'Dot brood en bier na zes dagen
instant zo lekker kunnen smaken'
Vier mannen maken enerverende voettocht
*Een werkelijk schitterend ruig landschap ligt beneden ons.
tsen te-
boven-
1 is bij
e steile
:ldvrij
allemaal
klauteren
zou heb-
r ons zo
is gewor-
kant van
tegen de
„Dat je brood en bier, na zes dagen geleefd te hebben op in
stant voedsel, zo kunt waarderenHadden we nooit gedacht".
Jan Willem Helfrich, Eduard van Wijk, Aldo Kuijer en Ron
Lochtenbergh hebben de uitdaging van de ongetrainde orde
in het Corsicaanse berglandschap achter de rug. Uitstekend
uitgerust met prima materialen, dat wel, ondernamen de vier
Rotterdamse studenten eind juni begin juli dit jaar een voet
tocht dwars over het eiland dat niet voor niets de bijnaam
lie de Beauté heeft. Bijgaand het verslag, geschreven door
Eduard. De foto's zijn van Jan Willem.
*Ron doet zich te goed aan gerstenat. Eduard van Wijk.
VANUIT Nice vliegen we in een 2-motorig propellorvlieg-
tuig van Nederlands fabrikaat (Fokker) naar de luchthaven
Calvi op Corsica, tenminste dat was de bedoeling. Boven de
Mediterrannée komen we prompt in een noodweer terecht en we
zijn genoodzaakt uit te wijken naar Bastia aan de andere kant van
het eiland. Met de magen in de keel worden we per bus naar de
oorspronkelijke bestemming vervoerd.
We besluiten vanaf de luchthaven naar het dorp waar de tocht be
gint, Calenzana, te lopen. Onze rugzakken zijn veel te zwaar (meer
dan 20 kg) omdat we voor ruim een week eten bij ons hebben. We
zijn in ons enthousiasme van plan om onderweg geen extra dagen
uit te trekken voor ravitaillering voordat we in Vizzavona zijn aan
gekomen. Onderweg naar Calenzana komen we langs een Corsicaan
se pizzeria en er wordt besloten de inwendige mens te versterken.
De pizza's zijn uitstekend gebakken op een open haardvuur in de
gelagkamer en ruim overgoten met Corsicaanse wijn. Dat alles bij
kaarslicht, want electriciteit is in deze omgeving een luxe. Tijdens
het eten ontmoeten we een Corsicaan die ons weet te vertellen
dat er dit jaar al negen mensen zijn omgekomen op de route. Ver
volgens somt hij alle gevaren op die ons gaan bedreigen: steenlawi
nes, onbetrouwbare sneeuwvelden, kou enz. en hij besluit met de
mededeling dat we een slechtweerperiode hebben uitgekozen. Van
dat laatste kregen we tijdens de vlucht overigens al een voorproef
je. We krijgen steeds meer zin in de tocht en de Corsicaan blijkt be
reid ons naar Calenzana te rijden waar we de tenten opslaan. Voor
het slapen gaan drinken we nog gezellig een stevige borrel met een
paar Fransen van het vasteland en rond drie uur liggen we in onze
slaapzakken.
WftAncHnn 90 iiini bereiken we een stroomversnelling
noensaug iv |uni waar we kunnen kamperen en onze
door Carl Denig geleverde, uitste
kende Raven-instantmaaltijden eten.
Eerste loopdag. Reveille om 11 uur,
rond 1 uur met een kater van de vori
ge avond op pad. Vanuit het dorp
gaan we omhoog via een oud schaap
herderspad. De zon brandt op het
pad en de rugzakken zijn loodzwaar.
Met het zweten verdwijnen de alco-
holresten van de vorige avond uit
het lichaam. Lijden loutert, zegt men
en na twee uur klimmen in de hitte
van de middag krijgen we onze loute
ring in de vorm van een prachtig uit
zicht vanaf een col. We kijken vanaf
1275 meter in het volgende dal. Het
is heiijg, waardoor de rivieren als zil
verkleurige banden door het dal
kronkelen. Na een half uur rusten
gaan we verder, over een horizontaal
pad dit keer, en al snel kunnen we
onze veldflessen vullen in de eerste
van vele watervallen die we op onze
tocht tegen zullen komen. Opnieuw
klimmen we en komen in een bos te
recht dat vol ligt met zwartgeblaker
de boomstammen, resultaat van één
van de gevreesde Corsicaanse bos
branden. Het verbrande bos maakt
ons wat neerslachtig. Na een uitge
breide maaltijd (soep en brood) op
een col voelen we ons weer gesterkt
en we vervolgen de tocht.
„On the double" dit keer want het
wordt al donker en tegen de rots
achtige helling kunnen we de tenten
niet opzetten. Bij het laatste licht
Na 10 uur lopen slapen we als een
blok naast de ruisende beek. De vol
gende dag omhoog langs een prachtig
boSpad waarbij verscheidene berg
stromen doorwaad moeten worden.
Achter in de middag bereiken we
een waterval waar een hangbrug over
heen is gespannen. We kunnen ons
niet bedwingen en dalen af naar de
voet van de waterval om een bad te
nemen. Dat valt tegen. Het water is
afkomstig, van de hoger gelegen
sneeuwvelden en is zo koud dat
lichaamsdelen na enkele seconden
pijn gaan doen. Door heel langzaam
aan het smeltwater te wennen slagen
we er tenslotte in om geheel te water
te gaan en het verlangde bad te ne
men. Daarna laten we onze naakte
lichamen drogen op door de zon ver
warmde rotsplaten, roken onze siga
ren en ontdekken dat het na zware
inspanning goed rusten is.
Het uitzicht vanuit onze comfortabele
positie is formidabel, voor ons rijst
een massieve gekartelde rotswand op
die ver boven ons uittorent. Het uit
zicht herinnert ons aan wat ons mor
gen te wachten staat als we voor het
eerst boven de boomerens zullen ko-
Vrijdag 1 juli
Vandaag begint het echte klimwerk.
Na een half uur klimmen vanaf de
waterval waar we gisteren gebaad
hebben bereiken we de boomgrens.
Het landschap verandert van groen
bos in kaal graniet. Het eerste sneeuw
veld wordt hoog boven ons zichtbaar.
Langs over elkaar liggende rotsplaten
klauteren we omhoog, zoekend naar
handgrepen en voetsteunen. Vallen
betekent 1 O-tallen meters lager op de
rotsen terechtkomen. Op de gevaar
lijkste plaatsen hangen touwen die
het klimmen wat vereenvoudigen.
Van de rugzakken merken we niets
meer. Het lichaam heeft zich vol
komen ingesteld op die extra 20
kilo en ziet af van verdere protesten.
Zo klimmen we verder tot aan een
klein bergmeer op 1860 m. waar ge
rust wordt. Het weer Verslechterd, de
bewolking begint verdachte vormen
aan te nemen maar we gaan verder.
Omhoog langs een opeenstapeling
van losliggende rotsblokken en gruis.
Elke stap veroorzaakt een kleine la
wine, we vergroten de onderlinge af
stand om lawinegevaar te verkleinen.
Voor we de brèche bereiken moeten
we door ons eerste sneeuwveld klim
men. Voor het eerst deze tocht be
vinden we ons op 2000 m. Er is in
middels een forse wind opgestoken
die donkere wolken langs de toppen
van het tegenover ons gelegen berg-
massief jaagt. De aanblik is veront
rustend en we vervolgen zo snel mo
gelijk onze weg over een bergkam
waar we verschillende ingewikkelde
klimpartijen ontmoeten die bemoei
lijkt worden door de harde koude
wind die steeds onverwacht vanach
ter een rotspartij opduikt en ons keer
op keer uit balans brengt. Tegen de
middag gaat de wind liggen en klaart
het weer op. We hebben er 11 uur
opzitten tegen de tijd dat we de refuge
(is berghut) Altore bereiken waar we
overnachten. Op deze hoogte is het
koud, 's nachts daalt de temperatuur
onder het vriespunt, maar we slapen
behaaglijk in onze warme slaapzak
ken na een inspannende dag.
Zaterdag 2 juli
Vandaag moeten we door wat be
kend staat als het gevaarlijkste deel
van de route. Het „cirque de la soli
tude". Er zijn hier dodelijke onge
lukken gebeurdwe zjjn alle vier wat
zenuwachtig. Om 7 uur gaan we van
start. Eerst 2000m. door een sneeuw
veld klimmen naar de Col Perdu op
2200 m. Nu bewijzen onze pickels
hun waarde, ik zou hier niet graag
uitglijden. Pickel in de sneeuw ram
men, schoenneus in de sneeuw schop
pen, gewicht van de ene op de andere
voet verplaatsen en op de pickel steu
nend omhoog komen. Na 3 kwartier
Aldo aan 't bier.
bereiken we de col en kijken uit over
het „cirque". Het „cirque" is eigen
lijk een soort graniettrechter met bijna
loodrechte wanden, aan de boven
kant ca. 1 km in doorsnede en enkele
honderden meters diep. We dalen af
in het „cirque", er hangen touwen
waaraan we ons, met beide voeten
tegen de rotswand steunend, laten
zakken. Het gaat gesmeerd, we voe
len ons in topvorm, van zenuwen is
geen sprake meer. Dan zijn er ineens
geen touwen meer en moeten we ons
al zoekend naar spleten en richels die
houvast bieden, naar beneden wer
ken. Soms stuiten we op granietpla
ten die volstrekt geen houvast bie
den, dat betekent traverseren of zelfs
een stuk terugklimmen en een andere
route zoeken. Uiteindelijk belanden
we onder in de trechter waar ons een
volgende opgave wacht: dezelfde af
stand nu in omgekeerde richting.
Ik neem een forse overdosis zoutta-
bletten en na een half uur voel ik me
weer stukken beter. Voort loopt de
weg door het bos tot we weer boven
de boomgrens uitklimmen. We ont
dekken dat het graniet hier tot op
veel grotere hoogte met groene ma-
quis bedekt is dan in het begin van de
tocht. Het geheel maakt een vriende
lijker indruk dan de desolate grillige
rotspartijen die we voordien beklom
men. Dit neemt niet weg dat er nog
fors geklommen moet worden en
tegen de schemering zijn we de 2000
m.-grens alweer gepasseerd en komen
we aan bij de refuge met de indruk
wekkende (Corsicaanse naam Ciottulu
di i Mori. Het is koud maar binnen
wordt de open haard aangemaakt en
onder het genot van nicotine glijden
de laatste slokken van de meege
brachte whisky naar binnen.
*Jan Willem Helfrich zelf voor de camera.
Zondag 3 juli
De volgende dag gaan we rond 8 uur
van start. Vandaag geen uitzonder
lijk moeilijk terrein, wel een grote
afstand (ruim 9 uur pure looptijd
tot aan de volgende refuge) Achter
in de middag wordt de behoefte aan
een verkoelend bad groot. Ergens
voor ons ligt het Lac de Nino maar
na elke col volgt een andere col en
geen verfrissend meer. Uiteindelijk
ligt het meer dan toch onder ons.
We rennen, voor zover mogelijk,om
laag, kleden ons uit en springen in
het meer.
Ook hier hangen touwen, maar klim
men is inspannender dan afdalen. Op
deze wand beleef ik een angstig mo
ment. Ik klim voorop en stuit op een
zeker moment op nat gesteente, om
dit gladde stuk te ontwijken maak ik
een traverse (zijdelingse beweging)
naar rechts over een stuk rotswand
dat weinig houvast biedt. Plotseling
kunnen mijn voeten geen steun meer
vinden terwijl mijn handen aan het
wegglijden zijn. Onder mij 50 m niets,
ik probeer er niet aan te denken en
concentreer me op mijn handen, de
rugzak is plotseling zwaar maar ik
druk me op tot de armen gestrekt
zijn en beweeg me op armkracht zij
delings totdat de voeten steun vin
den. Zweet gutst van mijn lichaam
hoewel het niet warm is op deze
hoogte. Het touw dat we bij ons heb
ben wordt overgegooid en ik zeker
het, zodat de anderen langs het touw
kunnen oversteken.
Het laatste deel van de beklimming
wordt in de brandende zon afgelegd.
We bereiken de Bocca Minuta (2218
m) en kijken uit over het ravijn
Stranciacone en het erachter liggende
dal, het cirque de la solitude ligt ach
ter ons. We dalen af in het ravijn wat
makkelijk gaat nadat we het „cirque"
gedaan hebben, want het is veel min
der steil en we springen letterlijk van
rotsblok op rotsblok, totdat we een
waterval bereiken. Hier houden we
siësta met de oververhitte voeten in
het ijskoude water, drinken oplos-
melk (onder normale omstandig
heden niet te drinken) en stoppen
ons vol met druivesuiker, noten en
rozijnen. We dalen verder af en
komen in een bos terecht. Ik voel me
plotseling lamlendig en slap, na wat
heen en weer gepraat komen we tot
de conclusie dat het een gebrek aan
minerale zouten is. Met het exces-
sieve zweten verdwijnen deze zouten
uit het lichaam met als gevolg: min
der goed functioneren van de spieren
en evenwichtsstoornissen
Verderop kloppen we aan bij een
herder met de vraag of hü kaas te
koop heeft. Dat heeft hij en de prijs
is niet gering: 30 Franse francs voor
een pond geitekaas. Afdingen is er
niet bij. 's-Avonds bereiken we refuge
Managu die behalve ons ook allerlei
ongedierte te gast heeft. In de refuge
spreken we twee Duitsers die we al
vanaf het begin van de tocht met
enige regelmaat ontmoeten. Zij zijn
van plan om de volgende dag een
traject van ca. 12 uur pure looptijd
af te leggen. Dat betekent dat ze al
gauw 16 uur onderweg zullen zijn,
wat naar onze smaak toch iets te veel
is. Het traject wat wij doen is op
papier niet zwaar. De praktijk is
anders.
Maandag 4 juli
Vanaf Managu op 1600 m. klimmen
we onze langste klim naar de Brèche
de Capitello op 2225 m. We klauteren
via meer dan manshoge rotsblokken
die zich in de kom hebben opgesta
peld, omhoog. Het klimmen lijkt
langzaam te gaan, rusten doen we
niet en de laatste 150 m. gaan we
door een sneeuwveld recht omhoog.
Na twee uur komen we op de brèche,
wat we aan de andere kant van de
brèche zien is het mooiste wat we op
onze tocht gezien hebben. Recht
onder ons zien we de randen van een
sneeuwveld en daaroverheen zien we
in de diepte twee blauwgroen ge
kleurde meren liggen, het geheel
vormt een onvergetelijke aanblik en
we houden siësta op d? 2225 m. hoge
brèche bjj dit grandioze uitzicht. Wat
volgt is een traverse door het sneeuw
veld. De traverse is kort, ca. 50 m.
maar gevaarlijk. Het sneeuwveld is
door smeltwater ondermijnd en ver
toont vervaarlijke donkere plekken,
weer zijn we blij dat we pickels bij
ons hebben, uitglijden betekent hon
derden meters lager op de rotsen te
rechtkomen en de kans dat de boven-
.e sneeuwlaag gaat schuiven is bij
des» temperatuur en gezien de steile
hellingshoek van het sneeuwveldvrij
groot. Een telling na het sneeuwveld
wijst uit dat we dit ook allemaal
doorstaan hebben en we klauteren
verder over een rotskam die voor de
beginners grote problemen zou heb
ben opgeleverd maar voor ons zo
langzamerhand „spielerei" is gewor
den. Als we aan de andere kant van
de berg komen kijken we op tegen de
brèche waar we overheen kwamen en
vlakonder de brèche zien we het ge
vaarlijke sneeuwveld liggen. Nu we
het in een heter perspectieïzien zijn
we extra blij dat we de traverse ach
ter de rug hebben. We worden over
vallen door de eerste regenbui op
onze tocht en schuilen onder wat
rotsblokken. Aan het einde van de
middag bereiken we de refuge Petra
Piana.
Laatste loopdag dinsdag 5 juli
We besluiten de volgende dag door te
lopen naar het plaatsje Vizzavona,
een traject van ruim 10 uur pure
looptijd. We beginnen eenvoudig, en
kele uren lopen we over een ,grat"
Rond het middaguur komen we aan
de voet vaneen helling waar we tegen
op moeten. Het is warm en we klim
men langzaam omhoog, om het halve
uur rusten we 10 minuten. Na bijna 2
uur klimmen klauteren we over een
rotspartij waarachter we in een dal
kijken. Het duurt even voor we het
beseffen maar we zijn boven op de
„crête de Muratello", de laatste kliin-
hindernis voor Vizzavona, We ver
delen de laatste slokken water en
dalen af op zoek naar een beek. Na
een uur dalen vinden we die en we
houden siësta. Vervolgens onderwer
pen we ons aan een uren durende
mars door een bos waarbij we langs
een enorme waterval komen. Of
beter gezegd een opeenvolging van
watervallen: de „cascade des anglais"
Voor het eerst bevinden we ons bene
den 1000 m. Laat in de middag be
reiken we Vizzavona en zijn eindelijk
weer in de bewoonde wereld, voor
zover je een verzameling van 10 huizen
de bewoonde wereld kunt noemen.
We nemen intrek in één van de drie
plaatselijke hotels en bestellen op het
terras onze eerste glazen bier sinds
lange tijd.
De volgende dag regent het, de dag
daarop ook, we hebben geluk gehad
met het weer tijdens de tocht. We be
sluiten af te reizen naar de kust en
zijn het er allemaal over eens dat het
een onvergetelijke ervaring is ge
worden.
In deze relatief korte tijd hebben we
meer over eikaars- en onze eigen kwa
liteiten en tekortkomingen geleerd
dan we ooit in een normale situatie
zouden kunnen leren. We zijn ook
van mening dat dit soort avontuur
lijke vakanties veel inspirerender en
uiteindelijk veel ontspannender zijn
dan vakanties die liggend op mm
het strand worden doorge- ff
bracht.
*ln de sneeuw op 2200 meter.
*Even uitrusten na zware arbeid