Bevlogen geesten
22
In "Herinneringen" schrijft Sanders over deze verwerving het
volgende: „Voor hij tot verkoop van die 26 werken besloot, kwam
Karei als oude vriend bij mij met de vraag wat ik daarvan dacht. Ik
raadde hem aan op het voorstel in te gaan waarop hij mij in zijn
bekende Amsterdamse jargon vroeg: "En wat krijg ik dan voor die
hele handel?" Naar eer en geweten mocht ik hem antwoorden dat
het museum voor die 26 stuks bereid was hem het hele jaarbudget
voor aankopen te geven. Hoewel dat niet meer was dan 6000 gulden,
ging hij daarmee akkoord. Dat was nog geen 250 gulden per stuk."
Het succes van het Stedelijk Museum Schiedam in die jaren valt dus
niet uitsluitend toe te schrijven aan het charisma en de onuitputte
lijke energie van één man, Pierre Janssen. Het lijkt veeleer het
gevolg van een wisselwerking tussen een aantal bevlogen geesten.
Dat suggereert ook Fred Pfeifer in een artikel in de Schiedamse
Gemeenschap, geschreven bij Janssens afscheid eind 1962, toen
de conservator te kennen had gegeven terug te verlangen naar zijn
oude ambacht van journalist en toetrad tot de kunstredactie van
Het Parool.
Janssen had zelf met enige regelmaat bijdragen geleverd aan het
blad van de SG in de vorm van brieven aan zijn vriend Willem O'
Duys. In deze brieven schreef hij geestdriftig over zijn activiteiten
in het museum. „Tussen de eerste en laatste brief ligt een explosie
van werkkracht en de tomeloze energie, van vindingrijkheid, en van
nooit aflatende geestdrift, die voor onze kalme stad bijna onge
loofwaardig en soms zelfs beangstigend was," schreef Pfeifer. Hij
erkende dat Janssen de nodige hulp had gehad om het museum een
gedaanteverwisseling en een statusverandering te laten ondergaan
en het tot "een slagader van het stedelijk leven" te maken. De
leden van de Schiedamse Gemeenschap die hem hadden bijge
staan met bijvoorbeeld de zomertentoonstellingen waren blij dat
ze een steentje hadden kunnen bijdragen. Maar ze eisten er niet de