De liturgie van de Goede Week en Pasèn HET NIEUWE STADSBLAD - PAG. 16 - VRIJDAG 20 APRIL 1973 In de liturgie van de Goede Week en Pasen beleeft de Kerk het mysterie van -God's verlossend handelen jegens de mens in Chris tus' lijden, sterven en opstanding. Juist het spel der liturgie kan tot het beleven van dit mysterie veel bijdragen. Rijk aan symboliek zijn deze dagen. Reeds vanaf passiezondag (2e zon dag vóór Pasen) werd het kruis beeld in het kerkgebouw bedekt. Het kruis met het beeld van de Heer er op, spreekt van het lijden en de dood van de Heer. Maar ook, en zeker voor de oude kerk, is het kruis het teken van de overwinning van de Heer. Aan het kruis had Hij immers zijn werk volbracht. Daar om was het kruis ook vaak gemaakt van kostbaar materiaal.' Het kruis moest schitteren van de heerlijke glans van de overwinning op de dood! Die glans is nu verborgen tijdens het lijden van de Heer. En daarom nu is het kruis gedurende de tijd, die van lijden spreekt, omhuld. Paars, de kleur van rouw en boete, is de kleur van de kruisbedekking, evenals van de andere liturgische gewaden in deze tijd. Slechts op Witte Donderdag zal de paarse bedekking door een witte doek worden vervangen. Afgelopen zondag. Palmzondag, werd de viering van de H. Eucha ristie begonnen met de wijding der palmtakken en de uitreiking daar van aan de aanwezigen. Wij be leefden de intocht van Jezus in Jeruzalem. De mens, die zo snel enthousiast is, haalt zijn Heer juichend binnen. De jubelende liederen brachten dit tot uitdruk king. Maar scherp echter werd het snelle verloochenen van Christus door de mens tot uitdrukking gebracht in de woorden die aan het begin van de Eucharistieviering werden gezongen: „De versmaad- heid heeft mijn hart gebroken en mij zeer geschokt" (psalm 69:21). Deze woorden worden als het ware Christus in de mond gelegd. Want Hij wist, dat de opvatting van de mensen over het messiaanse rijk geen zuivere was, dat zij slechts droomden van een aards konink rijk van stoffelijke voorspoed en geluk, waarin zij eindelijk bevrijd zouden zijn van het juk der romeinse overheersing. Het mes siaanse koninkrijk, dat Christus kwam stichten, was een geestelijk koninkrijk van liefde en vrede daarom wilde Hij zijn stad binnen gaan niet gezeten op een paard, een strijdros, in deze dagen van oorlog en strijd (tien dagen eerder trok Pontius Pilatus, zijn latere rechter, de stad met paarden binnen! doch op het jong van een ezelin, om de zachtmoedigheid en vredelievendheid van de ware Messias-koning in beeld te brengen. En ook, opdat de profetie van Zacharia omtrent de komst van de Messias-koning in vervulling zou gaan: „Juich van vreugde, dochter van Sion (uitdrukking die in andere messiaanse voorspellingen gebruikt wordt om Israël aan te duiden), jubel, dochter van Jeru zalem: zie uw Koning komt naar u toe! Hij is rechtvaardig en zege vierend, zachtmoedig, op een ezel gezeten, op een veulen, het jong van een ezelin" (Zach. 9:9). In deze dienst werd niet gepredikt maar het lijdensverhaal naar het evangelie van Mattheüs gelezen (palmzondag is vandaar ook de zondag van de Mattheüs-passion! Zo worden we als gelovigen naar het lijden van de Heer gevoerd. In de dagen van en vóór Pasen bindt de Kerk al onze aandacht op datgene, wat God voor ons in Christus heeft gedaan. Wij vieren Pasen en, onmiddellijk daaraan voorafgaand. Witte Donderdag, Goede Vrijdag en Paaszaterdag. Deze laatste drie dagen worden in de taal der liturgie wel eens samengevat onder de latijnse be naming „triduum sacram", welke benaming wij zouden kunnen om schrijven met de heilige drie dagen Toch is er in deze wijze van tellen iets verkeerds gelegen. Dit: nl. dat wij Pasen zélf er buiten laten vallen, terwijl het er toch bij behoort, ja, er onverbrekelijk mee verbonden is. De fout zit hier in het meetellen van Witte Donderdag als een aparte dag. Dat is in de loop van de tijd zo gekomen, maar is oorspronkelijk niet het geval geweest. De viering van Witte Donderdag is niet de viering van een aparte dag, maar behoort tot de viering van de Goede Vrijdag. Avondmaal (instelling op Witte Donderdagavond) en kruisoffer (Goede Vrijdag) staan niet los van elkaar, maar zijn met elkaar verbonden. Jezus heeft de paas- maaltijd, gedurende welke Hij het denkt, nog teveel verrijzenisglans ligt, dat ze op Goede Vrijdag gepast zou kunnen doorgaan. Slechts een eenvoudige communie dienst wordt gehouden, waarbij het reeds op Witte Donderdag avond gezegende Brood wordt genuttigd. De Kerk is te veel overweldigd door de dood van haar Heer, en zich te sterk bewust, dat ook de zondigheid van haar leden mede de schuld was van het drama op Golgotha, dan dat zij zich zonder meer zou kunnen ver heugen. De kleur van de gewaden is daarom zwart, de kleur van diepe rouw. Alle versiering is uit de kerken verdwenen. De naakte altaarsteen, volledig ontbloot van al zijn sieraden, zelfs van zijn kandelaars en kaarsen, staat daar als een aangrijpend symbool van boete- en rouwstemming, die de Kerk van daag bezielt. De inhoud van de schriftlezingen vormt een roerende climax: Hosea 6:1-6 is de voorspelling van het lijden; Exodus 12:1-11 is de voorafbeelding van het lijden in het verhaal over het lam dat in Egypte wordt geslacht en waarvan het bloed aan de deurposten gestreken moet worden, opdat de engel des verderfs de joodse huizen zal voorbijgaan; de lezing van het lijdensverhaal naar de evangelist Johannes is de vervulling van het lijden. Daarna neemt de priester in drie delen de bedekking van het kruis weg en heft het driemaal omhoog met de woorden: Aanschouwt het hout des kruises, waarop de Zaligmaker der wereld gestorven is". Dan worden de kruisklachten afwisselend tussen priester en ge meente gebeden. Het gehele heils- handelen van God wordt gesteld tegenover hetgeen de mens daarop als antwoord heeft gegeven. Ge noemde communiedienst vormt het besluit van deze viering. Dan naderen wij de op zaterdag avond de paasnachtviering. Het is de nacht waarvan de liturgie bij de wijding van de paaskaars jubelt: „O in waarheid zalig nacht, die alleen tijd en uur heeft mogen weten, waarop Christus uit het graf verrezen is! Dit is de nacht, waarvan geschreven staat: De nacht is zo helder als de dag, en, de nacht zal mij tot een licht zijn in mijn geneugten" en even later „O waarlijk gelukzalige nacht, waarin het hemelse met het aardse, het goddelijke met het menselijke verbonden wordt". De gelovigen komen in de geheel duistere kerk bijeen, want haar Heer rust nog in het graf en haar eigen zondigheid wordt door deze duisternis mede gesymboliseerd. Maar in deze nacht beleven wij het diepste wezen van het Paasfeest, de overgang van dood naar leven, van zonde naar genade, van droefheid naar blijdschap. Bij het binnentre den van de kerk neemt iedereen een kaarsje, dat achter in de kerk ligt, om straks het licht van de ontstoken Paaskaars te mogen ontvangen als teken van deel hebben aan de Verrijzenis van Christus. Onder een drievoudig heilig teken viert de Kerk in deze nacht Christus' verrijzenis: onder het teken van het licht, van het water, en van brood en wijn. Een drievoudige symboliek, die echter in een indrukwekkende climax ons met de verrijzeniswerkelijkheid in contact brengt. Nadat eerst het vuur in de hal van de kerk is gewijd, wordt de Paaskaars bereid. Deze zal de gehele Paastijd door, tot ha de lezing van het evangelie van de mis van Hemelvaart, tiidens alle dien sten in de kerk blijven branden. Zij is immers het symbool van de Verrezen Christus, die op grond van zijn kruisoffer (daarom grift de priester ook met vijf wierooknage- len er een kruis in) door de Vader in de Verrijzenis verheerlijkt werd; dan werd Hij tot Koning en Heer over levenden en doden aangesteld en sindsdien beheerst Hij alle tijden; ook onze tijd (vandaar de ingriffing van het lopende' jaartal) wordt door Hem geleid en is niet denkbaar zonder Zijn verlossende kracht': Christus is gisteren en heden, Begin en Einde, Alfa en Omega; Hem behoren de tijden en de eeuwen; Hem zij eer en heerschappij door alle eeuwen der eeuwen Het licht wordt de duistere kerk binnengebracht. En tijdens een heerlijke dankzegging wordt de paaskaars ontstoken, térwijl de priester jubelt: „En nu, straal dan en schitter in het geheimzinnig duister van deze heilige nacht, gij, licht des geloofs, heilige straal der hope, gij, vuur der eeuwige lief de! Vervolgens wordt ook de altaarlamp ontstoken. Als symbool van onze deelname aan de verrijzenis worden nu alle kaarsjes der gelovigen aangestoken. Men geeft aan elkaar het licht door met de woorden: „Het licht van Christus" en men antwoordt: „Gode zij dank", en zo geeft men het licht door aan elkaar. Met het Paaslicht in de hand luisteren we naar drie lezingen uit de H. Schrift, en wel uit het Oude Testament. Hoe rijk is de liturgie: onder het licht van de Paaskaars worden gedeelten uit het Oude Testament voorgelezen, want hun diepere betekenis wordt slechts in geloof geopenbaard aan hen, die het Oude Testament in het licht van Christus weten te lezen. De geschiedenis van het Joodse Godsvolk is slechts heilsgeschie denis, omdat ze voorafschaduwing is, zinnebeeld en voorafbeelding van de éne ware heilswerkeliik- heid: Christus en zijn verlossing. Eerst lezen we het verhaal van de schepping (Genesis 1-2:2), vervol gens over de doortocht van het Joodse volk door de Rode Zee (Exodus 14:24-15:3). Zoals Israël eens trok door de wateren van de Rode Zee en daardoor bevrijd werd uit de slavernij van Egypte, zo zijn ook al de ledematen van het nieuwe „Israël Gods", de Kerk, door de wateren van het doopsel gegaan en bevrijd 'uit de slavernij van Satan; hun zonden werden in het doopwater bedolven, zoals de Egyptenaren in de Rode Zee ten onder gingen. De derde lezing (Jesaja 54:17-55:11) geeft een profetische beschrijving van de heerlijkheid van dit geestelijk- rijk dat wij door het doopsel binnen treden. De doopwaterwijding die dan volgt vindt haar heerlijke begeleiding, die in de vorm van een grote dankzegging door de priester wordt uitgesproken. In deze dank zegging worden op sprekende wijze de gebeurtenissen die in Oud en Nieuw Testament rond het water plaats grepen als naar het doopsel heenverwijzende heilsmysterie ge duid. Dankbaar wordt hierin her dacht, dat Gods Geest bij de aanvang der schepping aan het water een heiligmakende kracht heeft meegedeeld; er wordt herin nerd aan het water van de zondvloed, dat de zonde van de schuldige wereld wegwaste en een nieuw zondeloos geslacht bereidde, aan het water dat in de woestijn door Jahweh drinkbaar werd ge maakt en het dorstige Joodse volk laafde, aan het water dat te Kana door Jezus in wijn werd veranderd, aan het water van de J or daan, dat door Jezus' doopsel werd gehei ligd, aan het water ten slotte dat tezamen met het bloed uit de zijde van de gestorven Christus vloeide. Tenslotte laat de priester tot driemaal toe de brandende Paas kaars steeds dieper in het doopwa ter dalen, terwijl hij zegt: „Dat de kracht des Heiligen Geestes in de volle inhoud dezer vont neerdale". De verheerlijkte Heer, door de paaskaars verzinnebeeld, die door Zijn Verrijzenis tot levendmakende Geest werd, deelt hier aan het water zijn kracht mee, opdat het tot een werkzaam teken wordt voor de mededeling van Christus' verrijzenisleven aan de dopelingen. En dan mogen wij de H. Eucharistie, het H. Avondmaal vieren. De verrijzenisglans, die te allen tijde over de Eucharistievie ring ligt, maakt haar meer dan ooit in deze Paasnacht op haar plaats. Het is de viering van Christus' lijden en dood, maar dan toch altijd in het licht van de Verrijze nis. Pasen is immers de triomfale doorgang van Christus' stervens- mysterie naar de verheerlijking. Overweldigend is het moment waarop de priester de „Gloria" inzet en vervolgens eindelijk het orgel, dat zweeg na de „Gloria"op Witte Donderdag, haar geluid laat horen, alle lichten in de kerk flitsen aan, de altaarschellen rinke len: Het is waarlijk Pasen; de Heer is waarlijk opgestaan. Jubelend gaat de dienst verder. Geen enkele liturgische luister is groot genoeg om dit mysterie van dood naar leven tot uitdrukking te brengen. Op eerste Paasdag zet de jubel zich voort in de hoogmis. Dan wordt de prachtige beurtzang Brengt aan 't Paaslam, Christen scharen, offers van uw lof en dank" gezongen. Het is de morgen van de Verrijzenis. En in de vespers brengen wii 's mid dags onze dank aan God voor deze verleende weldaden. Ik wens u een zalig Pasen. F. Smit, Oud-Kath. pastoor Dimmendahl. God aan Mozes bevel gaf om jaarlijks de bevrijding uit Egypte feestelijk te herdenken door het verhalen van de eerste Paasmaal- tijd, zo heeft Christus gewild, dat zijn Kerk haar bevrijding uit het juk van de Egyptenaar, de Satan, door Christus' kruisdood op Gol gotha, regelmatig zou herdenken en beleven door de viering van de nieuwe, de eucharistische Paas maaltijd van het Nieuwe Verbond. Zoals de Joden, voordat ze hun bevrijdingstocht door de Rode Zee ondernamen, voor het eerst het paasmaal hebben gevierd, zo heeft Christus op de avond vóór zijn lijden, dat onze bevrijding bete kende, heel betekenisvol in het kader van de Joodse Paasmaaltijd de Eucharistische Paasmaaltijd voor het eerst met zijn discipelen gehouden en hen opgedragen deze regelmatig te vieren als beleving van zijn Offer voor alle mensen. Vieren wij op de avond van Witte Donderdag dat het Joodse Paas maal zijn vervulling bereikt in het Paasmaal van de Eucharistie, op Goede Vrijdag vindt de slachting van het paaslam haar verwezenlij king: wij gedenken zijn lijden en sterven aan het kruis. De liturgie voert ons in het mysterie dat op Golgotha plaatsvindt. Het is Kruis- pasen, zoals onze voorouders in navolging van de eerste christen eeuwen en het oosten nu nog deze dag heel zinrijk noemen. Vanaf de eerste tijden heeft Goede Vrijdag in het teken gestaan van de diepste ernst en de strengste onthouding; niet echter als voor bereiding op Pasen, want we vieren het reeds, doch als uiting van ons tenvolle aansluiten bij de lijdende en stervende Heer, als ons ethisch en ascetisch mede-lijden (maar dan niet in sentimentele zin bedoeld! en mede-sterven met Hem. Zo diep is de treurnis van de Kerk op deze dag, dat zelfs de Eucharistieviering achterwege blijft. Slechts het leven kan men vieren en het is alsof over de Eucharistieviering, die toch Christus' dood als heilsdaad her- De slachting van het Paaslam, met het bloed waarvan de deurposten van de joodse huizen in Egypte besprenkeld werden op de avond voor hun wegtrekken uit de slavernij van Egypte, opdat de engel des verderfs sparend en bevrijdend hun huizen zou voorbij gaan, kreeg haar vervulling in de slachting van ons ware Paaslam, Christus, op Golgotha. En zoals Heilig Avondmaal heeft ingesteld, met de zijnen gevierd toen de avond was aangebroken en dAs de volgende dag (naar Joodse tijd rekening) geacht werd te zijn begonnen. Tijdens de Eucharistieviering op Witte Donderdagavond wordt in tegenstelling van de gehele vasten tijd de lofzang „Glorie zij aan God in de hoge" wel gezongen, om de vreugde van het gebeuren van de instelling van het H. Avondmaal door Christus tot uitdrukking te brengen. De liturgische kleur is daarom ook wit; wit is de kleur van de kruisbedekking. Maar het is ook de avond vóór zijn lijden en van het verraad door Judas. Daar om zwijgen na het zingen van het „Gloria" het orgel en de eventuele torenklokken tot aan het „Gloriai' op Paaszaterdagavond. Deze dienst is de enige in het jaar, waarin het uitspreken van de instellingswoor den van het H. Avondmaal een wijziging ondergaat. In plaats van „Die daags vóór zijn lijden het brood nam wordt nu gezegd „Die daags vóór zijn lijden, dat is heden, het brood nam Zo zijn wij in de bovenzaal van het huis van de moeder van Markus, waar Jezus met zijn discipelen het paasmaal vierde. Om aan te voelen waarom deze avondmis reeds behoort tot de viering van Christus' Pascha, doen wij goed even dieper in te gaan op het paaskarakler van de Eucharis tieviering, dat ons vooral duidelijk wordt als wij de voorafbeelding van het joodse Paasmaal beschou wen. De verrezen Heer: bronsreliëf Hans

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Nieuwe Stadsblad | 1973 | | pagina 16