Literaire nalatenschap bij haar in de beste handen Oog in oog met het bewuste naambord „Uren met mevr. Coster de weduwe van Dirk Coster hield woord: „Als ik ooit voor je werk zou moeten zorgen, gooi ik geen lettet weg'' Bij haar leven Geen „Ik Jan" 0 Tegenstrijdig Invloed 0 llerinneringen 0 Stijn Streuvels 0 Zo gaat dat O Dierbaarder Sè?7 5? M r*} DACc P r. c;. „In het jaar 1956, in de eerste week van oktober, was mijn man enige dagen ongesteld. Hij lag, omdat het voor mij gemakkelijker en ook voor ons gezelliger was, op het divanbed in onze huiskamer. Zondag, de 7de oktober, in de late namiddag, zei hij tot mij: „Als ik soms eens het eerste weg zou gaan en jij achterblijft, moet je mijn werk verzorgen; dat heeft de vrouw van Verwey ook voor haar man gedaan". Hij zei dit waarschijnlijk, omdat er sprake van was dat hij geopereerd zou moeten worden aan de galblaas. Ik stond in 't midden van de kamer en keek naar buiten. Het mieserde en het was nevelig. Enkele gele bladen, losgeraakt van de bomen van onze gracht, dwarrelden langzaam langs de vensters. Ik keerde me om, keek hem aan en antwoordde: „Natuurlijk zou ik dan je werk verzorgen, dat is toch van zelfsprekend". Hij vervolgde: „Met Wegen en Uitzichten" en „Het Dagboek van de Heer van der Putten" moet je gaan naar..., en hij noemde de namen van twee van onze beste vrienden. Dan gaf hij nog enige aan duidingen en besloot: „De rest gooi je maar weg". Hierbij had hij die verbitterde trek rond zijn mond en die pijnlijke blik in z'n ogen, die hij de laatste tijd zo dikwijls had. Hij heeft er zeer onder geleden dat hij, door moeilijkheden met een uitgever, zijn boeken jaren lang niet kon doen verschijnen. Ik antwoordde met een lachje: „Als ik ooit voor je werk zou moeten zorgen gooi ik geen letter weg". Toen glimlachte hij en greep mijn hand Als er iemand is die woord hield, dan toch wel mevrouw M. G. Coster-Van Kranendonk, de weduwe van de zo nauw met Delft verbonden litterator dr. Dirk Coster. „Als ik ooit voor je werk zou moeten zor gen gooi ik geen letter weg..." De hierboven aangehaalde woorden van mevrouw Coster tekenen we op uit de inleiding uit het eerste deel van Dirk Costers verzamelde werken, de „Brieven 1905-1930". Zittende tegenover zijn, die thans een rustieke kamer bewoont in het „Da meshuis" aan de Papenstraat, blijkt de waarde van deze toezegging, gedaan enkele weken voordat de grote Delft- se letterkundige plotseling overleed. In de woning van de Costers aan de Voorstraat bleef de naam van Dirk Coster voortleven; er werd naarstig gewerkt aan een monu ment dat nog waardevoller is dan de spaarzame eerbewijzen die zijn woonplaats hem gaf: mevrouw M. G. Coster-Van Kranendonk ver zorgt de complete verzamelde werken van haar echtgenoot: „Dirk Coster in twaalf banden". Acht delen hiervan zijn inmiddels verschenen. De eerste drie bevat ten de uitgebreide corresponden tie die Coster voerde met zijn li teraire voor- en tegenstanders. Deze delen zijn samengesteld me de op aandrang en medewerking van vooral jonkvrouwe Henriette L. T. de Beaufort, met wie de de Costers altijd zeer bevriend zijn geweest. De rest van de zware opgave rust te grotendeels op de schouders van mevrouw Coster, die haar 77 jaren met ere draagt. In een bureaulade liggen de manuscrip ten klaar voor de volgende en laatste afleveringen. Bergen werk heeft ze er voor moeten verzet ten. Alle aantekeningen, gedich ten, lezingen en essays heeft ze uitgetikt om de kolossale letterzee die haar in de waardevolle literai re nalatenschap van haar man was gegeven, in te dammen. En nie mand anders dan juist zij had dii monnikenwerk tot een goed ein de kunnen brengen; waar zij door de jaren heen nauw niet alleen met haar man samenleefde maar ook samenwerkte, wist mevrouw Coster als de beste enigermate wegwijs te worden in de papier lawine. Daarom ook heeft zij zich ten doel Dirk Coster In zijn woning aan de Voorstraat. De Delftse gemeenschap heeft zich nooit veel aan de nalatenschap i.e. nagedachtenis van Dirk Coster la ten liggen. Aan Delftse studenten was het te danken dat er tenminste nog een borstbeeld van hem te vin den is. En in literatorenwijk in Nieuw Delft kon men hem natuurlijk niet over het hoofd zien. Er kwam dus een Dirk Costerplein, zij het dat het naambord de Delftse letterkundige 17 jaar eerder gebo ren heeft laten worden dan de bur gerlijke stand altijd heeft aangege ven. Mevrouw Ccster wilde deze misrekening (nog steeds niet gecor rigeerd) wel eens met eigen ogen aanschouwen. Hetgeen u haar dan hier ziet doen. Het was overigens de eerste maal dat zij met Nieuw Delft kennismaak te. Haar reactie? „Schrikbarend, wat een afstotende architectuur, wat moet er niet veel in de ziel xvan de mensen veranderen die in een der gelijke nieuwe wijk moeten wo-' nen" Waarbij zij aangetekend, dat mevrouw Coster-Van Kranendonk bijna haar hele leven in de Delftse binnenstad heeft gewoond en ge werkt Zij is niet voor niets de woordvoer ster van het Comité tot behoud van Delfts stadsschoón. In welke. ye- gesteld dat het hele werk van Dirk Coster nog bij haar leven in boekvorm zou verschijnen, zo het haar maar even gegeven mocht zijn, temeer daar in feite niemand haar delicate taak in deze kon overnemen. Na de „brieven" en „Het dagboek van de heer Van der Putten" dat het vierde deel van de serie vorm de, moesten nog heel wat uitgaven het licht zien. Het eerstvolgende werk werd „Over prozaschrijvers en dichters", een verzameling van de lezingen die Dirk Coster van 1915 tot 1955 hield. De hierin be sproken auteurs zijn o.a. Arthur van Schendel, Gustave Flaubert, Jans Peter Jacobson, Stendhal, Herman Gorter, Henriette Roland Holst. Gebundeld werden ook de lezingen en radio-causerieën over Gezelle, Anton van Duinkerken, Multatuli, Gerard Walschap, Puschkin en vele anderen. In een volgend deel werüen Cos ters in 1947 verschenen toneelspel, „Het leven en sterven van Willem van Oranje", zijn zo geliefde „Ro- danigheid zij deze week nog van zich dee'd spreken bij de behande ling van de bij Provinciale Planolo gische Commissie van Gedeputeer de Staten in Den Haag ingediende bezwaren. U weet wel, die tegen het bestemmingsplan In de Veste. Mevrouw Coster herhaalt graag nog even de teneur van haar betoog: „Als je toch een prachtig centrum hebt in Delft, waarom dan daar vlakbij dan nog een lelijk centrum er bij gebouwd". Van een ruilhart voor haar geliefde Delft wil ze niet horen. „Meer invalswegen nodig? Waarom eigenlijk, ze vallen hier al meer in dan ons lief is. Of is het in de binnenstad soms niet druk ge noeg" En die Sebastiaansbrug hangt h.i. helemaal in de lucht; ze noemt dit miljoenenwerk een com plete slag in de lucht, nu het doel van een noord-zuid-doorbraak tot in de nieuwe TH-wijk volkomen is voor bijgeschoten. Ook dat is mevrouw Coster, de we duwe van Dr. Dirk Coster, met haar 77-jaren nog een zeer strijdbare fi guur. Op deze pagina brengen we u deze boeiende persoonlijkheid wat naderbij. En in haar werk van haar grote en te vroeg ontvallen echtge noot. mantische School en zijn bekende opstellen over Delft samenge bracht. Dit Laatstgenoemde werk was door Coster onvoltooid ach tergelaten. Napoleon, Historische Visioenen uit „Napoleon" en het welbekende essay over Dostojew- ski, vormden een afzonderlijke band. Daarna had mevr. Coster nog tot taak het uitbrengen van „Wegen en vooruitzichten", de herziene en uitgebreide Marginalia 1. De Mar ginalia verschenen oorspronkelijk in 1919 en 1939 en bevatten vol gens de auteur zelf „beschouwin gen over mens en leven en in ze kere zin ook over wat boven die leven uitgaat". Door velen werd juist dit werk als een der beste van de tot dusver gepubliceerde acht delen be schouwd. De „Dialogen" maken ook deel uit van deze serie, met daarin o.m. opgenomen „Anti-mo dern of De ziekte der literaturen" (drie delen), „La Peste van Ca mus of de ontdekking der liefde", „Over Léautaud, Flaubert, Sten dhal en de Stendhalletjes" en „Macht en onmacht der liefde (twee delen). „Het zijn echt geen Ik Jan Cre- mers", zo verzucht mevrouw Cos- ter kwasi-jaloers. Waarmee ze maar wil zeggen, dat het financi eel moeilijk is om een dergelijke omvangrijke serie te realiseren. Tenslotte is zij afhankelijk van de subsidie die zijn krijgt en dan kan allicht de betrekkelijk kleine op lage een bezwaar zijn. Niettemin zet mevrouw Coster zich schrap om de serie van twaalf banden, waarvan er dus thans reeds acht zijn verschenen, tot een goed ein de te brengen. Het zal voorwaar aan haar niet liggen! Denk nu niet dat alles van een leien dakje gaat. Maar aan tegen werking en vooral tegenstrijdige waardering van het werk van haar man is zij niet alleen gewend, maar vooral ook opgewassen. Reeds tijdens het leven van Dirk Coster was het literaire kamp in tweeën verdeeld wat de waar dering voor zijn werk betreft. In 1910 krijgt hij het al met Kloos aan de stok en in het letterkun dig tijdschrift Forum 1 pakte Du Perron flink uit. Tegenwerking heeft het leven van Coster en zijn echtgenote beheerst. Vooral na zijn overlijden in 1956 was het voor mevrouw Coster weer een bijzonder trieste ervaring het werk en de persoon van haar man door de modder te zien halen. Want de kritiek op Coster werd vaak in het persoonlijk vlak ge trokken, waarvan het boek „Uren met Dirk Coster" wel het hoogte punt (lees: dieptepunt) was. Van de omslag af tot de laatste pagi na toe was deze uitgave voorbe stemd om Coster belachelijk te maken. Die slag is voor hem toen ook hard aangekomen. Maar mevrouw Coster kan geluk kig ook op andere en prettiger er varingen terugzien. De kritieken die de tot dusver verschenen de len van de verzamelde werken kreeg heeft zij naarstig verzameld en daaruit bleek wel, dat velen de waarde van het werk en de in- vloèd daarvan op de vaderlandse letteren ten volle onderkennen en erkennen. Zelfs de grootste tegenstanders van Coster moesten trouwens toe geven, dat hij door zijn zoeken naar het evenwicht tussen tradi tie en vernieuwing een belangrijke stem in het kapittel had. In zijn essays en kritieken, maar ook in „De Stem", waarvan hij op richter en redacteur was, deed zijn invloed zich gelden. Dat het werk van Coster nu samenge bracht wordt ligt dan ook voor de hand. Er zijn mindere geesten ge weest die nu in tien of meer de len op de boekenplanken van de Nederlandse literatuur staan. Het intense meeleven met het wel en vooral het wee van de letter kunde heeft de Costers destijds in contact gebracht met vele littera toren. En toen de studentenvere niging Sanctus Virgilius het van goede smaak getuigende initiatief nam om het in zijn waardering voor de waarde van dr. Dirk Cos- ter schier achtergebleven Delft een lesje te geven door de aan bieding van een borstbeeld van de grote letterkundige (nog altijd te rug te vinden in de tuin van het Meisjeshuis) waren daar bij bijv. goede vrienden als Adriaan Ro land Holst en Jan Mens aanwezig- De schrijver A. M. de Jong, die in de oorlog lafhartig werd ver moord, was een der intiemste vrienden van Coster. Vaak ook lo geerde hij hier bij de Costers. Tot de vriendenkring behoorden naast Henriette de Beaufort ook de bekende lithograaf Aart van Dobbenburgh en de r.k.-voorman Anton van Duinkerken. Veel contacten onderhoudt me vrouw Coster niet meer, maar schriftelijk kan zij de banden met de verschillende oude vrienden nog wel in stand houden. Maar zelfs daarbij zijn teleurstellingen het echtpaar niet bespaard geble ven. Vroegere vrienden vonden het raadzamer met de tegenstem mers mee te praten en kwamen niet meer in Delft over de vloer. Er zijn overigens nog genoeg pret tige herinneringen gebleven en zo kan mevrouw Coster bijvoorbeeld smakelijk vertellen over het eer ste contact met de inmiddels ook al overleden Jan Mens, die in de crisistijd als werkloos meubelma ker het boek „Mensen zonder geld" instuurde voor de Kosmos Eerstelingen Prijsvraag. Uit 169 inzendingen werd zijn proeve verkoren en op initiatief van Coster werd deze toen nog on bekende auteur naar Delft ge haald. Van het doel van dit bezoek was hij niet op de hoogte gesteld, zo dat de klap halverwege het diner nog harder aan kwam: Jan Mens kreeg een cheque van duizend gul den in zijn handen gedrukt. Een formidabel bedrag voor die tijd. Jaren later vroeg Jan Mens aan Coster of hij nu weer meubelma ker zou worden of moest door gaan met schrijven. Zoals geble ken is was het advies van Coster om liever de pen dan de schaaf te gaan hanteren wel een heel juiste. Mevrouw Coster legt ons bij het ophalen van die oude herinne ringen nog even een handgeschre ven briefje voor van Stijn Streu vels die n.a.v. het in 1936 door Coster in „De Stem" gepubliceer de derde visioen o.m. schreef: „Ik zal alleen maar zeggen dat het voor ons allen spijtig is dat er van u niet meer van dien aard voort gebracht wordt. Dat steeks schro melijk af tegen al die gewichtig doenerij en acrobatie-zonder-in- houd van degenen die hedendaags de markt overvoeren. Al hebben wij meer dan nodig iemand die op de bres staat om de wereld hare dwaasheden voor te houden. De twee dingen kunnen samengaan, meen ik?" Nu heeft mevrouw Coster voor het ophalen van herinneringen eigen lijk weer een beetje tijd gekregen. De verzamelde werken namen tot dusver bijna al haar tijd in beslag. Waarbij ze zich wel gelukkig prijst steeds de hulp te hebben kunnen inroepen van prof. ir. A. van Kra nendonk (hoogleraar in de bouw kunde aan de Delftse TH), een neef van haar, die grote belang stelling bezit voor het werk van zijn oom. Een vrouw, die eigenlijk pas na de dood van haar man uit diens scha duw naarvoren is gekomen Al voelt zij er eigenlijk tot op de dag van vandaag weinig voor om uit die schaduw te treden. Wat zij wel wil en „haar" verzamelde werken zijn daar het grote bewijs van, is het lichtend voorbeeld van haar man, nu in deze literaire nalaten schap vereeuwigd, te laten schij nen over een ieder die blijken van belangstelling hiervoor toont. Evenwel, afgezien van haar lite raire achtergrond kan zij persoon lijk ook op een werkzaam leven terugzien. Tot 1955 stond zij voor de klas na een loopbaan van ruim 46 jaar bij het onderwijs, de laat ste jaren aan de Hugo de Groot school. Maar na schooltijd wacht te haar altijd het werk van haar man. En tot voor kort was zij de enig levende en literair beredde rende ziel in het huis aan de Voorstraat 101 thans eigendom van de Willem Kloosstichting) waar in alle kamers, alles nog aan hem en zijn werk herinnerde. Bijna twee jaar nadat hij was overleden kreeg de gemeente Delft het pand met z'n hele kost bare inboedel aan portretten, schilderijen en een kostbare col lectie boeken aangeboden. Het Delftse gemeentebestuur meende echter aan bepaalde in de ogen van anderen te verwaarlozen fi nanciële consequenties niet te kunnen voldoen. De literaire na latenschap van een grote zoon van Delft ging aldus voor de Delftse gemeenschap verloren. Maar u zult er de weduwe van dr. Dirk Coster niet over horen klagen. Het is voor haar een wel jammerlijk maar dan toch wel helemaal afge dane zaak. „Graag of niet", zo was ook hierin haar standpunt. De verzorging van de complete nalatenschap van het werk van haar man was haar dierbaarder. Zoals ze zich ook vandaag nog, in haar kamer in het rustieke Da meshuis aan de Papenstraat graag verdiept in zijn nagelaten werken en manuscripten: „Dan leef je weer helemaal met hem"... Een vrouw die van de eerste tot de laatste letter achter het omvang rijke oeuvre van haar man staat. Haar woorden kort voor het ver scheiden van haar man gespro ken: „Als ik ooit voor je werk zou moeten zorgen gooi ik geen let ter weg", heeft ze tenvolle waar weten te maken. Weggooien doet ze niets, uitgeven wel. Een bewon derenswaardige vrouw, tot haar laatste adem werkend aan het op trekken van een literair monu ment van haar man. Waarvoor hij zelf overigens ruimschoots de bouwstenen aandroeg...

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Nieuwe Stadsblad | 1968 | | pagina 8