Het kerstf eest van meneer De Groot Kerstfeest dateert uit 354 EKiU" stah' Efc !a„NS? hfilf °nSe71,ak: want de klas eef gehuld in een ongewone zwijgzaamheid. „Verstraten ik weet absoluut zeker dat ik' jou overal bovenuit heb horen schreeuwen Jouw stem'' liet hii er smalend op volgen, „joh, daar zou ik maar heel zuinig op zijn. ij gebrek aan iets anders kun de gS' daar dan maa< in noek staan, met ie handen In «nZ,CvhhdüdC,"k vermoeid1 cisensch,pe5Se^nn HET NIEUWE STADSBLAD PAG. 22 WOENSDAG 19 DECEMBER 197.T Met sloffende tred liep meneer de Groot de lange schoolgang door. Halverwege kwam hem al een hels lawaai tegemoet. Hij versnelde zijn pas en stoof zijn klas binnen, snuivend van woe de en ergenis, greep de borde- stok en liet het uiteinde met een ferme dreun op de voorste bank neerkomen. „Stilte Het kabaal verstomde onmid dellijk. Binnen 'n oogwenk had een ieder die uit zijn bank ge komen was, zijn plaatsje weer opgezocht. „Kunnen jullie nu werkelijk geen ogenblik rustig blijven doorwerken als ik even weggeroepen word Zijn ogen zochten de rijen banken af, op zoek naar de grootste lawaai schopper. Natuurlijk was het Kees Jonker weer geweest, dat rooie sproetenjoch met drie bru tale ogen. Envergiste hij zich, oi had hij ook de basstem van Pietje Veimeulen gehoord? Slechte leerling, maar praats voor tien. De mond van meneer de Groot trok zich samen tot 'n smalle spleet, wacht maar, hij zou ze wel leren, de lieverdjes. O ja, ze zagen er even nietig en onschuldig uit als muskieten, die je ook prikten en treiterden tot dolwordens toe. „Jonker, Vermeulen, Verstra tenZijn scherpe stem sneed als een mes door de stilte heen. „Ik veronderstel dat jullie weer de grootste gangmakers zijn. Heb ik daarin gelijk Uit de opgeheven jongensge zichten keken 30 paar ogen hem stilzwijgend aan. „Ik wens antwoord bulderde hij. „Heb ik gelijk of niet De klas bleef zwijgen. Meneer de Groot begon zich wat minder op zijn gemak te voelen. Waarom zeiden" die klei- nu treiters nu niets? Gewoonlijk waren er toch wel een paar die nog de lef bezaten om verstolen iets tegen hun buurman te fluis teren of, verborgen- achter een rug, te lachen. Ja, een enkele paal kwam het zelfs voor, dat iemand het waagde hardop 'kom- mentaar te leveren. Maar dit »?e' tier begreep hij niets van. Wat broeide er nu weer in de klas Wat huisde er voor kat- tekwaad achter die schijnhei lige gezichtjes, welke snode plannen hadden zich daar ge vormd Zoals een rotje onder zpn stoelpoot, een stinkbom in zijn la of een kikker in zijn inktpot Nee, waarschijnlijk geen van deze drie. Op deze grapjes hadden ze hem reeds eerder getrakteerd en ie kon van deze kinderen veel verwach ten, doch één ding stond vast hun treiterijtjes waren wèf ge varieerd. 6 „Verstralen overschreeuwde iJ ZIJ" uitgroeiende gevoelens eLn3^ j-ei n°S Je brood mee gaan verdienen i" Waar bleven nu de lachsalvo's De klas toonde zich toch nooit zo soli dair met zijn slachtoffers Fn waarom zei die knul niets Meestal gaf hij wel een grote mond terug; daar kon hij ten £nnSm een,.ho.ud'ng naar bepa len, maar dit irriterend zwijgen was iets waar hij niet tegenop nfe°ebelfeft je hoegenaamd met beheft mij een antwoord e" h- gezicht naar danc'e.Verstraten stommelde uit dwee 7 PlaatSte zichzelf ge- Ineens h aangeduide hoek Sf, begon het meneer de Groot de keel uit te hangen Hfj wreef hiig mef Van smacht hij met zijn linkerh^^ heel even over zijn voorhoofd. Hij zou er zich verder maar niet druk om maken. Hij had nog twee volle uien voor de boeg om te pogen iets van de vereiste leerstof in deze lege hoofden te stampen. „bc ,isie klas mag thuis 3 kant jes schrijven: „Ik mag geen her rie scnoppen als de onderwijzer afwezig is.' Morgen inleveren. Pak nu allemaal je geschiedenis boek, we gaan verder met de les". Om 4 uur, toen de klas leegge stroomd was, bleef meneer de Groot achter om nog enkele proefwerken te korrigeren. Buiten begon het alreeds don ker te worden en de eerste jANTs.HóFMAW sneeuwvlokken van het jaar dwarrelden als zachte witte donsbolletjes uit de geelgrijze hemel en vleiden zich als een warme deken neer over de kale boomtakken, de daken en de reeds verlaten speelplaats. Voor het schoolterrein joelden en lachten de kinderen, met rode neuzen en lnsse konen, uitbun dig over deze onverwachte pret. Aleneer de Groot stond op van zijn lessenaar en begaf zich met lome schreden naar het raam. Met sombere ogen blikte hij over de speelplaats, waarop de witte vlokken gestaag neer dwarrelden. Huiverend kromde zijn rug onder het kolbert, de winter hield zijn hart met koude ijsvingers omvangen. Er kwam iemand het school plein op. Het was de werkster die elke avond de schoolgangen boende. Elke stap die zij zette werd een vieze natte plek op het donzig tere sneeuwtapijt. Haar grijze knoedeltje bungelde dwaas op haar achterhoofd heen en weer. Ze keek omhoog en herkende meneer de Groot. Op het gevaar af haar evenwicht te vei liezen en uit te glijden, zwaai de ze vrolijk met het werk-em- mertje naar hem, doch hij voel de zich betrapt en verwijderde zich met een stug knikje snel van het venster. Eigenlijk toch wel brutaal dat gezwaai Moest je nooit aan moedigen, daar werden deze mensen al gauw te familiair door. Trouwens, was het niet de moeder van die knaap Jon kers Geen wonder dat die jon gen dan ook zo vrij in zijn op treden was. In gepeins verzonken, met ge kromde schouders en het hoofd in de handen gebogen, zat me neer de Groot weer achter zijn lessenaar. Een oude, moede man met schonkige botten Met doffe ogen staarde hij neer naarC'ViiHniJrbiad Van zijn ,esse" naar. Tijd en ruimte vielen weg on "h", htTrT,nnë schilderde talrelen êe,kei'fde beukenhout, leven 660 ün beheld Met hooggestemde idealen en vol vertr„, t ko^n-l net hij de kweekschool Hii was a Jd één van de beste' Ieedfn gen geweest en het was dan extk niet zo verwonderlijk dat hem me een loffelijke speech hei diploma overhandigd werd Non oirekteur m zijn oren"... jonge mensen zoals jij zijn de'stevige leven nog vele malen moeilijk heden zou bezorgen; hij wasn.l. een snob. Zijn eerste aanstelling kreeg hij in een klein dorpje nabij Rotter dam. Het was een ouderwetse, houten lagere school, die be zocht werd door alle boerenkin deren uit de omgeving. Zijn aspiraties lagen echter op een hoger niveau. Hij zae uit naar de tijd dat hij de vereiste aktes had om aan een H.B.S. ot M.U.L.O. te mogen doceren. Doch hij was jong en de kansen op verbetering groot. Dus toog hij iedere ochtend, welgemoed flui tend, naar zijn schooltje, en hij bleet fluiten als hij dc sleutel n de verveloze schooldeur stak. die de toegang verschafte tot 'n ruimte die bezwangerd was'van de penetrante lucht van mest. natte rubberlaarzen en zweet. Na drie jaren kreeg hij de kans zijn positie te verbeteren. Hij werd benoemd als plaatsvervan gend hoofd van een lagere school in Rotterdam. Het was een grote, moderne1 school met brede ramen die veel licht door lieten, centraal verwarmd en goed geventileerd. De kinderen die deze school bezochten kwa men vrijwel allen uit de betere kringen. De baan beviel hem uitstekend. Hier voelde hij zich tenminste op zijn plaats De oorlog brak uit en Rotterdam werd gebombardeerd. Na die verschrikkelijke nachtmerrie was er niets meer over van de buurt waar hij leefde en werkte Toen hij weer bijkwam lag hij in het hospitaal en was een been kwijt. Hij was één van de wei nigen uit zi|n omgeving die de ramp overleeld had, maar werd nooit meer de oude. Na de oorlog kreeg hij opnieuw en ditmaal zijn laatste aanstel ling. Een haveloos schooltje, in één van de achterbuurten van 'n grote stad. De aanwezige leer krachten keken bedenkelijk toen zij met hem gekonfronteerd werden. „Zou deze gesoigneerde, ietwat- geaffekteerd sprekende man wel geschikt zijn voor de zware iunktie?" Het hoofd van de scohol vertel de hem dat hij een moeilijke klas zou krijgen. Zijn voorgan gers hadden na korte of langere tijd allemaal de moed opgege ven. "Zou hij het wel aandurven? Hij, die in feite toch wel erg weinig gewend was Er was begrip, liefde en geduld, héél veel geduld nodig, om met deze kinderen iets te kunnen berei ken. Hij nam de Iunktie aan. Hij zou iedereen wel eens tonen wat hij kon bereiken. Hèm trei terden ze niet zo gemakkelijk weg, zo nam hij zich in stilte voor. Die eerste schooldag zou hij nooit vergeten. „Een mankpoot wercf er met een gefluisterd, toen hij de klas binnentrad. „Jongens, we krijse een manke!" Vanaf die dag droeg hij een bij naam. Hij begon deze jeugd, waarmee hij nooit eerder was gekonfronteerd, hartgrondig te haten. De woorden „liefde" be- gi'P" en „geduld" werden" al spoedig overstemd door straf werk „slaags" en „gebulder". De klas liet zich van haar kant echter ook niet onbetuigd en ™.terne ,tlcm, vr'jwel dagelijks met allerlei kwajongensstreken Op een punt kon hij zich in ieder geval beroemen: hij had ondanks de pessimistische voor spellingen volgehouden, hoewel hij alles behalve geliefd was bii Z1J" PuP.dlen en kollega's. Ge- vrinV- i! S" begrip, vooral be- f tf'ie '1 bet bejaarde schoolhoofd weer zeggen Hii was nu zelf oud, maar' deze woorden waren voor hem holle lrasen gebleven waarvan hem de gevoelswaarde vieemd was Zi.in leerlingen, zijn kollega's zijin omgeving, met niemand had hij ooit een werkelijk kontakt hadgehiihnebb?n Ze,fs een - had hij nooit gevonden. De Kerstdagen naderden alweer met rasse .schreden. Voor ieder een een leest van vreugde goed geheid, legens elkfndef en mwi f Maar voor hem zouden deze dagen onopgemerkt voorbijghjden. Hij zou ze door ziinngifn H°als alle zondagen op mer met he?ngeZellLgC fiuurka- ner met nel verschoten hlnn metiesbehang. Met een opge warmd prakje en een boek „Meneer, Menéér Ik heb U nou al twee keer gevraagd wanneer u weggaat, zodat ik de boel af kan sluiten". De Groot schrok op. „Hè eh, ja, hum. Ik ga al, ik ga al." Hij was zowaar bijna ingedommeld. Haastig zocht hij potloden en cahiers bijeen en propte ze in zijn aktetas. „Eh, meneer de Groot De Groot keek afwezig op. „Ja, wat is er nu nog Je ziet toch dat ik reeds aanstalte maak Ve; watd blozend kwam de vrouw dichterbij. „Weet u, ik vind het nou echt leuk wat uw klas be dacht heb." Meneer de Groot keek haar niet begrijpend aan. Hij kon zich mceiiijk voorstellen dat de klas iets leuks kon verzinnen. „En. waar bestaat dal leuke dan wel uit vroeg hij zuur. „Weet u dat dan nog niet Verbaasd staai de de werkster hem aan, verschoot toen plotseling van kleur en sloeg verschrikt haar hand voor de mond. „O jerimi- neetje' gunst nog an toe, na tuurlijk kon u het nog nie wete. Mn man zegt altijd: mens jij praat teveel zegt ie. En als je niks zegt heb je niets te ver antwoorden ook, zegt ie", haastig probeerde ze zich uit de Voeten te maken. „Hé, vrouw, wacht eens even, kqjn eens terug en vertel eens, waarin heb jij je dan bijna versproken De werkster keerde zich weer naar hem toe en begon, verlegen I rommelend aan haar schort, te vertellen. „Nou meneer, met uw permissie, maar u weet van niks hè Het mot namelijk een geheim blijven en als u nou zo vriendelijk wil vveze om net te „Ja, ja", onderbrak De Groot haar met een ongeduldige handbewe ging, „Ik zal uw geheim bewa ren. Vertel nu maar verder." „Nou meneer, het is zo. Onze Frans komp vandaag thuis, hele maal opgewonde en zo, en hij zeg me dat zè de klas dan vanmiddag een leuk plan bedach hebben. Ik vraag natuurlijk: wat voor plan dan wel want o, o, ik ken die bengels. Ik heb er drie en m'n handen d'r an vol, dat kan ik u wèl vertellen. Maar afijn U kan daar vanzelfst ook wel over meepraten 1 Goed. Hij zegt toen: heus hoe, eerlijk m'n hand d rop het is een jofel plan. En hij vertelt dat ze besloten heb ben om u te verrassen op de le Kerstdag. En raaj nou es hoe Ze wille liedjes komen zinge, bij u op de stoep. Volgende week komen de iedere avond bijene om te repetere Is dat niet enig meneer Maar afijn. Nu ik een maal A gezegd heb zal ik maar B zegge ook Die bengels hebbe ook nog geld ja, van hun zak- cente bij elkaar gezameld om een mooi kerstkadootje voor u te kenne kope enMaar menéér, wat heb u nou zo opeens Meneer de Groot had zijn hoofd op zijn armen laten zakken en zijn Schouders schokten zacht op en neer. Onsteld snelde de brave vrouw naar de lessenaar. „Voelt u zich niet goed meneer? Kom. kom, wat is dat zo in ene Het hart soms, ja, dat heeft vaak het eerste te lije zo op onze leeftijd. Wacht maar effe, dan haal ik wat lijne odeklonje." Met een pathetische poging tot het produceren van een glimlach r,chtte meneer de Groot zich op. „Nee, dank je mevrouw Jonker, het is helemaal niets. Ik ben al leen zojuist uit een diepe slaap gewekt. Het is al heel laat, maar hel is nooit, nóóit tè laat 1" M. ADAMSE. Eerste Christenen herdachten geboorte niet. DE MEESTE PROBLEMEN rond de kerstviering konsentreren zich op de datum, die voor de herden king van Christus' geboorte is uit gekozen. Gedurende de eerste drie en halve eeuw na de dood van Christus werd het kerstfeest niet op 25 december gevierd, maar pas op 6 januari, thans gewijd aan de driekoningen. Pas in het jaar 354 werd Kerstmis voor het eerst gevierd op 25 decem ber, vermoedelijk als vervanging van de heidense „saturnalia". Een tweede vraagstuk rond de kerstviering vinden we in de kerst boom. Ook de oorsprong van dit kerstverschijnsel blijkt heidens te zijn, reden waarom sommige pro testants orthodoxe groeperingen de kerstboom als symbool van een groter Licht, principieel afwijzen. Vermoedelijke heidense oorsprong. DE EERSTE christenen waren er zeer afkerig van om een geboorte te herdenken. Wel werd de dag van iemands dood als bijzondere aan gewezen. Vandaar dat de droeve gebeurtenissen op Golgotha en de opstanding van Christus wel ter stond werden gezien als belangrijke feiten. Overigens werd Pasen oor spronkelijk op 25 maart gevierd, pas sinds het concilie van Nicea (325) kwam hierin verandering. Evenzo vierde de eerste christenen het pinksterfeest, maar de kerst dagen kenden de pioniers van het christendom niet. Later is dit gezichtspunt gewijzigd en kombineerde men de viering van Jezus' geboorte met driekonin gendag. Deze feestdag gold trou wens als een gedenkdag voor meer belangrijke bijbelse gebeurtenis sen. Zo gedacht men naast de komst van de drie oosterse vorsten de bruilof in Kana, bij welke gele genheid Jezus zijn eerste wonder verrrichte en water in wijn ver- anderde. Ook de spijziging van vijf duizend mensen met vijf broden vond men herdenkingswaardig. Al deze heilsfeiten werden tegelijk door driekoningendag weer in de gedachten van de christenen opge frist. Naarmate de tijd voort schreed, werd de viering van Chris tus' geboorte meer centraal ge steld. Het concilie van Nicea (325) erkende de driekoningendag als christelijke feestdag en daarna werd het kerstfeest ook in de wes terse landen ingevoerd. In 353 wer den de kerstdagen reeds met grote luister in Robe gevierd. Echter nog steeds op de zesde januari. Datum veranderd. HET STAAT historisch echter vrij wel vast dat in het jaar 354 de da tum van het kerstfeest plotseling werd verplaatst naar 25 december. Dit gebeurde door Liberius, in die dagen bisschop van Rome. Óver de- oorzaken van deze wijziging be staat geen eenstemmigheid van me ning Er zijn verschillende theorie ën over. Sommigen leiden de datum van Christus' komst op aarde af uit de- dag, waarop de hoge-priester in Israel elk jaar alleen het allerhei ligste in de tempel betrad. Deze- datum heeft men kunnen uitreke nen. De hogepriester Zacharias werd in dat allerheiligste de ge boorte van Johannis de Doper ver kondigd. Vanuit die datum meende men de dag van Maria's zwanger schap te kunnen vaststellen en zo resulteerde de 25e december als de datum van Jezus' geboorte. Andere theologen en historici ves tigden de aandacht op het Joodse feest Chanuka, waarbij de inwij ding van de tempel centraal stond. Deze dag van het Joodse feest komt overeen met de 25e december van onze kalender. Aangezien de kerst viering zich van het westen naar het Oosten heeft verbreid en niet omgekeerd, zijn voor deze opvat ting weinig voorstanders gevonden. Veel waarschijnlijker lijkt het, dat het heidendse feest van de zonne wende als bakermat moet worden gezien voor het kerstfeest. De leiders van de westelijke chris tenen beseften drommels goed dat je het gewone volk alleen maar kon winnen, als je ze niet hun tra ditionele feesten en gebruiken af pakte. Voor deze opvatting valt ook daarom veel te zeggen, omdat bijv. de r.k.-kerk vele gebruiken uit de heidense tijd heeft overgenomen om het geloof zo doorzichtig moge lijk te maken voor het eenvoudige volk, dat niet te zeer mocht ver vreemden van zijn historische ge bruiken. Kerstboom. IN OUDE GESCHRIFTEN is vast gesteld, dat omstreeks 1500 in zuid-Duitsland al kerstbomen wer den aangetroffen. Weliswaar waren zij nog niet zo prachtig opgetuigd en verlicht als de pronkstukken uit onze dagen, maar we kunnen deze sober versierde dennen toch wel zien als de stamvaders van onze kerstbomen. Zij kwamen in de huis kamers terecht vermoedelijk tenge volge van een oud bijgeloof. Algemeen wordt de theorie aan vaard van een vast bestaand ver band tussen de kerstbomen en de heidens-germaanse joelfeesten, die werden gehouden ter gelegenheid van de zonnewende. Bij de voort schrijdende kerstening \an het wes ten verloren deze feesten hun be tekenis, maar de volksgewoonte droeg de kerstboom over aan het kerstfeest. De christenlijke kerk heeft zich daartegen niet verzet. De uitbreiding van het christen dom zou er aanzienlijk door zijn vertraagd. De geestelijkheid be pleitte zelfs een langzame overgang van de oude gebruiken naar meer Christel ijke gedachtenkringen. Zo is het licht van de kerstboom dat vroeger scheen als een voor bode van ht t komende nieuwe zon licht, geworden tot een symbool van een groter Licht, dat eens de gehele wereld zal verblijden.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Nieuwe Stadsblad | 1973 | | pagina 22