MOGELIJKHEDEN
Randstad-edities
„Wat nu 9"
en IJ
wereld
zonder
horizon
Kees Vollemans
OFFSET
Woorden
Vrijheid
Kriti kosterij
Gesloten
Ontwikkeling
door
Troosteloosheid
C-vC\ ~f r.M.»
JtóOAT'. 3WI
VANDORP:
„De schilder is de enige die er recht op heeft alle dingen in
ogenschouw te nemen, zonder onderworpen te zijn aan een ge-
standariseerde waardering".
Deze uitspraak van de Franse wijsgeer Merleau-Pontv kan ook
door de kritikus niet genegeerd worden. De schilder is meer
in staat dé dingen nieuw te zien, los van vertrouwdheid en kon-
ventie, dan degene die zich van woorden bedient. Zijn middelen
zijn veel minder dan woorden met een vaste betekenis geladen.
De schilder bezit een grote vrijheid. Hij kan een nieuwe wereld
scheppen, maar eigent zich tegelijkertijd dat is het verschil
met de musikus al schilderend de oorspronkelijke wereld
toe.
De schilder schept zich een wereld
met een eigen logika. Hoe zal nu
de kritikus, louter met zijn ge-
standariseerde woorden gewapend
iets zinnigs over schilderijen zeg
gen? Want het is duidelijk dat de
vrijheid van de kritikus tegenover
het schilderij heel wat beperkter
is dan die van de kunstenaar te
genover de oorspronkelijke wereld
om hem heen. De kritikus is stel
lig ook kreatief bezig, en zijn kri
tiek is te beoordelen als een werk
stuk; maar hij zal allereerst recht
moeten doen aan de schilder waar
over hij het heeft, en adekwaat aan
diens werk moeten schrijven. Hij
zal duidelijk moeten maken wat de
kunstenaar aanwijst, welke menta
liteit hij bezit en hoe hij zijn
schilderij in elkaar zet.
De kritikus zal er dus van door
drongen moeten zijn dat elk kunst
werk een eigen wereld is, met een
innerlijke vrijheid. Wie denkt dat
vrijheid alleen bestaat voor druk
gebarende kunstenaars als Karei
Appel vergist zich evenzeer als hij
die denkt dat glad en koel schil
deren „onpersoonlijk" zou zijn
(en dat dan nog denigrerend be
doeld).
De vraag is gerechtvaardigd wat
de kritikus eigenlijk met kunst te
maken heeft. Staat hij niet steeds
met wat algemeenheden aan te
zeuren tegen schilderijen die echt
niet om hem gevraagd hebben?
Is hij niet gedoemd om te lijken
op de kunstkritikus zonder hoofd
op het schilderij van Reinier Lu-
cassen, noch tot kijken noch tot
denken in staat, alleen maar tot
schrijven?
Bij de meeste kritieken vraagt men
zich voortdurend af waarom ze ei
genlijk anders geschreven werden
dan om het afreageren van alge
mene agressie op z'n best, per
soonlijke rankunes op z'n slechtst,
maar in ieder geval om redenen
van schoolmeesterachtige kritikas-
terij.
Het is goed wanneer de kritikus
er van uitgaat dat hij in feite niet
tot het kunstwerk kan doordringen
dat het hem weinig of niets aan
konkreet opschrijfbaars levert,
ook al kiest hij zijn woorden nog
zo gewiekst. Alles wat hij kan doen
is: erzo dicht mogelijk om heen
cirkelen; kijken (in plaats van
het te hebben van horen zeggen),
denken, zijn woorden ontdoen van
gestandariseerdheid. Eerst dan is
hij in staat tot het leveren van
positieve of negatieve kritiek die
overdraagbaar is aan de lezer.
Wie hieraan niet denkt en onmid
dellijk meent te moeten gaan lo
ven of afbreken sluit zich alleen
maar aan bij het beroerde natio
nale nivo van de kunstkritikus.
De wereld van de in Vlaardingen
wonende Vandorp is gesloten, vol
van (ook voor de schilder) moei
lijk te achterhalen betekenissen,
en zeer persoonlijk. Zijn recente
schilderijen geven rivierachtige ba
nen en amoebeachtige figuren te
zien, zonder „gevoelig" handschrift
in gladde lakverf geschilderd.
We kunnen ze het beste begrijpen
door terug te gaan naar het vroe
gere werk. Want ondanks veran
deringen (vooral opvallend door
de gewijzigde techniek) bezit hei
totale werk van Vandorp, voor wie
met zijn ogen kijkt en niet voor
ingenomen een aanwijsbare een
heid en doorgaande lijn.
Vandorp's figuren evolueerden met
het wer*> mee. Ze werden „ver
wekt" uit een Cobra-achtig „spi-
ralend" tekenschrift: koppoters
.net grote ogen, als steeds bij Van
dorp zonder köntakt met elkaar in
ue ruimte ronddazend, vaak mee.
vlek en verf dan gestalte met ei
gen kontoer. Ze maken in de gou
aches van een jaar of twee terug
een onzelfstandige indruk, ze ver
waaien in de schilderkunstige
ruimte, verdroogd met de plas
verf waarin ze werden gemaakt.
Uit deze vlekkige figuratie ontwik
kelt zich op enkele schilderijtjes
een bultig, embryo-achtig wezen.
De oervorm wordt onderhevig aan
woekering ledematen zetten er
zich op vast.
Deze figuren „groeien" nog onder
het schilderen. Ze krijgen hun
vorm gedurende de wording van
Een detail uit het nieuwe werk toont de overeenkomst met het vroe
gere. De linker figuur lijkt sterk op de koppoter uit „Inktvissen" tot
het oorachtige uitsteeksel toe. Ook het „zwevende" van de (rose) figuren
in een (gele) imaginaire ruimte is eender gebleven. Ze zijn alleen gere
duceerd tot de buitenomtrekken, die nu bovendien met de lakverf zorg
vuldig zijn gefikseerd en het spontaan-toevalïige van het olieverfprocédé
missen.
„Inktvissen", een schilderij uit Van dorp's „blauwe periode". Links
een aan de figuren uit het vroegste werk verwante koppoter, rechts een
menselijker wezen. Een wereld, oppervlakkig verwant aan die van de
Cobra groep, maar hl feite veel minder uit het agressieve experiment
ontstaan dan uit een isolementshouding.
het schilderij. De kleur krimpt in
deze tijd on tot blauw. Iri een
blauwe omgeving tekenen de fi
guren zich donker af, nu met een
duidelijke eigen omtrek.
In de recente, van kleur steeds
heller wordende schilderijen heeft
Vandorp afscheid genomen van de
olieverf. Hij wil een nog klaarde
re vorm en ruimte en schildert
met lakverf in gesloten eenkleu
rige vlakken, slechts met behulp
van een kleine ontwerp-schets op
papier. Zijn figuraties hebben ge
noeg eigen leven gekregen om on
middellijk, als het waren gepre
fabriceerd, ingevoegd te worden
in het geheel van het werkstuk.
Er is nu geen sprake meer van
een zich uit het schilderen orga
nisch losmakende vorm. Hij wordt
direkt gefikseerd en neergezet;
korrekties worden nauwelijks aan
gebracht.
Maar vergissen we ons niet: het
zijn dezelfde Vandorp-figuren die
ons in formaties tegemoet komen,
nog steeds zwevend over het vlak.
Meer nog, de schilderijen bezitten
dezelfde mentaliteit. Ze kreëren
zich nog steeds liever een eigen
ruimte dan dat ze zich de oor
spronkelijke wereld om ons heen
toeëigenen. Het zou een grote ver
gissing zijn te denken dat Van
dorp' s werk dekoratiefof „leuk"
is In feite vertegenwoordigt het
de droom van een introverte en
zelfgekoncentreerde schilder, die
zijn vormen zo veel mogelijk kon-
serveert en vrij houdt van de be-
angstigende verwarring van de
buitenwereld.
Toch is er, meer en voor de schil
der bewuster dan in het vroege
werk, een paralel met de zichtba
re wereld en geeft Vandorp, hoe
weinig demonstratief ook, zijn
„kommentaar". Dt lintachtige
kleurbanen, de van persoonlijk
heid gespeende figuren werken op
den duur eerder benauwend dan
verfrissend. Vergeten we niet dat
deze primitieve vormen menselijk
leven representeren, en de gladde
vlakken landschappen. De arme
lijkheid en eenvormigheid van de
mens, de troosteloosheid van het
randstedelijk landschap, de bedrei
ging met sterilisatie en uitster
ven, daarvan getuigen deze schilde
rijen eerder dan van de lust tot
dekoreren.
Op een pas voltooid schilderij
worden figuren, willekeuriger ge
deformeerd dan we voorheen ge
wend waren, uit grote silo's ge
spuwd. Bij Vandorp is zoiets geen
maniëristisch grapje. Er is geen
horizon, geen hoop. In de tech
nische vooruitgang ligt eerder el
lende dan uitkomst. De kidtuur is
een negatief ding en „terug naar
de natuur" is onmogelijk.
De gladde kleunge lakverf die aan
vankelijk nog zo fris en vrolijk
leek, demonstreert de sterilisatie
en kunstmatigheid van het bestaan
Het is duidelijk dat Vandorp geen
koloristisch en formalistisch re-
search-werk verricht in de trant
van de hedendaagse „Hardedgen
schilderkunst". Van de moderne
stromingen nam hij een bestand
deel over om het persoonlijk te
verwerken. Het heeft bij hem een
heel eigen zin gekregen.
Formalistische problemen zijn
Vandorp's voornaamste interesse
niet; esthetische nog veel minder.
Argwanend als hij is, moet hij van
fijn „artistiek bezig zijn" en mooie
verfhuidjes weinig hebben. Eigen
lijk vindt hij schilderen helemaal
niet zo leuk. Als op het doek een
maal st lat wat hij wil, is het vol
tooien een kwestie van afschilde
ren, vol maken; bij de nieuwe
schilderijen blijkt dat het meest.
Zoiets maakt het werkstuk niet
charmant en zinnestrelend. En
doorgewinterde schoonheidsaan
bidders zullen dat Vandorp niet
gemakkelijk vergeven.
Een voorbeeld van een recent met lakverf geschilderd werk van Van
dorp.
„Wat nu?" Deze verzuchting kan men
bij vele ouders horen, die voor hun
zoon of dochter een onderwijsvorm
moeten kiezen, welke hun kind na de
laqere school de beste kansen geeft.
Vooral wanneer de weg van het ULO
te zwaar zal zijn en het kind gezien
LTS of nijverheidsonderwijs worden de
problemen groot.
Door uitgebreide mogelijkheden
aan daarvoor geschikte scholen
kan hier echter een oplossing voor
worden geboden. Door de nieuwe
studiemogelijkheid worden de kin
deren in staat gesteld I.V.I.O.-di-
ploma's te behalen. Dit zijn door
de Staat erkende diploma's die
een bewijs zijn van een zodanig
algemene ïtwikkeling, dat veel
functies in de maatschappij voor
de kinderen bereikbaar worden.
Naast vakken zoals Engels, Wis
kunde en Boekhouden, die voor de
ze I.V.I.O.-diploma's vereist zijn,
biedt de school ook mogelijkhe
den tot het behalen van het di
ploma machineschrijven en steno
grafie.
Goede kantoorfuncties, toelating
tot de opleiding voor leerlingver
pleegster en betere functies in
winkelbedrijven zijn enkele van de
vele mogelijkheden, na het beha
len van de diploma's.
De leerlingen kunnen een drietal
diploma's behalen, opklimmend
in moeilijkheid. Voor de meisjes
is dit het Klimroosdiploma en de'
diploma's Algemene Vrouwelijké
Vorming I en II. Voor jongens is
dit het Sleuteldiploma en de di
ploma's Praktische Algemene Vor
ming I en II. Het bijzondere van
het I.V.I.O.-systeem is, dat deze
diploma's in gedeelten kunnen
worden behaald.
In Nederland doen jaarlijks 35.000
kandiaten examen voor de
I.V.I.O.-diploma's.