Bouw Buitensluis van start Nieuwe Buitensluis een zwaar karwei HET NIEUWE STADSBLAD - PAGINA 16 - WOENSDAG 3 SEPTEMBER 1975 bestaande situatie met zich mede brengt. Van de nieuwe Buitensluis zal het binnenhoofd komen op de plaats waar vóór 1769 de oude sluis heeft gelegen, dus even ten zuid westen van het bestaande buitenhoofd. De nieuwe basculebrug komt daar direct ten noorden van, in het verlengde van de bestaande draaibrug. Het nieuwe buitenhoofd wordt in het water van de Voorhaven gemaakt. In afwijking van hetgeen gebruikelijk is zal niet in het buitenhoofd de hoogwaterkering zijn opgenomen, maar in het binnenhoofd. Dit is gedaan omdat het binnenhoofd dat komt te rusten op de oude dijk, die gedurende eeuwen heeft kunnen inklinken en zo een stevige grondslag biedt. Bovendien is de aansluiting van de primaire waterkerende dijk op het binnenhoofd korter. De hoogte van de hoogwaterkering is door de Deltacommissie vastgesteld op' 4,90 meter plus N.A.P.; om constructietechnische redenen zal de hoogte echter 5,10 meter plus A.N.P. worden. Uit veiligheidsoverwegingen is in het binnenhoofd een dubbele stormvloedkering (met twee stel sluisdeuren) ontworpen. De sluis krijgt een totale lengte van 117,50 meter. Bij gebruik van de buitenste deuren is de nuttige lengte van de schutkolk 80 meter; indien het tweede stel deure;' wordt gebruikt is de schutlengte ca. 71 meter. In het beton komen uitsparingen voor het eventueel aanbrengen van een luchtbellen scherm tegen de verzilting. De breedte van de sluis wordt 9 meter. De hoogte van de wanden van buitenhoofd en schutkolk worden ca. 7 meter, waarbij de bovenrand komt op 3,5 meter plus N.A.P., wat 1,60 meter ligt beneden de hoogte van de stormvloedkering. Een hogere wand zou de constructie veel duurder maken, terwijl de scheepvaart veel hinder heeft van zeer hoge koikwanden. Overigens, na voltooiing van het Deltaplan zal een waterhoogte van 3,50 meter plus N.A.P. ééns in de 250 jaar bereikt worden. Het hoogste ter plaatse bekende waterpeil van 3,70 meter plus N.A.P. is gehaald tijdens de stormramp van 1 februari 1953. De drempeldiepte in de sluis komt op 3,40 meter - N.A.P.; het toekomstige schutpeii wordt 2,50 meter plus N.A.P. (thans 1,50 plus N.A.P.). De brug over de sluis krijgt een breedte van totaal 17 meter, inclusief voet- en fietspaden. De bovenzijde van de brug komt op 4,75 meter plus A.N.P.de onderzijde is ca. 1 meter lager. In het buitenhoofd komt één stel en in het binnenhoofd twee stellen stalen puntdeuren, die naar de kant van de Nieuwe Maas „keren", d.w.z. bij hoge stand van de Nieuwe Maas het water tegenhouden. Deze deuren kunnen echter (in tegenstelling tot de huidige toestand) een vrij groot „negatief verval" van 2 meter keren, d.w.z. dat bij een lage stand van het Maaswater toch het 2 meter hoger liggende water uit de binnenhaven tegengehouden wordt. Aan de oostzijde van het binnenhoofd komt het bedieningsgebouw, dat tot 10 meter boven het sluishoofd zal reiken of tot 15 meter boven N.A.P. De bedieningsruimte, met grote ramen waardoor uitzicht over de gehele sluis en de schakelruimte, zijn geplaatst op een betonnen schacht van 5,50 meter hoogte met een doorsnede van 3,50 meter, waarin de trap en de kabelschacht. UITVOERING De onderdelen van de sluis zullen gebouwd worden in „bouwkuipen" van stalen wanden met een waterdicht aansluitende bodem van onder water gestort beton. Op deze wijze kan de bouwkuip worden drooggemalen - zonder dat in de omgeving de grondwaterstand verlaagd wordt. Gebleken is namelijk dat in de buurt van de sluis veel gebouwen, ondanks de slechte bodemgesteldheid, niet op onvoldoende onderheid zijn. Verlaging van de grondwaterstand, veroorzaakt door een gewone bouwput, zou dan kunnen leiden tot verzakkingen van die gebouwen. Daar komt bij dat, gezien de slechte toestand van het uit 1769 daterende huidige buitenhoofd, het niet onwaarschijnlijk is dat een verlaging van de grondwaterstand de stabiliteit van het buitenhoofd dermate aantast, dat het veilig schutten van de sluis niet meer mogelijk is. Dit geldt ook voor de trillingen bij het heien van palen en damwanden. Een speciale moeilijkheid bij de bouw van het binnenhoofd zijn de nog aanwezige resten van de in 1769 buiten gebruik gestelde oude sluis. Deze zullen onder water met een grijper verwijderd worden. FASERING De uitvoering van het werk zal in fasen geschieden. Dit vanwege de eisen dat er steeds een hoogwaterkering aanwezig moet blijven; dat de scheepvaart gedurende de bouw moet kunnen doorgaan, zij het met enige beperkingen en dat ook het fiets- en voetgangersverkeer van Hoofdstraat naar Maasdijk moet kunnen doorgaan. In de aangegeven volgorde van uit te voeren werken kan de aannemer naar gelang de omstandigheden en het beschikbaar zijn van groot materieel, een wijziging brengen. FASE I Gedurende deze fase komt er geen wijziging voor het verkeer, zowel dat te water als op het land. Het werk begint met het heien van de west-, zuid- en oostwand van de bouwkuip voor het buitenhoofd, hetgeen in het water van de Voorhaven plaats heeft. De slappe veenlagen jn de haven worden weggebaggerd en de ondergrond wordt met zand verbeterd en ter plaatse van buitenhoofd en schutkolk op hoogte gebracht. De zuid-west vleugel van het buitenhoofd van de bestaande sluis wordt gesloopt en de damwanden geheid voor de bouwkuip voor nieuwe binnenhoofd en de onderbouw van de basculebrug. Voor de schutkolk en het buitenhoofd worden de palen en de damwanden geslagen, waarna hier onder water ook het beton voor de bodem van de bouwkuip wordt gestort. Deze bouwkuip wordt daarna drooggemalen en het buitenhoofd van de sluis gebouwd. In deze fase valt ook het maken van een tijdelijk remmingwerk voor de scheepvaart, bestaande uit dubbele drijfbalken langs palen. FASE H In deze fase wordt een tijdelijke rolbrug voor voetgangers en fietsers gemaakt over het bestaande binnenhoofd van de sluis. Daar de draaibrug in deze fase wordt verwijderd, moet het motorverkeer omrijden. Het waterverkeer blijft ongewijzigd. Uitgevoerd worden: voor het binnenhoofd en de brug wordt de bouwput afgewerkt; de grond wordt eerst droog uitgegraven en daarna worden „in de natte" de resten van de oude sluis verwijderd. De palen voor binnenhoofd en brug worden geslagen en onder water wordt het beton voor de bodem van deze bouwkuip gestort. Na het droogmalen van deze kuip kunnen binnenhoofd en onderbouw van de brug worden gebouwd. FASE m In deze slotfase wordt het gehele werk afgerond. Alle oude bouwsels en de tijdelijke voorzieningen worden verwijderd, het sluisterrein afgewerkt. De sluisdeuren en de basculebrug worden aangebracht, waarna eerst de fietsers en later ook het motorverkeer van de nieuwe brug gebruik kunnen maken. Gedurende deze fase zal de sluis voor het scheepvaartverkeer schutklaar ■worden gemaakt. Inmiddels is de aannemer met de werkzaamheden begonnen. De officiële handeling van het slaan van de „eerste" damwand heeft op 27 augustus door de Dijkgraaf van Schieland en de burgemeester van Schiedam plaatseevonden. De aannemer zal de omwonenden op de hoogte stellen van de gang van zaken tijdens het werk. Daarvoor zullen informatie-bijeenkomsten worden belegd. Het tijdstip hiervan zal de omwonenden per circulaire worden bekend gematfkt. Met de bouw van deze sluis wordt een begin gemaakt aan een laatste serie werken, welke tot doel hebben de veiligheid van de bevolking van Schiedam in de toekomst tegen overstroming veilig te stellen. De plannen voor een verhoging van de buitenwaterkering tussen de Havendijk en de Buitensluis en tussen de Rotterdamse dijk en de Buitensluis door het industrieterrein zijn overigens in een vergevorderd stadium van voorbereiding. Op woensdagmorgen 27 augustus om half elf werd officieel begonnen met de bouw van de nieuwe Buitensluis te Schiedam, die met de aansluitende dijken het laatste nog ontbrekende deel in de nieuwe buitenwaterkering in Schiedam is. Meester U. G. Schilthuis, Dijkgraaf van Schieland en burgemeester drs. A. J. Lems hebben toen, in het water van de Voorhaven, een stalen deel van de damwand voor een bouwkuip geslagen. Na de grote stormvloed van 1 februari 1953 is nog is datzelfde jaar door het parlement de Deltawet vastgesteld. Daarin is o.m. voorgeschreven dat alle buitenwaterkerende dijken in het Deltagebied verhoogd (tot de vereiste Deltahoogte) en verzwaard dienen te worden. Dat geldt dus ook voor de buitenwaterkerende dijken op Schiedams grondgebied. Het bij de stormvloedramp van 1953 meest bedreigde punt in de Schiedamse dijken, de voormalige Spuisluis, is met grote voortvarendheid aangepakt en reeds in begin 1955 is met de bouw van de huidige Spuisluis begonnen. Daarna volgde de verhoging en de verzwaring van de buitenwaterkering van het Hoogheemraadschap Delfland (van de Spuisluis tot de Vijfsluizen) en later ook delen van de buitenwaterkering van het hoogheemraadschap Schieland (van de Spuisluis tot de Rotterdamsedljk, de grens met de gemeente Rotterdam). In deze buitenwaterkering blijft nog één deel ter verhoging en verbetering over: de Buitensluis met de aansluitende dijkgedeelten. De deuren in de bestaande sluis reiken niet hoger dan slechts 4 meter boven N.A.P. Dat voldoet niet aan de voorschriften, maar verhoging van de in slechte staat verkerende Buitensluis is niet mogelijk gebleken. Deze sluis is zo het zwakke punt in de buitenwaterkering op de noordelijke oever van de Nieuwe Maas/Nieuwe Waterweg. Aangezien in de keur van hef hoogheemraadschap Schieland de verplichtingen t.a.v. deze waterkering binnen de gemeentegrenzen van Schiedam aan de gemeente zijn overgedragen, heeft Schieland de gemeente Schiedam opdracht gegeven de Buitensluis te vernieuwen. De bouw van deze nieuwe sluis is echter het meest gecompliceerde onderdeel van het gehele project van de dijkverzwaring. Miet alleen vanwege de technische problemen, maar vooral ook vanwege de financiële kanten. B. en W. van Schiedam hebben daarom rijkswaterstaat Directie Sluizen en Stuwen, die grote ervaring heeft op dit gebied, om technische bijstand verzocht, die in november 1966 ook is toegezegd. Deze directie Sluizen en Stuwen heeft, in nauwe samenwerking met de dienst gemeentewerken Schiedam, de voorbereidinêen getroffen, het bestek opgemaakt, de aanbesteding en de gunning geregeld. Bij de uitvoering van het werk in de komende jaren zal rijkswaterstaat, waarbij regelmatig overleg met de dienst gemeentewerken zal plaatsvinden, ook de directie voeren en het toezicht houden. Over de kostenaspecten en vooral de kostenverdeling is uitvoerig overleg geweest tussen de betrokken partijen: rijks- en provinciale waterstaat, het hoogheemraadschap Schieland en de gemeente Schiedam. Het rijk vergoedt de kosten van de uit te voeren werken voor 100% wanneer die uitsluitend in het kader van de Deltawerken plaatsvinden. Bij de Buitensluis echter komt op verzoek van de gemeente een bredere brug ter vervanging van de bestaande Koninginnebrug. In augustus 1970 hebben B. en W. de gemeenteraad medegedeeld dat overeengekomen was dat het rijk de kosten van de buitensluis voor 100% zou vergoeden en die voor de nieuwe brug voor 50%. Maar uiteindelijk is de gemeenteraad er in april 1974 mee akkoord gegaan dat de rijksbijdrage zal zijn 90% van het geheel der kosten, zodat 10% voor rekening van de gemeente Schiedam komt. Daarvoor heeft de gemeenteraad gelijktijdig een krediet van 3.070.000,verleend. Op 20 juni 1975 heeft de openbare aanbesteding plaatsgevonden door rijkswaterstaat Directie Sluizen en Bruggen (Maliebaan 31, Utrecht). Het werk is gegund aan het Hei- en Bouwbedrijf Geka N.V., Kilkade 10 te Dordrecht, voor de aannemingssom van ƒ.8.520.000,exclusief b.t.w. Onder dit bedrag vallen niet de levering en het plaatsen van de sluisdeuren en de basculebrug en ook niet de door het rijk ter beschikking te stellen materialen. GESCHIEDENIS Vóór het jaar 1769 was er reeds een sluis aanwezig in de Voorhaven, gelegen op de plaats van het huidige terrein tussen de sluis en de bocht van de Hoofdstraat naar de brug. De resten van deze oude sluis en van een duiker zitten nu nog in de grond. De juiste ligging, de afmetingen en de constructie zijn echter niet bekend. In 1769 is ten oosten van die oude sluis een keersluis gebouwd, thans nog in gebruik als het buitenhoofd van de bestaande Buitensluis. In 1855 is die keersluis verbouwd tot een schutssluis, door toevoeging van een binnenhoofd. Buitenhoofd (waarin ook de hoogwaterkerifig) met schutkolk en binnenhoofd vormden toen (en ook nu nog) de Buitensluis. In 1908 is de bestaande draaibrug, de Koninginnebrug, gebouwd. Het havengebouwtje naast de sluis dateert uit 1926 en de muren van de schutkolk zijn uit 1934, in welk jaar ook de hoofden van de Buitensluis hersteld, zijn. Zowel de muren van de schutkolk als van beide hoofden en de draaibrug hebben een houten fundering op houten palen. Gebleken is dat van het in 1769 gebouwde buitenhoofd de houten palen niet reiken tot op de vaste grond. Het gevolg is dat de muren van het buitenhoofd door zakking achterover zijn gaan hellen, waardoor de vloer in de doorvaart bol is gaan staan. Pogingen om deze toestand te verbeteren, hebben geen afdoende resultaten opgeleverd verzwaring of verhoging van deze muren zouden een nog verdere uitwijking geven. Het vervaardigen van nieuwe houten sluisdeuren voor het buitenhoofd, die op gezette tijden de oude moeten vervangen, vraagt dan ook groot meestei ,chap van de timmerlieden;: de deuren lopen taps toe, terwijl de bovenkant van de deur een hoek vertoont t.o.v. de beneden kant. Doch hoe kundig ook vervaardigd, de puntdeuren kunnen wel de buitendruk (van het water van de Nieuwe Maas) weerstaan, doch niet de „negatieve kering", zodat het water van de binnenhavens bij lage waterstanden van de Nieuwe Maas naar buiten stroomt. PLAATS NIEUWE SLUIS Bij de bepaling van de plaats voor de nieuwe sluis hebben o.a. de volgende overwegingen een belangrijke rol gespeeld. De nieuwe sluis moet een onderdeel vormen van de nieuwe hoogwaterkering van Schieland. Ter voorkoming van onnodig lange aansluitende dijken dient de nieuwe sluis te komen in de onmiddellijke omgeving van de bestaande. Tijdens de bouw van de sluis moet het scheepvaartverkeer door kunnen gaan. Daarom moet de sluis bij voorkeur daar gebouwd worden waar het water vrij breed is, zodat er voldoende ruimte overblijft voor de scheepvaart. In verband met de aansluitende wegen (Hoofdstraat en Maasdijk) moet de nieuwe brug over de sluis komen, vrijwel in het verlengde van de bestaande draaibrug. Deze factoren hebben geleid tot de conclusie dat (je nieuwe sluis ten zuidwesten van de bestaande sluis gebouwd dient te worden. Bij het ontwerp is verder terdege rekening gehouden met de zeer slechte ondergrond ter plaatse en met de moeilijkheden die het bouwen in een

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Nieuwe Stadsblad | 1975 | | pagina 16