80
1948. Wethouder Piet van Bochove toonde zich in die vergadering
tevreden met de nieuwe financiële regeling tussen rijk en gemeente
waarvoor in 1946 de nationale Commissie Oud werd ingesteld.
Deze commissie had tot taak een modern stelsel van financiering
van de gemeenten door het rijk te ontwerpen. Hierin waren ook
andere gemeentelijke en provinciale belastingheffingen begrepen.
In 1948 was de commissie klaar met haar werkzaamheden. Hierop
baseerde Piet van Bochove zijn vertrouwen 'dat het met Schiedam
wel goed zou komen. Want gaf Den Haag vroeger niet veel, heden
ten dage is het zo dat Den Haag voldoende fourneert'.
De burgemeester zag dat anders. Als een donderslag bij heldere
hemel, zo schreef het Rotterdamsch Parool/ De Schiedammer op
25 mei 1948, verklaarde J.W. Peek dat hij niet gerust was op de
financiële regelingen tussen rijk en gemeente. Hij had dit van een
collega-burgemeester van een gemeente met 40.000 inwoners die
de opdracht had gekregen om op een begroting van 1,3 miljoen
gulden 600.000 gulden te bezuinigen. Voor Schiedam bedroeg de
begroting 1,9 miljoen gulden zodat volgens Peek maar moest wor
den afgewacht wat het ministerie hiervan ging zeggen.
Een wethouderscrisis was het directe en logische gevolg. Nog de
zelfde dag kwam Piet van Bochove met een persoonlijke verklaring.
In de felste bewoordingen veroordeelde Van Bochove het gedrag
van de burgemeester. Van Bochove: ’Zonder enig overleg met het
college of zelfs maar met mij als wethouder van financiën, hebt u
na mijn betoog m.i. in strijd met de goede gewoonten en bestaan
de conventies gemeend uwerzijds beschouwingen ten beste te
moeten geven welke naar inhoud en vooral naar strekking niet in
overeenstemming zijn te brengen met het standpunt van
het college'.
Peek kon niet anders dan bakzeil halen en zelf zijn uitspraken
als ondoordacht bestempelen en niet in overeenstemming met
de regels van het democratisch spel. Ook omdat Van Bochove
weigerde zijn verklaring af te zwakken en bij z'n dreigement bleef
te zullen opstappen als Peek niet publiekelijk verklaarde fout te
hebben gehandeld.