Conflicten 77 lijk bij hoogwater - met klei afgedichte vloedplanken kwam en de bewoners naar de hogere gelegen verdiepingen of de zolder had den moeten vluchten. Ook over de Rotterdamsedijk sloeg het water de twaalf meter dieper gelegen Mathenesserpolder in, al hadden de zware dijken daar van wind en water geen gevaar te duchten. Bij zijn installatie op 18 oktober 1946, noemde het oudste raadslid, de Anti Revolutionair B.G. Hoogendam het een 'blij teken' dat met Peek een voormalig plattelands-burgemeester was binnengehaald. Met hopelijk een 'open oog voor de agrarische mogelijkheden, die de gemeente na annexatie van Kethel had gekregen' Waarin J.W. Peek zich een eigenzinnig plattelands-burgemeester toonde was in zijn verhouding tot de raad en het college. Dit werd maar al te duidelijk tijdens de begrotingsbehandeling op 24 mei Volgens J.W. Peek was er niets aan de hand geweest dat de politie, reservepolitie en brandweer niet het hoofd hadden kunnen bieden. Ook daags erna toen de kranten en - Later op de dag - het Poly- goon-bioscoopnieuws aan de rest van Nederland de ramp in volle omvang duidelijk maakte, gaf hij als zijn mening dat geen gevaar en geen nood zo groot of hoog was dat de officiële instanties deze niet het hoofd konden bieden. Dit hield hij overigens niet lang vol. Twee dagen na de ramp, overlegde hij met het semi-overheids Comité Watersnood 1953 en nam hij een kijkje bij de kledinginzameling. Het inrichten van feestzalen als opvangplek vond hij niet nodig. Evacués konden ook bij particulieren onderdak krijgen en zo niet, dan kon vordering van woonruimte nog altijd worden overwogen. Schiedam en Rotterdam hadden daar ruimschoots ervaring mee door de op dat moment bestaande woonruimteverordening die bewoners kon verplichten om getrouwde kinderen, verwanten of zelfs vreemdelingen woonruimte te bieden, als de woning hiervoor - zulks ter beoordeling door hoofdambtenaar Jaap van der Griend - ruimte genoeg bood.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Historisch Jaarboek Schiedam | 2016 | | pagina 79