Schipper Ger Bakker
na Interacademiale:
"Bij een studentenrace
zien ze mij niet meer"
Studenten van Nieuwe Delft
houden botter 'Trui" in de vaart
HET NIEUWE STADSBLAD - PAGINA 38 - WOENSDAG 29 SEPTEMBER 1976
t u i-i \q - +,1a\ itaU'.i) r? nu- -ivy
Er is een tijd geweest, dat er drie mensen woonden op dit schip. Non ja woonden.
In ieder geval verblijf h ieiden. Zonder toilet, maar wat doet dat er nou toe.
Gewoon overboord met die hap. Zonder elektrisch licht, maar daar zijn
olielampen voor. Zonder van alles maar nou ja, heb je dat nou werkelijk nodig?
Het moet in ieder geval na 1875 geweest zyn. Want toen werd het schip, waar we
het nu over hebben, de botter Geertruida, kortweg Trui, gebouwd. En toen in
1932 de Zuiderzee IJssekneer werd was het gedaan met de botters. Wat viel er nog
te vissen op dat ingedijkte stuk water? De gouden eeuw van de botters was
voorbij. En met die van de botters, die van de tjalken, de klippers, de Wieringer-
en Lemmeraken, de kwakken, de blazers, de schokkers en pluten.
Ik voer deze week mee op de Trui, een
rasechte botter, eigendom van de
Studentenvereniging De Nieuwe Delft,
een niet zo aan de weg timmerende
studentenvereniging, die het schip zo'n
tien jaar geleden voor achtduizend
gulden gekocht heeft.
Trui lag in Monnikendam, want het
weekend ervoor had ze deelgenomen
aan de Botters- en Tjalken-Interaca
demiale, een wedstrijd voor botters en
tjalken die jaarlijks gehouden wordt
en die georganiseerd wordt door
telkens een andere studentenstad.
Ditmaal was Delft aan de beurt om de
organisatie op zich te nemen en deed
dat ook. Enkele leden van het korps
kweten zich van die taak, en goed.
Maar toch meent Ger Bakker,
schipper van de botter Trui: „Volgend
jaar zien ze mij niet meer bij dit soort
wedstrijden".
Hoe dat zo?
Ger: „Weetje wat het is. Voor dit soort
wedstrijden huren studenten een
botter en doen dan mee in de
wedstrijd. Maar het komt toch
voornamelijk neer op zuipen en het
stadje op stelten zetten. Het was ook
dit jaar in Monnikendam een grote
puinhoop en zo verziek je je goede
naam met je botter in zo'n stad".
Ger houdt het voor gezien met de
studentikoze botterzeilerij. Het is de
dag na de wedstrijden. De interacade
miale waarin de Trui het overigens
niet zo best gedaan heeft, een boei
gemist en zo belangrijke minuten
verloren. Maar de bemanning van de
botter, leden van studentenvereniging
De Nieuwe Delft, treurt daar niet om.
Zegt Aart Hedemeyer, op deze middag
lid van de bemanning: „Het gaat ons
in de eerste plaats om het schip. Dat de
botter behouden blijft en om al die
reparaties, die nodig zijn te bekosti
gen, verhuren we het schip 's zomers,
inclusief schipper. Dat wel want niet
iedereen kan omgaan met een
zeilschip".
Maandagmiddag, Café Billard Marker
Veerhuis 1e Monninkendam. Jolke
Bruinsma, Ed Vroom en Aart
Hedemeyer, alledrie Delftse studenten
zonder aardappel in de keeri, biljarten.
Wachtende op Ger Bakker, de
schipper van de Trui.
Het spel vlot niet erg. Aart blijkt te
goed, Jolke en Ed te slecht. Vanuit een
hoek in deze typisch zuiderzeekroeg,
kijken twee oude zeebonken treurig
toe. Het is hun zee niet meer. Hoewel
het al 44 jaar geleden is lijkt het die
ene daar in de hoek nog steeds niet
lekker te zitten, dat het IJsselmeer de
Zuiderzee niet meer is.
Terwijl Ed een voor de hand liggende
stoot mist kijkt de oude zeerot toe hoe
in de haven een fokzeil gehesen wordt.
„Da's veel te klein", meent hij. „Zo'n
fok moet zeker nog een baan erbij
hebben, 't Is krek te smal. Wat ik je
brom. Nou zult ge zeggen ge weet er
niets van, maar iets toch wel".
En z'n maat valt hem bij. Hij durft niet
anders. „Wat heet, ge zijt toch oew
halve leven op ut water geweest". Ger
Na de tocht koersen we op Monnikendam aan.
DE bemanning van de „Trui". Gert Jan, Ger, Aart, Folke en Ed.
Zuiderzeerotten. Je vindt ze in iedere havenkroeg.
Schipper Ger Bakker aan het roer.
Bakker, onze schipper zegt later:
„Zulke lui vind je nou in iedere haven.
De Zuiderzeeballade, anders is het
niet".
Wanneer het billardspel ten einde is en
ook Gert Jan Luijendijk en schipper
Ger Bakker gearriveerd zijn praten we
even over de botter.
Ger: „Vroeger waren het voornamelijk
vissersschepen, maar dat is er nu
helemaal af. Voor het toerisme, da's
waar een botter nu nog voor gebruikt
wordt".
En hij legt me het verschil uit tussen
een tjalk en botter, beide specifieke
zuiderzeeschepen. Een tjalk blijkt
specifiek voor vracht te zijn en een
botter is e
puur een vissersboot. Ger Bakker:
„Dat kun je zien aan dat lage
achterschip. Er helemaal op ingericht
netten binnen te halen".
En dan zegt hij: „Laten we wat gaan
varen. Onderwijl praten we wel
verder".
Zb gezegd zo gedaan. De hele
bemanning begeeft zich naar de
botter, die even verderop gemeerd ligt.
„We zullen", zegt schipper Ger, „even
Volendam aandoen. Da's niet zo ver en
hard stikke leuk".
De motor in z'n achteruit. Het
grootzeil gehesen, de fok in top en dan
de motor uit en op de wind de haven
van Monnikendam uit.
De toren, die je steeds kleiner ziet
worden, De Gouwzee, die je omspoelt
en de Berenburg, die best smaakt.
Ger aan het roer. Af en toe bevelen
gevend aan zijn bemanning, die luid
kankerend daaraan gehoor geven.
Meteen leggen ze uit: „Dat hoort er bij
weetje. Straks zul je een echte muiterij
meemaken". Maar het komt er niet
van, Aart, Jolke, Ed en Gert Jan doen
gewoon wat schipper Ger hen vraagt.
Zb is dat en zo is dat goed. Ger heeft de
meeste ervaring.
Hij vertelt: „Toen ik bij de Nieuwe
Delft kwam was de botter er al. En ja,
hoe gaat dat. Ik kon al zeilen en na een
paar maal als hulp meegevaren te zijn
rol je van het één in het ander. Er zijn
nu een man of vier, die als schipper
fungeren. Bij toetbeurt.
In het seizoen kan men deze botter
huren. Charteren zo je wilt. Er gaat
dan altijd op z'n minst één man mee.
En da's best leuk. Gaat lang door ook.
We varen normaliter alleen het
Tsja.
En aanleggen. Eventjes maar, want de
tijd dringt. Het was zomaar even voor
het lolletje. En voor de toeristen? Jolke
Bruinsma: „Zag je ze fotograferen?"
Draaien en onder zeil weer de haven
uit. Ondoenlijk in een volle haven,
maar het is naseizoen en dus rustig.
Hoewel er nog voldoende fototoestellen
klikken op de kade. Ger: „Eigenlijk
mag dat niet, maar nou ja. Als je je
overal aan moet houden". Puur
zeemansplezier heeft hij erin en hij kan
er wat van. De maten niet minder, al
vloeken ze hartgrondig als de kluiver
boom ingehaald moet worden. Zo het
de Zuiderzeeman betaamt.
Aart heeft de wind in de (lange) haren.
Lijkt op de vliegende Hollander en
weet dat ook. Vertelt: „Op het Wad is
het nog eens wat anders. Daar heb je
ook nog te maken met de verschillende
stromingen, de vaargeulen en zo".
En ook: „Dat is zout water, veel beter
voor een botter, die van hout is
gemaakt. Zout water, zoals de
Zuiderzee ook oorspronkelijk was,
conserveert. Nu is hiet zoetwater.
Dat vreet alles weg. Het onderhoud is
een vrij grote onkostenpost van een
botter in het IJsselmeer".
„Straks moet je in het vooronder",
meldt Ed Vroom. „Dan gaan we over
seizoen, maar dot jaar moet ik erde
weekend van oktober ook nog varen".
We varen voor de wind, richting
Volendam. Zien in de verte de
toeristenboot, de „Volendam Express"
naderen. Da's dolle pret. Zwaaien
natuurlijk en in de verte zien we de
toeristen, hun camera's al in de
aanslag brengen. Zo'n specifieke
Zuiderzeeboot zien ze niet alle dag met
bijna alle zeilen op.
En wij natuurlijk de glazen vol
schenken. Het restje Berenburg gaat
eraan en ook de tweede helft van de
fles rasechte Hollandse jonge. Proost
toeristen, wij gaan eens even een sterk
staaltje leveren.
Onder zeil de haven van Volendam
binnen, leuke dingen voor de
buitenlander. Ger de schipper ziet het
helemaal zitten. Hoewel het eigenlijk
niet mag. Maar het is rustig in de
haven. Met feilloos vakmanschap
leveert Ger de „Trui" de haven binnen
en zet dan toch maar even de motor
aan.