Picasso, meester van de kortste weg Vrijheid en spel schoksgewijs Zijn kunst groeide Romp van overzichtstentoonstelling uit Parijs nu tot 30 april in Amsterdam Mythe Direktheid Naar aanleiding van Pablo Picasso's 85ste verjaardag organi seerde Parijs een mammoet-overzichtstentoonstelling van zijn werk. Heel Parijs, musea, bibliotheken en galeries, stond en kele maanden in het teken van de „hommage a Picasso". Een romp van de ekspositie (121 schilderijen en 30 tekeningen) is overgekomen naar het Amsterdams Stedelijk Museum. Het is de grootste Picasso-tentoonstelling die ooit in ons land werd gehouden. Picasso's werk is zo ingrijpend ge weest het bereikte zelfs Lich- tenstein's Pop-strips dat het in geen enkel blad onbesproken mag blijven. Om dezelfde reden zal U in de zomer van dit jaar een stuk over Willem de Kooning niet be spaard worden. Ik reken op twee soorten ergernis.- die van de ver- guizers van de kunstenaar, en die van de aanbidders. De eersten zul len mijn schrijven verspilde ener gie vinden (er zijn er nog altijd in Vlaardingen die Appel zouden willen verbieden te eksposeren), de laatsten zien hun goden niet aanbeden, maar kritisch be schouwd. Er ligt een zekere tragiek in, dat Picasso van zijn eigen mythe het slachtoffer is geworden. Het werk na 1945 is steeds meer gaan lijden onder het 'Picassianisme' dat de schilder zichzelf als het ware op drong: het putten uit eigen vorm- arsenaal en spelen met wat in vroeger jaren al gekreëerd was. Meer dan eens werd hij zijn eigen vervalser. Het „vertalen" van schilderijen van Courbet, Cranach en meer „oude meesters"in de eigen stijl, komt voort uit de drang om via de ander de eigen taal te verrijken: de zucht om te heersen en te worden genezen. Picasso is, naast Marcel Duchamp de enige vooroorlogse kunstenaar die voor de kunst van de jongste generatie zijn aktualiteit niet ver loren heeft. Keerden van anderen Klee bijv., en Minröstijlresten terug, van deze twee is het de hou ding die bleef. Wat ze nastreefden was de totale artistieke vrijheid. Duchamp vond haar door niet meer te schilderen en nog nooit heeft een ontken ning zo'n invloed gehadPicas so door op alle manieren te schil deren. Beiden projekteerden ze de vrijheid in het spel. Duchamp hief de Kunst (let op de hoofdletter) op om plaats te maken voor de kreatieve rol van de toeschouwer, en ging schaken. Picasso leefde in dividueel de homo ludens voor, de mens die met alles eksperimen- teren en alle middelen kan aan wenden, of als ze er niet zijn, uit vinden. Dit alles is na de oorlog pas goed aktueel geworden. Nooit tevoren ivas de interesse in het spel zo sterk. Wat een Picasso in zijn ar tistieke isolement deed wordt door Constant en ook bij de Pro vo's gekollektiviseerd. Zo'n vergelijking met hedendaagse bewegingen maakt duidelijk hoe zeer 'Picasso kunstenaar is geble ven, binnen een kuituurkader waarin de kunst per definitie een toevluchtsoord voor het individu is. Aan dit kader heeft Picasso nooit getornd. En het is zelfs on loochenbaar, dat hij in grote ma te heeft bijgedragen tot de ver heerlijking waarmee hij al betrek kelijk vroeg in zijn leven werd om ringd. Vóór mij hebben kritici over deze mythe-vorming waar aan de vurige blik en de behaarde borst onverbrekelijk verbonden zijn het hunne al gezegd. Het boek van Fran?oise Gilot „Life with Picasso" heeft er eerder aan bijgedragen dan afgedaan. Want de held wordt des te ontroerender als hij op gezette tijden zo echt menselijk weet te zijn... Picasso is allereerst een tekenaar Een goed tekenaar, ondanks de schrijverij van Prange en een aan tal krabbeltjes van de kunstenaar zelf, waarin hij eindeloos doorgaat met lijntjes, haakjes en stippen, en het spel het leuke verliest. Zelfs de schilderijen hebben het tekenachtige als primair stijlken merk; de vorm wordt door de kon toer opgeroepen. De funktie van de kleur is hoogstens een van ak- sentuering, vergeleken bij die van Velasquez, De Kooning of Klink. De perioden in Picasso's werk waarin de kleur meer betekent le veren steeds de slechtste schilde rijen. Zo lijkt het me langzamer hand een uitgemaakte zaak dat het vroege werk, omvattende de zogenaamde blauwe en rose peri ode, het minst belangrijke is. Men moet dan ook onmiddellijk de mensen wantrouwen, die Picas so's voor kubistische werk zo bewonderen; tien tegen een, dat ze alles wat hij daarna maakte „flauwe kul" vinden of „nep". Van zelfsprekend zijn de werkjes uit de rose periode een belangrijk be standdeel geworden van de kitsch- handel. Wie overigens Picasso al leen verbindt met gekdoenerij en „kommersie", wil naast het plaat je van een droommeisje op een wild paard nog wel eens zo'n lief roze jongetje hangen. Orri een wat andere maar meestal niet min der sentimentele reden is dat het geval met de Guernica, die men meer en meer aan de huis kamerwand ziet verschijnen. De meest revolutionaire resulta ten bereikte Picasso in de stijl die hij ontwikkelde in de jaren der tig en tijdens de oorlog. De vrouw is in deze werken het meest be handelde motief. Onderhevig aan vérgaande deformatie zit ze ge klemd in een ruimte, die door en kele kwasi perspektivische lijnen of vlakken is aangeduid. Nu, zoveel jaren na de oorlog, zien we er de achtergrond in van het werk van Francis Bacon, die de beklemming zoveel groter maakte. Want ook in zijn wreedste schilderijen blijft Picasso de kunstenaar die met vor men speelt. Dit spelen gaat in de beste wer ken gepaard met een geweldige en geweldadige onmiddellijkheid. Par tijen worden met een enkele pen- seelstreep verbonden. Vormen wor den zo brutaal naast elkaar gezet, arceringen zo onbekommerd ge plaatst, dat modernen als Maryan of Davie al voorspeld lijken. Pi casso bereikt grootse resultaten zelfs als het schilderij geheel en al schematiek is gebleven. Wat even een zwakte scheen blijkt on geïnteresseerdheid te zijn in het procédé, in alles wat met verf huid en mooi gebruik van de spulletjes samenhangt. Het zonder omwegen naar het doel toe schilderen is Picasso's grote kracht. K. Vollemans, Vlaardingen. (AanvankeF'k was het mijn plan om te schrijven over Picasso's re volte tegen stijl en „werkelijkheid" twee begrippen die in onze eeuw hechter met elkaar verbonden zijn dan ooit tevoren hetgeen beider duidelijkheid niet bevorderde. De vraag is: schuilt achter Picasso's vervormingen en destrukties een „haat" tegen „de„ schepping"? Ik kwam er niet uit. En niemand heeft me tot nu toe veel konkreets over de relatie tussen stijl en wer kelijkheid kunnen meedelen. De tentoonstelling blijft tot en met 30 april. Vollemans) Diezelfde onderwijzer zal vertellen dat Picasso dit werk tien jaar geleden in Cannes schilderde, in een serie variaties op Las Meninas van Velasquez. Deze „Pansfluit" dateert uit 1923 en valt nog net binnen Picasso's klassieke periode/begin surrealisme/kubisme (1918- 1924). Hoewel de tentoonstelling een totaal overzicht van zijn schilder- en tekenkunst geeft, is bij samenstelling de nadruk gelegd op de kubistische periode, waarin Picasso zijn eigen taal vormde. Als Picasso „Jacqueline met gevouwen handen" schildert 1954) brengt hij de zomermaan den door in de Pyrénées-Orientales, waaruit de vriendschap met Jacqueline Roque stamt én dit werk. De winter brengt hij dan in Parijs door, waar hij een serie van vijftien variaties schildert op „De vrouwen van Algerije" van Eugène Delacroix. Een jaar later volgt de dood van zijn echtgenote Olga Koklova en trekt Picasso in de villa La Californie te Cannes, waar hij in 1958 trouwt met de hierboven al genoemde Jacqueline Roque. Uit dat jaar dateert ook een grote muurschildering voor het nieuwe hoofdkantoor van de UNESCO in Parijs. En dan, in 1966 de grootste overzichtstentoonstelling van het oeuvre van Picasso tot op heden in Parijs, ter gelegenheid van de 85ste verjaardag van de kunstenaar. En nu de „rompexpositie" in Am sterdam. Een n-jemeen boeiende, zoals u wel begrepen zult hebben. Vrouwen hebben in het leven van Pi casso een belangrijke rol gespeeld. Zoals Gertrude Stein, zijn weldoenster, die hem tot grote steun is geweest. Dit magnifieke portret van Gertrude Stein dateert uit najaar 1906, Parijs. Harlekijn, een olieverf op doek, door Picasso eind 1915 in Parijs geschilderd, dat hij na het uitbreken van de oorlog in 1914 opzoekt via Avignon, waar hij dan juist verblijft. Deze Amsterdamse schoolklas kijkt er zijn Harlekijn eens extra op aan. En hun onderwijzer vertelt er bij dat het nog in Picasso's kubistische periode viel (1909-1918).

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Nieuwe Stadsblad | 1967 | | pagina 23