HARD WERKEN VOOR WEINIG GELD Een aantal kanttekeningen bij de landbouw in Midden-Delfland HET NIEUWE STADSBLAD PAGINA 56 WOENSDAG 22 DECEMBER 1976 Er gaat in Midden-Delfland nogal wat gebeuren de komende 20 jaar. Ze ker wat betreft de landbouw, een bedrijfstak die direkt betrokken is bij de grote plannen voor Midden-Delfland. Er zullen t.b.v. de recreatie een aantal boeren moeten verdwijnen. Hoeveel weet nog niemand. Dat hangt af van de plannen die nog gemaakt moeten worden. Maar ook de boeren die niet t.b.v. de recreatie zullen moeten verdwijnen weten nog niet waar ze aan toe zijn. Voor een groot aantal is de situatie nog niet zo rooskleurig. De werkomstandigheden laten nogal wat te wensen over, evenals de inko mensvorming van talloze boeren in Midden-Delfland. Dit hangt gedeelte lijk samen met de planologische onzekerheid die Midden-Delfland al zo lang kenmerkt maar ook met het landbouwbeleid. De boeren zijn door dat beleid sterk genoodzaakt om bij te blijven bij de ontwikkelingen elders in de EEG en Nederland. Ontwikkelingen die niet alleen van belang zijn voor de boeren, maar ook voor anderen, omdat deze ontwikkelingen van groot belang zijn op het platteland en het landschap in Midden-Delfland. En meer inzicht in de landbouw kan misschien bij niet-agrarlërs meer be grip opbrengen voor de vaak noodzakelijke veranderingen die zich op het platteland voordoen. Omdat de ruim 400 rundveehouderij-bedrijven de belangrijkste gebruikers vormen in Midden-Delfland zal voornamelijk in gegaan worden op de ontwikkelingen in deze sector. INTENSIVEREN De belangrijkste ontwikkeling die zich in de landbouw voordoet betreft de vervanging van arbeid door kapitaal. De hoeveelheid geinvesteerd vermogen per arbeidskracht neemt zeer snel toe. Er heeft bovendien een enorme afna me van het aantal arbeidskrachten in de landbouw plaatsgevonden. Eerst de landarbeiders in de jaren vijftig, daar na de meewerkende zoons en vooral sinds de laatste helft van de zestiger jaren vindt er een afname plaats van het aantal landbouwbedrijven. Die beëindiging van landbouwbedrijven kwam b.v. omdat men een andere baan buiten de landbouw gevonden had of er waren te weinig mogelijkhe den voor een opvolger om het bedrijf over te nemen. In Nederland heeft dit tot de situatie geleid dat er nog maar ruim 6% van de Nederlandse beroeps bevolking in de landbouw werkt. Wel is echter het aantal arbeidsplaatsen in de toeleverende en verwerkende in dustrie van de landbouw toegenomen na de Tweede Wereldoorlog. En voor wat een steeds kleinere bevolkings groep wordt, is het steeds moeilijker om nog wat in de politieke melk te kunnen brokkelen. Direkt na de Tweede Wereldoorlog was het vooral noodzaak om de land- bouwproduktie op te voeren. Door middel van het laag houden van de voedselprijzen kon de afzet van indu striële produkten en de consumptie opgevoerd worden. Ook de zestiger ja ren kenmerkten zich door een relatief achterblijven van de prijzen van de meeste landbouwprodukten. Wel met het gevolg dat grote groepen boeren in inkomen bij andere bevolkingsgroe pen zijn achtergebleven. Bijna de helft van de boeren op de weidebedrijven en gemengde bedrijven in Nederland heeft de laatste jaren een inkomen dat lager is dan het minimumloon. En de situatie is in Midden-Delfland niet veel beter (en dat komt niet alleen door planologische onzekerheid). Doordat dë prijzen relatief bij de kos ten achterblijven is elke boer genood zaakt om steeds zijn produktie uit te breiden. Gemiddeld wel met een 5% per jaar. Die verhoging van die ar- beidsproduktiviteit kunnen boeren dan trachten op twee manieren te be reiken. Enerzijds kan men proberen:9m bij dezelfde hoeveelheid grond zijn pró-' duktie lilt të breiden, de zg. intensi- n,K( tjb'j) bi ri'«uod b vering. Anderzijds kan men naar een grotere oppervlakte streven voor zijn bedrijf, ook wel vaak de schaalvergro ting genoemd. De intensivering komt sterk tot uiting in de stijging van het aantal koeien per ha. De stijging hiervan is echter veel harder gegaan dan men verwacht had. Zo stelde men in het SOMD-rapport van 1968 dat men moest streven naar een 35 melkkoeien op een 25 ha. Mo menteel komen er ook wel bedrijven voor met het dubbele aantal koeien op datzelfde oppervlak. Ook was de SOMD in 1968 van mening dat er ge streefd moest worden naar 2-mansbe- drijven van 45 ha. met een 60 70 koeien. Nog geen 10 jaar later blijkt ook dit verouderd. Bij dat aantal koeien wordt momenteel een verge lijkbaar inkomen voor twee arbeids krachten bijna onmogelijk geacht. Verder is de grond veel te duur gewor den voor een extentief gebruik. Het is vaak gemakkelijker om op zijn bedrijf te intensiveren dan uit te brei den. De bedrijfsgrootte is in Midden- Delfland wel vergroot van 12 13 ha. gemiddeld in 1968 naar thans een 15 16 ha., maar landelijk gezien is dat niet zo explosief. Landbouwkundig had Midden-Delfland vroeger een voorsprong op andere weidegebieden, maar het lijkt er wel op dat die voor sprong nu wel verdwenen is. Er wor- deti 'b.v. rtliHtief ligboxenstallen ge bouwd dan elders. Landelijk gezien vindt er sinds 1^72-1973 een stagnatie plaats van de bedrijfsvergroting in de landbouw. Er kómt daar te weinig grond voor beschikbaar. Dit hangt deels samen rfiet de gebrekkige werk gelegenheid vóór boeren die een ander beroep willen kiezen. Er vindt thans nauwelijks eèli beroepsverandering plaats, terwijl dit ruim 5 jaar geleden nog gemiddeld 2% per jaar bedroeg. Ook is er geëh sprake meer van een aantrekkelijke saneringsregeling. Grondaankopen van andere groepen nemen toe; 2e woningbezitters, ponyliefhebbers, beleggers en natuur beschermingsinstanties, die meestal meer kunnen betalen. Ook heeft de stijging van de grondprijs tot gevolg dat men minder snel geneigd is om grond te verkopen. En in tijden van economische crisis fungeert grond als een goed beleggingsobject. Voor de boeren betekent een dergelijke ontwikkeling echter wel minder moge lijkheden voor bedrijfsvergroting of hogere kosten en in beide gevallen minder inkomsten. Bovenstaande ontwikkelingen van intensivering en schaalvergroting van de landbouwbedrijven zijn niet zonder betekenis voor de werkomstandighe den. 60 UUR IN DE WEEK? Met de werkomstandigheden is er- nogal wat veranderd. Door de mecha nisatie kon gelukkig veel zwaar werk vervangen worden. Wel hoort men soms dat door de moeilijke situaties de geestelijke belasting sterk is toegeno men. Bij de toenemende bedrijfsom vang is het ook noodzakelijk om ver der te mechaniseren. Het gevolg is echter dat bij de toenemende mecha nisatie en bedrijfsgrootte die

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Nieuwe Stadsblad | 1976 | | pagina 56