22 Een Europese hande laar biedt een lokale leider brandewijn als geschenk aan. Uit: Relation d'un voyage fait en 1695, 1696 1697 (1699) van Francois Froger, Collectie Koninklijke Bibliotheek. neming hadden. De kamer in Zuid-Holland, kamer Maze, was tot 1669 de facto onderverdeeld in Rotterdam, Dordrecht en Delft.14 Tussen 1621 en 1730 bezat de WIC een monopolie op de handel met West-Afrika, het monopolie voor de Caraïben werd vier jaar Later in 1734 opgeheven.15 Een aantal Schie dammers was werkzaam voor de WIC of handelden in deze periode ook zelf in deze gebieden. Zo voer in 1661 het schip De Vergulde Vosch met schipper Jan de Vosch naar het Caraïbisch gebied om zout te halen.16 Bij terugkomst verklaarde de bemanning dat ze daar zoveel zout hadden ingeladen 'dat de andere manschappen zeiden dat het meer dan genoeg was' waarna ze waren teruggekeerd.17 Het vermogen van de West-lndische Compagnie om de Atlan tische handel geheel te beheersen, is relatief beperkt gebleven, zoals uit het Schiedamse voorbeeld spreekt. De WIC hield het alleenrecht op de slavenvaart wel stevig vast.18 De WIC vervoerde naar schatting zo'n 273.000 mensen naar het Amerikaanse continent.19 Het uitreden van slavenschepen werd in de loop der tijd steeds minder Lucratief voor WIC en in 1738 werd de slavenhandel opengesteld voor anderen.20 Er zijn behalve het hierboven genoemde gekaapte Portugese schip in 1725 tot nu toe geen andere gevallen gevonden van Schie dammers die in deze periode direct bij de scheepvaart voor de slavenhandel betrokken waren. De tweede periode (1732-1804) van Nederlandse slavenhandel stond in het teken van particulier initiatief, waarin de handelsmaatschappij de Middelburg se Commercie Compagnie (MCC) in Zeeland en de firma Coopstad Er Rochussen in Rotterdam het belangrijkste aandeel hadden. De in 1720 opgerichte Middel burgse Commercie Compagnie reedde in 1732 voor het eerst een slavenschip, Het Hof van Zeeland, uit. Vanaf 1740, nadat de WIC de slavenhandel in 1738 had geliberaliseerd, specialiseerde de particuliere compagnie zich, tot de afschaffing van de slavenhandel, bijna exclusief in mensenhandel.21 De MCC had daarmee het grootste aandeel in de slavenhandel als particuliere handel- sorganisatie in de Nederlandse geschiedenis. Rond 1747 begonnen Herman van Coopstad en Isaac Jacob Rochussen als firma Coopstad en Rochussen met het uitreden van schepen. De firma was primair gericht op mensenhandel maar was ook actief in de handel op Suriname en in plantagefinanciering.22 Na het overlijden van Van Coopstad in 1772, gingen Rochussen en zijn firma's in 1779 failliet.23 Tussen 1732 en 1804 heeft de MCC 32.000 mensen uit Afrika als slaaf ingekocht.24 Er zijn zes Schiedammers bekend die als bemanningslid bij de MCC in dienst zijn geweest.25 Coopstad Et Rochussen heeft in dertig jaar tijd in ieder geval 65 keer een slavenschip uitgereed en daarmee bijna 23.000

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Historisch Jaarboek Schiedam | 2020 | | pagina 24