*.V - MHBnHBBkHBBi HET NIEUWE STADSBLAD - PAG. 9 - DINSDAG 13 MEI 1969 ui Vertegenwoordigsters uit al onze provincies, gehuld in hun specifieke klederdrachten, stoffeerden de doopplechtigheid rond de reus onder de tankers... De zeekadetten uit Maassluis vormden de erehaag, waarlangs (een deel van de 2000) genodigden met de heer en mevrouw Verolme voorop in gezelschap van mevrouw Kaufman, schreden. Een reuze champagnefles sloeg volgens alle regels der doopkunst aldus stuk tegen een monster van een schiD. Om het allemaal gesmeerd te laten gaan was ook deze decimetersdikke vetlaag uitgesmeerd op de helling. Welnu, alles liep dan ook gesmeerd... We weten dat we de man noch zijn werf helemaal recht doen, maar ook wij kunnen de verleiding niet helemaal weerstaan om ietwat badinerend te schrijven over Cornelis Verolme, de „bijbelvaste ziener van Flakkee", en zijn uit de kluiten gewassen pleegzoon, de „Cambria". Toegegeven, het gehele decor én de man leent zich er zo bij uitstek voor. Want zie, daar komt hij op, de reus van Rozenburg, gestoken in zijn obligate dooppak, de bekende zwarte gleufhoed met rand, de witte zijden sjaal en om de kaarsrechte gestalte de tot aan de enkels afhangende lakense jas. Een ander zou dit signalement afmaken met deze omschrijving: „hem het milde aanzien gevend van een dorpsdominee, die zijn kudde met harde, doch rechtvaardige hand naar de grazige weiden van de eeuwigheid leidt." Hetzij zo. Maar wat dan eigenlijk nóg. Dit is de man en dat is zijn schip, de „Cambria", die zwaargewicht onder de tankers. En met Cornelis Verolme kun je altijd zeggen: „Wie doet het me na". Goed, dus geen badinerend stukje. We laten u liever gewoon aan de foto's over die onze cameraman rond deze zaterdagse tewaterlating schoot voor deze en mogelijk nog voor een hiervoor lopende Cambria-pagina. En we volstaan liever met de constatering, dat de massaregie van perschef en Verolme's lijfschrijver Gerrit van der Hoest weer af was. Het was weer van die typische Verolme-franje, waaraan slechts de peppillen ontbraken, maar voor de rest een mooi zilt buitenfeestje, gebouwd rond de reuze ark van het V er olme-verbond Toch misstaat die entourage bij Verolme niet of nauwelijks, inclusief die 2500 ballonnen die uit evenzovele kleuterknuistjes ontsnapten toen bouwnummer 785, aan welks kolos we vorige week reeds een pagina wijdden, zachtkens als een sidderaal de Waterweg ingleed. Nadat de stalen boeien waren geslaakt en ook de botte boksersneus van de Cambria met het brakke water kennis had gemaakt. En nadat Esso-lady Kauffmann keurig de champagnedoop had verricht via de magnumfles met acht liter mousserend vocht. Keurig dwars op de stroom, waar de 52 meter brede brave borst al iets van z'n grootheidswaan verloor, liep de logge mammoet uit. En toen was het de beurt, na de muziek van de stuurlui op de wal, aan die honderden scheepsfluiten om er de nodige decibellen tegenaan te gooien. De Esso-Cambria was op dat moment eigenlijk al een afgedane zaak. Volgende zaak, Verolme! En op zijn teken aan de kraanmachinist daalde behoedzaam het eerste segment voor bouwnummer 786, goed voor de afbouw van nog zo'n Esso-tanker van 255.000 ton. En een tevreden Verolme sprak: „Wij kunnen de concurrentie met Japan het hoofd bieden. Vanmorgen is het bewijs geleverd". En had hij geen recht van spreken? Alleen bij het Verolmeconcern zijn op dit ogenblik 38 schepen in aanbouw met een gezamenlijke tonnage van twee miljoen ton. Verolme stopt minder geld in zijn mammoettankers dan zijn Japanse collega's. „We kunnen nu met ze concurreren en ze zelfs verslaan." Overmoedige woorden? Niet als ze uit de mond komen van de man die al eerder het schier onmogelijke mogelijk maakte. De werkbezetting baart de scheepsbouwer wel wat zorgen en vandaar zijn nieuwe wervende kreet: In ons land zijn nog vele werklozen; het moet zover komen dat ze bij ons komen werken. „Ik ben magerder geworden en ook wat ouder". Met deze woorden verwees hij naar de stichting-in-wording, welke na zijn vertrek de leiding over het Verolmeconcern zal krijgen. „Ons bedrijf zal het eerste zijn waar aandeelhouders niets krijgen, maar waar de werknemers zelf de vruchten van hun werk zullen plukken. Ik hoop dat dit voor hen aanleiding zal zijn tot een hogere produktiviteit en meer werklust". En zelfs deze belofte klonk wervend. Feit blijft dat die Hollandse jongen Cornelis Verolme de Japanners te slim af was. En dat wil toch wel wat zeggen. In dit licht bezien blijft er nog genoeg ruimte om met iets van ontzag naar die kolos van een Cambria te kijken, die er zelfs ontdaan van alle hunbug en franje nu bijdobbert als een stout stukje van Nederlandse scheepsbouwschap en vrije ondernemerszin. Andermaal dus, petje af voor die man in zijn lange lakense jas en zwarte gleufhoed met rand. Want dat zijn tenslotte maar uiterlijkheden. Onder die hoed tikken de tonnages maar door. En hebben we welgeteld, dan tikt het daar zelfs door tot tankers van meer dan 400.000 ton. Dan mag je wel even aan je eigen pet tikken. Een scheepslading toeschouwers alleen al op de werf... Eenmaal te water gelaten wordt ook een mammoettanker weer een gewoon schip... Doopster mevrouw Kaufman had ook voor hem een handje vrij...

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Nieuwe Stadsblad | 1969 | | pagina 9