipper
ECONOMISCH Onderwijs" is een vorm van
beroepsonderwijs waaraan in ons land veelal
op betrekkelijk anonieme wijze gestalte wordt
gegeven. In tegenstelling tot bijvoorbeeld het technisch
en het landbouwonderwijs, wordt deze vorm van
educatie opvallend weinig voor het voetlicht gebracht.
Datzelfde „economisch onderwijs" blijkt echter toch elk
jaar weer voor vele jongelui bijzonder aantrekkelijk te
zijn. Van een gebrek aan belangstelling van de zijde van
de schoolgaande jeugd is dus geen sprake. Wel is het zo
dat er relatief gezien niet zo gek veel scholen zijn die
zich toeleggen op de bewuste onderwijsvorm.
Deze constatering houdt vrij
wel automatisch in dat het
merendeel van de betreffende
scholen aanspraak maakt op
de aanduiding „scholengemeen
schap": in één school zijn
dikwijls verschillende typen
„economisch onderwijs".
Voorts hebben veel van derge
lijke scholen een uitgesproken
streekfunctie: de leerlingen zijn
afkomstig uit een min of meer
wijd uitgestrekt gebied er om
heen.
Een opvallend voorbeeld van
zo'n scholengemeenschap en
tegelijk streekschool is de
G.E.S. (Gemeentelijke Econo
mische School) in Dordrecht.
Op de G.E.S. zijn drie typen
„economisch onderwijs" verte
genwoordigd, te weten Lagere
detailhandel (L.D.), Middelbaar
Economisch en Administratief
Onderwijs (Mü.A.O.) alsmede
Middelbaar Middenstands On
derwijs (M.M.O). Het eerste
onderwjjstype is een vorm van
lager beroepsonderwijs, bjj de
twee andere gaat het om
middelbaar beroepsonderwijs.
De „Gemeentelijke" heeft zo
als gezegd ook een typische
functie voor „zijn" streek.
Hoekse waard
De heer drs. A. van Harten,
directeur van de G.E.S. vertelt
„De leerlingen van mijn school
komen behalve van het Eiland
van Dordrecht vooral uit de
Alblasserwaard en de Hoeksche
Waard, van het Eiland Ussel-
monde en uit de kop van
Noord-Brabant. Ja, ook uit
Brabant, ik denk dat dat
voornamelijk verband houdt
met de betrekkelijk goede
..En als ik heel kwaad ben. dan zeg ik schoft!
WIE leerlingen van het voortgezet onderwijs
met elkaar hoort praten, moet er heimelijk
thuis wel eens het woordenboek op naslaan.
Maar in een aantal gevallen zal ook dit geen uitkomst
kunnen bieden. Er is bijna geen meisje meer, dat tegen
een medeleerlinge zegt: „Wat heb jij een leuke trui
aan". En een jongen die tegen een klasgenoot zegt: „Ik
maak die taak met tegenzin!kom je niet meer tegen
„Een bieke of gerse trui" en „balen" liggen veel beter
in het (jeugdige) gehoor èn in de mond. Het taalgebruik
van jongeren tussen twaalf en achttien jaar uitgebreid
onderzoeken zou jaren vergen en tegen de tijd dat de
resultaten vastgelegd zouden kunnen worden, kon men
opnieuw beginnen omdat er op dit terrein een duidelijke
modetrend bestaat.
Toon Mans (15), leerling van
een derde klas van de athe
neum-afdeling van de Rijks-
Scholen-Gemeenschap (R.S.G.)
Brielle, zegt het tijdens een na
bespreking van een klein onder
zoekje heel nadrukkelijk: „Be
paalde woorden zijn de ene dag
nog helemaal „in", om de
andere dag voor ouderwets ver
sleten te worden",
ls Toon een taalgeleerde? Be
slist niet, want op zijn laatste
rapport prijkte voor Neder-
spoorverbinding met Dordt".
De scholengemeenschap van de
heer Van Harten, die zelf in
Ulvenhout, even onder Breda,
woont, is ondergebracht in
totaal vier gebouwen: twee
hoofdgebouwen met elk een
dependance. Het ene hoofdge
bouw staat aan de Dordtse
Binnen Walevest, in het cen
trum van de stad, en dient als
huisvesting voor de Lagere
Detailhandel-afdeling. Het an
dere hoofdgebouw is gesitueerd
aan de Oranjelaan, even buiten
het hartje van de Merwestad.
Aan de Orapjelaan zijn het
Middelbaar Economisch en
Administratief Onderwijs en
het Middelbaar Middenstands
Onderwijs gehuisvest.
„We houden", zegt de heer
Van Harten, „de ene afdeling
lager beroepsonderwijs strikt
gescheiden van de twee afde
lingen middelbaar beroepson
derwijs. Op de „lage afdeling"
zitten jongens en meisjes vanaf
pakweg twaalf jaar. In de
hoogste klas van de „middel
bare" lopen leerlingen mee van
een jaar of twintig. Het leef
tijdsverschil in de hele scholen
gemeenschap is te groot om
alles bijeen te houden, vandaar
dus die scheiding".
Het onderwijs aan de L.D.-
afdeling van de Gemeentelijke
Economische School, kan als
vorm van lager beroepsonder
wijs, direct na afloop van de
lagere schoolopleiding worden
gevolgd.
De duur van de opleiding
bedraagt, normaal gesproken,
vier jaar. Het eindexamenpak
ket omvat vijf zogenaamd
„verplichte vakken": Neder
lands, Engels of Duits, bedrijfs
economie. warenkennis en ver
koopbevordering. De beroepen
die aansluiten op de L.D. liggen
vooral in de sfeer van handel en
dienstverlening. Enkele voor
beelden: verkoper/ster, verte
genwoordiger/ster, inkoper/ster
en een secretariaatsrichting.
Elk van de richtingen kent een
min of meer examenpakket.
MM.O.
De „beroepsmogelijkheden"
zijn na een met succes afgelegd
examen, in willekeurig welke
opleidingsrichting legio. De
mogelijkheden voor een ver
volgstudie zjjn minstens even
talrijk. Elke geslaagde aan het
M.E.A.O. kan verder „blok
ken" aan een school voor
H.E.A.O. (Hoger Economisch
en Administratief Onderwijs).
en bedrijfsleider/ster.
Wie na de „Lagere Detail"
verder wil studeren kan terecht
in met name het Middelbaar
Middenstands Onderwijs, dat
zoals hierboven al is aangege
ven ook op de G.E.S. is verte
genwoordigd. In de eerste klas
van de Middelbaar Economisch
en Administratieve richting van
de school kunnen leerlingen
worden toegelaten die in het
bezit zijn van een MAVO-4
diploma, een LBO-diploma
- in beide gevallen bij voor
keur met een vakkenpakket
met onder andere Engels, Duits,
handel en/of wiskunde een
overgangsbewijs van HAVO-3
naar HAVO-4 of een overgangs
bewijs van VWO-3 naarVWO-4.
De opleiding aan het M.E.A.O.
duurt bij een vlotte gang van
zaken drie jaar. Er zgn bg het
bewuste type van onderwijs
vier studierichtingen mogelijk,
te weten een administratieve
richting, een commerciële rich
ting, een bestuurlijke richting
Directeur Avan Harten: .Motivatie is wel gewenst".