Kerstmis 1975 Fragment uit de (kerst) novelle: Verraderswerk door Cor Don HET NIEUWE STADSBLAD - PAGINA 23 - DINSDAG 23 DECEMBER 1975 Er kan voor velen dit jaar een sterk verlangen na^r kerstmis zijn geweest. Men is moe geworden door verbijstering over vele dingen die in de afgelopen tijd zijn gebeurd. Men kan daarnaast ook verbijsterd zijn door het waanzinnige optimisme van velen dat het allemaal nog niet zo beroerd is. Dit, omdat men zelf zo goed zit en het wel ongeveer zo goed zal blijven. Verbijsterd kan men raken door het vluchten van vele mensen in geld, oppervlakkigheid en alleen leven voor zich zelf. Verbijsterd raakt men door de leugens die gebruikt worden om het gericht zijn op eigen voordeel maar te kunnen goed praten. Geschokt kan men zijn door de eenzaamheid van velen, de langdurige zieken, de weduwen en de totaal vergeten weduwnaars. En voorts is er de groeiende diskriminatie tussen mensen, b.v. tussen de inwoners van Nederland en zij die hierheen gekomen zijn. Het uitlachen van Turken en Spanjaarden op kantoren van officiële instanties is nog het minste. Je kunt momenteel geschokt zijn door het feit dat „honger" en martelingen" gemakkelijk hanteerbare begrippen in een luchtige konversatie zijn geworden. We kunnen natuurlijk zeggen: „We geloven toch in God, en nu moet je niet zo onaardig zijn, net met kerstmis, want we bidden toch voor iedereen en alles"! Ik vrees dat we heel vaak verkeerd gebeden hebben. „Voor degenen die honger lijden" bidden, zo maar en aan de wereld ontheven, betekent erover zwijgen, dat wij allen enorm aan hun honger verdienen, betekent ook de gedachte verdringen dat zeer grote inspanningen van onze ekonomie en politiek erop gericht zijn deze honger als de grote handelszaak van deze eeuw in stand te houden. Als we zo bidden „voor hen die honger lijden", dan komt onze belangstelling, onze betrokkenheid niet tot uiting. Wij vervallen tot een houding, waarin wij God voorstellen doen hoe Hij onze goede ideeën zo vlot mogelijk bij andere mensen in praktijk moet brengen. Onszelf noemt een dergelijk gebed niet, wij komen er niet in voor, omdat dit erkenning van schuld zou betekenen. Vrede, liefde en verzoening op aarde moeten blijkbaar komen buiten de mensen om. Dat gebeurt niet, want het kan niet. Er zijn juist mensen nodigt En nu is het kerstmis geworden! Gelukkig. Er is een mens geboren. Dat is het wonder van de kerstnacht. De mens Jezus Christus. „Verlossing heeft de Heer gezonden: Hij heeft voor eeuwig zijn verbond verordend" zingen we op eerste kerstdag in de vespers. Want in Jezus „De Kerstnachten zijn hardstikke donker en dan moeten wij de overtocht wagen". Gillis weet wat hij zegt, waarop Dries reageert: „Dat klopt want de maan is nu in het laatste kwartier. Ik vaar liever vandaag nog af dan morgen. De avond voor Kerst is het om zes uur veertig; hoog water van het tweede tij en Eerste Kerstdag een uur later... dan moet alles gereed zijn. "t Zit er dik in dat er mist komt opzetten dus hebben we de weergoden mee... nou, dan begin ik bij Hoek van Holland al naar Churchill te wuiven!". „Ik mag jouw optimisme wel", merkte Krein op „Maar al is het potdicht van de mist en werken stroom en wind mee, dan is het geen kinderwerk". Bij de kraag van de afgraving wenkt Gillis zijn maats. Het opgespoten land ligt in flarden nevel verhuld. Enkele mensengedaanten rijzen er half uit op. Rompen die in een enorme sauna lijken te verstomen. „Wij krijgen bezoek!" Dries, roept het met zijn kin op het zand. „Bink herken ik". Gillis verscherpt zijn blik: „Ja, vader is erbij... wie zijn die andere...? d'r loopt ook een kind tussen... zeker onderduikers net als wij". Dries veronderstelt: „Die willen vast mee naar Engeland". Krein daalt weer af: ,,'t Zal wel goed zitten, laten we naar de keet gaan". Het blijkt een Joods echtpaar te zijn in rafelige kleren gestoken en met angst in hun ogen. Bink heeft ze in het tolhuis opgepikt, de tijdelijke verblijfplaats ten dienste van het ondergronds verzet. De man, Leo van Culem geeft een sober verslag. Met velen waren ze een loods ingedreven en ondanks de verwarring wat het gelukt bij elkaar te blijven. Die lege donkere opslagplaats bood een klein groepje de kans tot ontvluchten. Inde wand waar ze tegen aangedrukt stonden ging een luik open en toen er heftig aan zijn broekspijp werd getrokken had hij de bedoeling meteen begrepen. Lampen flitsten rond en bevelen klonken: „Die Arbeits Juden handen hoch!" Na met zijn knie een huilende jongen door de opening geduwd te hebben kon hij zijn vrouw Erna en dochtertje Trudy beduiden het joch te gaat het God om de mens, zoals Hij deze bedoeld heeft. Als God dóórdringt in de geschiedenis, krijgen we een mens te zien. Een mens die het niet laat afweten. Jezus gelooft tot in de dood dat die openbaar zal worden tegen alles in, omdat liefde de mens verlost van alles dat hem vrede, recht en vergeving in de weg doet staan. En om de vrede, recht en vergeving heeft God in Christus een eeuwig verbond verordend, een weg die zo deze gegaan wordt zal leiden tot een waarachtig Godsrijk op aarde. volgen. Op dat moment dat vrachtwagens kwamen voorgereden en de „Moffen" snauwden: „Snell die Juden er auskommen!"n verdween nog zes mensen in de spelonk. Via enkele onderduik-adressen belandde ze in het tolhuis waar het contact met Bink tot stand kwam. Zij zouden graag het risico nemen mee naar Engeland over te steken. Met blijken van sympathie worden de nieuwelingen in de gemeenschap opgenomen. Ze volgen Bink de duisternis in. Een kleine stoet langzaam kronklend tussen de hoge oeverwal en de klotsende vloedlijn. De voeten stoten tegen afgeknotte struikelen, stenen en aangespoeld hout. Natte takken striemen hun gezichten want er ruist een dunne regen. De golfslag kwakt op het basalt en slaat de branding over het pad. Plotseling priemt een felle lichtstraal tussen de griendstammen. Ze blijft er zoekend in verward. Een tweede en derde lichtbundel tast de afgraving en de kotter in de „Molenkreek" af. Een Duitse patrouilleboot drijft zonder seinvuren en met afgezette motor op de maasvlakte, speurend naar onraad. Reeds bij de eerste flits laten allen zich vallen. Met ingehouden adem vloeren ze de bezopen grond. Bagger en nat zand perst tussen hun vingers terwijl het koude water de kleren doordrenkt en de spieren doet verkrampen. Een lichtstraal gaat raak'lings over. waarop de gezichten weer in de modder knikken. Angstig volgen hun ogen de zoekende bewegingen. Dan klinkt er gulzig motorgeronk dat snel verkwijnt. Vader Bink leidt de struikelende aftocht naar de keet. In het licht van de stormlamp zien ze eikaars ontreddering. Onder moddervegen branden de bulten en schaafwonden. Trudy heeft een enkeltje verzwikt. Pijnlijk hinkt ze achter moeder aan. Leo strijkt in een hoek op de bank neer. Er komt geen klacht over zijn lippen. Wel zegt hij: „Het is voor vannacht verkeken... we hebben pech gehad... ik zie buiten ook liever een pluche loper leggen... morgen zal het beter gaan. want zij zijn nu met de weg bekend. Immers het specifieke en unieke van de bijbelse openbaring is als we ons mogen beperken tot houding, aktie en bezinning ten aanzien van het kwaad de bestrijding van de menselijke nood, positief en solidair. In een wereld waarin het recht van de sterkste geldt, wordt door de geboden van de Wet de agressie in al haar vormen afgeremd. De blik van de Jood richt zich niet alleen naar wat boven en in hem is, maar ook naar wat naast en onder hem zich in al zijn naaktheid en ellende aan hem te kennen geeft. Zijn opgewektheid brengt de nodige spanning. De jassen worden uitgehangen en in het waskot verwisselen ze de natte voor droge kleren. Bink heeft het oliekacheltje en de stellen aan het branden gezet. Hij giet water in de ketel en scharrelt met kommen en koffiekan. Lofprijzingen heeft de oude griendwerker steeds afgewezen: „Dit is mijn aandeel voor de goede zaak... ik zou niet graag mijn vrouw en kinderen beschamen door mij niets van jullie lot aan te trekken" Een kwartier later giet hij dampend water in de filter. Dries grijpt zijn mondharmonika. Een teer muziekje vult de ruimte. De Kerstliedjes worden door enkelen zachtjes meegezongen. Erna heeft Trudy in een kooi gelegd en toegestopt. Leo mijmert over vervlogen jaren toen hij met zijn ouders de markten afsjouwden om hun handel aan de man te brengen. De volgende avond staat Bink weer het eerste buiten. Aan de looplijn die om zijn middel vastzit volgen de anderen zijn spoor. Langs de oplichtende rivier lopen ze behoedzaam het dam pad af, klaar voor een duik naar de grond, bij het zien van onverhoedse schijnwerpers van de Duitse verkenningsboten. Als iedereen aan boord van de kotter is blijft Bink alleen op het steigertje achter en somt alle bijzonderheden nog eens op, dat lucht z'n hart. Bij de verschansing steken ze hem de handen toe: „Bedankt Bink voor alles wat je voor ons gedaan hebt". „Er was veel werk te verzetten voor het zover was". „Je hebt alle goeds aan ons verdient, kerel". „Het beste vader er. de groeten aan moeder en de anderen". Bink verstaat maar half wat ze zeggen. Dit afscheid grijpt hem aan. Gelukkig is het donker en zien ze zijn tranen niet. Trudy geeft die vreemde opa een ferme zoen. Dan vallen de touwen los en wijkt het boord... „Denk erom, zwemvesten aanhouden en de netten in de zijen uithangen, klaar om overboord te gooien als er een ..MoT' in de buurt komt. Dag Was hij niet zelf in de slavernij van Egypte ellendig en naakt? Geef dan je naaste wat je zelf in Egypte geschonken is: bevrijding! Het boek Deutereonomium zegt „Gij zult het recht van de vreeemdeling en wees niet buiten; ook zult gij het kleed van de weduwe niet tot pand nemen. Gij zult gedenken, dat gij in Egypte slaaf geweest zijt, en dat de Heer uw God u daaruit bevrijd heeft". Jahweh, de God van Israël, kiest partij voor de armoedzaaiers en onderdrukten en tégen hen „die het recht bitterheid verkeren en de gerechtigheid ter aarde werpen". Maar zijn kiezen voor de armoedzaaiers en onderdrukten moet gebeuren door mensen. Wie is zo'n mens, waar is die mens, opdat wij het leren? Dat is de Mens die in de kerstnacht is geboren, Jezus Christus.. Wat dit is de nacht, „dat de genade van God is verschenen tot heil van alle mensen". Door deze Mens zal het kunnen geschieden. Maar misschien verwarren wij geloven in de God van Jezus Christus nog te veel met magie. Misschien bidden wij ook nog te magisch. Magisch bidden rekent op het wonderbare ingrijpen van een buitenwerelds wezen dat onze moeilijkheden plotseling en zonder onze medewerking oplost: plotseling wordt men wakker en alles is goed, de drukkende lasten en angsten zijn als een nachtmerrie verdwenen, de pijn is zonder operatie weggegaan, plotseling bezwijken de machthebbers in Chili aan een hartaanval, Jurriaan komt onverwachts weer bij Anna terug, de prijzen voor grondstoffen op de wereld markt zijn plotseling zo gestegen dat de landen van de Derde Wereld een kans hebben om in leven te blijven. Ik bedoel dat men, wanneer men zulke gebeden hoort of zich zelf op zulke verzuchtingen betrapt, niet van een „kinderlijk Godsvertrouwen" moet spreken, maar liever van theologische „playboys" die door datgene wat zij als geloof beschouwen verhinderd worden tot volwassenheid uit te groeien. Volwassenheid betekent immers niets anders dan verantwoordelijkheid op zich nemen. Wij moeten leren in het openbare gebed op te houden de eigen onmacht te verheerlijken en naar de fetisch, de alles kunnende, almachtige pappa te staren die de zaak wel in orde zal maken. Maar God, althans die waarmee Jezus leefde, heeft op aarde geen andere handen dan de onze, geen andere ogen, geen andere orgen dan de onze. De kreet die wij niet horen, wordt niet gehoord; het ongeluk dat wij niet zien wordt niet gezien. De overwinning van de magie in het gebed begint hiermee, dat we merken: God handelt niet rechtstreeks, wonderbaar, van boven af. Hij wil onze handen gebruiken, onze oren, onze ogen om Zijn rijk op allemaal en Gods... Zegen..." De laatste zinnen komen niet duidelijk meer over. Zijn mond schijnt verlamd te zijn. Nu de omtrekken van de kotter in de mist zijn opgelost staart Bink in een grimmig duister. Baldadig klotst de rivier tegen de schoeiing. Vijftig meter verder drijft de boot op goed geluk stroomaf. Vier volwassen kerels, een vrouw en een kind storten zich in een gewaagd avontuur. Zijn taak is geëindigd. Hij kan niets meer voor ze doen. Tot nu was het of hij voor een eigen zaak had geploeterd. Terug in de keet kijkt hij zwijgend naar de lege plaatsen. Er snijdt een aarde te vestigen, opdat allen die het leven van mens ontvangen hebben tot hun recht komen, dat alle volken kunnen danken, dat er voor allen in onze samenleving plaats en gekend worden zijn. Zeker, dit houdt het belijden van eigen schuld in. Dat is niet prettig. Dan kunnen we zeggen: „Wordt de verwachting van Gods Vrederijk niet te aards gekleurd? Heeft de Godsverwachting in de bijbel geen afmetingen, die op deze wijzè beslist niet tot hun recht komen? En komt zo niet van zelf de klemtoon te liggen op de mogelijkheden en aktiviteiten van de mens? Wordt het wachten op Gods toekomst niet vervangen door het bouwen van mensen aan die toekomst"? Bij deze vragen zijn kanttekeningen te maken. Elke tijd legt zijn eigen accenten. Het heilskarakter van de godsverwachting is tot voor kort schromelijk verwaarloosd. Het verwachten van het godsrijk verweerd tot het dulden van het heden en wachten op het einde. En nogmaals, wie werd er de dupe van? De God van de bijbel is te vaak te hulp geroepen om het gewordene te rechtvaardigen en de bestaande toestand goed te keuren. Het wordt tijd dat christenen unaniem belijden dat de God van Jezus Christus niet achter de feiten aan, maar op de feiten vooruitloopt. Hij wil inderdaad een vernieuwde aarde vol recht en vrede. Hij is de schutspatroon van de armen en van de onderdrukte volken en rassen, die het van de toekomst moeten hebben. Maar daarbij mogen we niet datgene wat van God en datgene wat van de mensen verwacht wordt tegen elkaar uitspelen. God stelt zich verantwoordelijk voor het nakomen van Zijn beloften, maar de mensen zijn volledig verwantwoordelijk voor wat hen is opgedragen. We kunnen echter bezwijken voor valse nederigheid en zeggen: als dit rijk van vrede er nog niet is, waarom dan de glorierijke liturgie van de kersnacht? We hebben haar nodig, want zij wil ons inleiden in de glorierijke vrede van hoop, liefde en vergeving, welke in deze nacht als verlossing van mensheid en wereld in Jezus Christus is gekomen. Paulus schrijft: „Met reikhalzend verlangen wacht de schepping op het openbaar worden van de Zonen Gods". Zonen Gods? Er is er toch maar één! Inderdaad, de Christus deze nacht geboren, maar die staat garant voor alien die op zijn inzet wedden. Kerstmis is een nieuw begin, nieuwe hoop, nieuwe toekomst, want de genade van God is verschenen tot heil van alle mensen om ons te leren. Gezegende kersmis. F. SMIT, OUD-KATH. PASTOOR pijn door zijn ziel. De kleine gemeenschap was hem dierbaar geworden, zoveel gaan betekenen dat hij vaak de stellige zekerheid had zijn eigen overtocht voor te bereiden. Blindelings weet hij de weg over het opgespoten land. Het lijkt wel of hij radar in zijn hoofd heeft zitten. Als een vleermuis omzeilt hij ieder opstakel, de woekeringen onkruid en lange varens waaruit nijdige mombakkens opduiken. Hij sluit er nu soms de ogen voor als een bang kind. Op de dijk voorbij de baanwachter voelt hij zich een verdoolde in de nacht waarin nieuwe hoo geboren wordt... We zijn weer aangeland in de „donkere dagen" voor de kerst. Dat kerstfeest dat op zoveel verschillende manieren beleefd en gevierd kan worden. Bij veel mensen staat in deze dagen het woord vrede hoog aangeschreven. Vrede... dat gaat veel verder dan de wapens neerleggen of eens een keer je buurman vriendelijk groeten. Neen, die gebeurtenis van 2000 jaar geleden, die geboorte van Jezus Christus heeft ons 't uitzicht gegeven op een uiteindelijke vrede. Dat betekent niet alleen dat er geen oorlog etc. meer zal zijn, het betekent dat wij als mensen in vrede met onszelf, met elkaar en met God zullen gaan leven. Het is soms moeilijk te aanvaarden dat die ideale toestand pas na dit leven tot stand zal komen. Toch mogen, en moeten we nu al, in onze eigen situatie, in ons eigen leven een begin maken: Vrede met elkaar hebben, elkaar willen begrijpen, elkaar aanvaarden en elkaar willen vergeven, dat zijn nog maar een paar dingen. Het valt allemaal niet mee, maar we mogen weten dat Jezus Christus voor ons de Weg, de Waarheid en het Leven wil zijn. Hoe je ook over Hem denkt, wat je ook van Hem gelooft: Zijn leven op aarde was uniek. We moeten echter één ding niet vergeten: het zou niet eerlijk zijn als we ons alleen tijdens de kersttijd bezig zouden houden met vrede en wat daarmee samenhangt, het kerstfeest kan wel de start zi!n, maar het moet geen eenmalig hoogtepunt wezen. Ik hoop dat je dwars door die fijne sfeer die altijd rond de kerstdagen hangt toch ook zult doordringen tot deze kern. Zaterdag a.s. (27 december) is de koffiebar gesloten. We wensen iedereen goede kerstdagen toe. HANS Koffiebar de Goede Haven Voorhof, Julianakerk B-K-laan 29, Schiedam.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Nieuwe Stadsblad | 1975 | | pagina 23