Structuurschema Verkeer en Vervoer VERKEER EN VERVOER Voorlichting In het verschenen structuurschema Verkeer en Vervoer geven de ministers Westerterp (Verkeer en Waterstaat) en Gruyters (Volks huisvesting en Ruimtelijke Ordening) aan welke ontwikkeling zij op lange termijn nodig achten voor het hoofdwegennet en de spoorwegen. Dat de regering, zoals zij al eerder heeft laten weten, terug houdend wil zijn bij de aanleg van nieuwe wegen is in het structuurschema duidelijk zichtbaar. Het oude structuurschema hoofdwegennet 1966 is flink uitgedund. Wegen waardoor een streep gehaald is kunnen straks ook in streekplannen en be stemmingsplannen geschrapt worden. Openbaar vervoer Sturend beleid Van de kaart Procedure HET NIEUWE STADSBLAD - PAGINA 44 - WOENSDAG 25 MEI 1977 Terughoudend bij wegenbouw en vrije baan voor openbaar vervoer STRUCTUURSCHEMA VERKEER EN VERVOER «77 HOOFDWEGENNET De lange termijnplannen zijn onder verdeeld in een fase 1 en een fase 2. Fase 1 loopt tot een een nog niet precies aangegeven tijdstip in de ja ren negentig. Voor deze fase wordt aangegeven wat er waarschijnlijk moet gebeuren. Voor de periode daarna is het meer een kwestie van mogelijkheden openhouden. Het structuurschema vormt overigens slechts een kader voor het beleid. Concrete beslissingen bijvoorbeeld over de aanleg van een nieuwe weg vallen pas als middellange en korte termijnplannen worden gemaakt. Dan wordt de zaak per project afge wogen. Daarbij komen ja-of-nee? en hoe-en-wat? Opnieuw ter sprake. In het structuurschema wordt voor het eind van fase 1 een snelwegennet van ongeveer 2600 km voorzien (per 1 januari van dit jaar was de lengte 1599 km). Het gedeelte van rijksweg 3 tussen Amsterdam en Gouda heeft in het structuurschema een afzonderlijke status. Het staat als een stippellijn op de kaart. Daarbij geldt als toelichting dat het beleid erop gericht is de aanleg uit te stellen naar de jaren negentig of nog liever helemaal van aanleg af te zien. In eerste instantie worden de wegen rond het „groene hart" verbreed. Diepgaande studies moeten te zijner tijd uitwijzen of aanleg van dit gedeelte van rijks weg 3 al of niet nodig is. Van groot belang is daarbij het effect van het huidige beleid ten aanzien van auto gebruik en ruimtelijke ontwikkeling. De ministers willen in elk geval ruimtelijke ontwikkelingen voor komen die aanleg op lange termijn feitelijk onmogelijk zouden maken. In het structuurschema geldt het in- tercitynet van N.S. als de ruggegraat van het openbaar vervoer op langere afstand. Snelbusdiensten geven daar op een aanvulling. Voor het inter- citynet zijn deze punten van belang: Voltooiing van de Schiphollijn tussen Den Haag/CS en Amsterdam/ Rijksmuseum. Geleidelijke uitbreiding van de bestaande dienst op de lijn Zwolle- Nijmegen-Roosendaal tot een volle dige intercitydienst. Het instellen over de hele dag van een intercitydienst Zwolle-Emmen bij voldoende behoefte. Hiervoor is plaatselijk spoorverdubbeling nodig. Reservering van ruimte voor een viersporige Willemsverbinding in Rotterdam. Bij N.S.-haltes zal zoveel mogelijk parkeergelegenheid komen („par- keer-en-laat-je-rijden"). Ook zal N.S. nog een aantal voorstadhaltes openen. Mochten in de toekomst tussen de Westeuropese landen zeer snelle treinen gaan rijden (sneller dan 160 km per uur) dan is van belang dat Nederland aanhaakt. Daarom vindt de regering het nodig in de relatie Amsterdam-Rotterdam-Bel gische grens en Amsterdam/Rotter dam-Utrecht-Duitse grens de moge lijkheid voor zo'n supersnelle trein- Verkeer en vervoer. De samen leving kan niet zonder. Altijd zijn mensen onderweg, worden goederen vervoerd. We noemen dat mobiliteit. In onze maatschappij is die mobiliteit groter dan ooit tevoren. Dat komt vooral door de massale opkomst van de auto. Over die mobiliteit valt veel goeds te zeggen. De groei van de welvaart en de groei van de mobiliteit zijn hand in hand gegaan. Dat de mensen overal heen kunnen gaan is een grote verworvenheid. Op pad kunnen gaan kan betekenen erbij horen, iets ondernemen. En zonder goederenvervoer zijn we helemaal nergens. Verkeer en vervoer vormen een ingewikkeld patroon. De som van duizend en een beslissin gen. Ruwe ingrepen zijn daar om taboe. Toch verwacht iedereen wel dat de overheid er iets aan doet. Ook al vanwege de grote bezwaren als geluidshinder, milieubederf, onveiligheid. De laatste tien jaar is ons denken over verkeer en vervoer sterk veranderd. De tijd is voorbij dat de popularisering van de auto als louter vooruitgang werd begroet. Velen hebben oog gekregen voor de nadelen van massaal autogebruik. Een ander levensgroot pro bleem vormen de nog groeiende tekorten van het openbaar vervoer. Wat de regering op langere termijn wil doen staat in het Structuurschema Verkeer en Vervoer. Een structuurschema is een ver haal met kaarten. In het ver haal vertellen de ministers van Verkeer en Waterstaat en van Ruimtelijke Ordening welk be leid er volgens hen op langere termijn gevoerd moet worden. Op de kaart is te zien welke sporen dat in Nederland zal nalaten. En daar gaat het hier tenslotte om. Om de gevolgen van het beleid voor het gebruik van de ruimte. Het structuurschema vertelt concreet waarmee we tot in de jaren negentig bij het hoofd wegennet en de spoorwegen rekening moeten houden. Deze voorzieningen, waarvoor het rijk rechtstreeks verantwoorde lijk is, zijn sterk bepalend voor het geheel van de ruimtelijke ordening. De periode tot een nog niet precies aan te geven tijdstip in de jaren negentig wordt aangeduid als fase I. Wat daarna komt heet in het structuurschema fase II. In het structuurschema kan men talrijke elementen vinden uit andere recente beleidsnota's op dit gebied. Te noemen zijn de Beleidsnota Goederenvervoer, de Parkeernota en vooral het Meerjarenplan Personenvervoer dat in 1976 is verschenen. Dat meerjarenplan, een uit voeringsplan voor de korte termijn drie tot vijf jaar past geheel binnen het kader dat het structuurschema aan geeft. Volgens de huidige verwachtin gen zal het autopark tot onge veer 1990 nog flink groeien. Daarna gaat het niet meer zo hard en komen we geleidelijk op een stabiel peil. Dit betekent dat we met het Structuurschema Verkeer en Vervoer beslissende jaren tegemoet gaan. verbinding open te houden. Men heeft dan wel de verdere toekomst op het oog (fase 2). Ook de Almerelijn (Amsterdam- Lelystad), tot de aanleg waarvan on langs besloten is, zal zo opgezet worden dat een supersnelle ver binding Amsterdam-Groningen ooit mogelijk blijft. Streefdata voor de Almerelijn: in 1985 gereed tot Almere, in 1990 tot Lelystad. Voor 1990 wordt ook rekening ge houden met de mogelijke aanleg van een zijtak van de spoorlijn Zaandam- Enkhuizen („Purmerendlijn"). Deze verbinding kan een stuk nieuwbouw van Purmerend ontsluiten. Men gaat onderzoeken of stukken van de ringbaan om Amsterdam benut moeten worden voor per sonen- en goederenvervoer. Met name wordt gedacht aan een ver binding tussen de Schiphollijn (Museumplein) en Almere, het Gooi en Utrecht. En ook aan de verbin dingen Almere-Schiphol en Purme- rend-Schiphol. In het algemeen is er veel aan gelegen dat het openbaar vervoer vlot kan opschieten. Voooral daarin zal men de kwaliteitsverbetering moeten zoeken. Vrije banen, voorrang op, kruispunten, het centraal de hand houden aan de regelmaat op de lijnen, al die dingen kunnen de aan trekkelijkheid van bus en tram ver groten. Een hogere frequentie komt pas in aanmerking als de huidige voorziening het niet meer aan kan, meent de regering. Het structuurschema Verkeer en Vervoer kan men aanduiden als „een verhaal met kaarten". In het verhaal vertellen de ministers welk beleid er op lange termijn gevoerd zou moeten worden. Wat het beleid betreft: in het Meer jarenplan Personenvervoer heeft minister Westerterp al gekozen voor een „sturend beleid". Zo'n beleid wil aan de vraag naar vervoer van per sonen en goederen uitsluitend tege moet komen voor zover het per sal do bijdraagt aan het welzijn van de gemeenschap. Daarbij komen in het geding: het ruimtelijk effect, natuur en landschap, verkeersveiligheid, woon- en leefmilieu, het gebruik van schaarse grondstoffen. De uitwerking van zo'n beleid ver schilt uiteraard per gebied. In de grote stadsgewesten zijn andere maatregelen nodig dan op het platteland. Voor de stadsgewesten geldt: de grote steden moeten vitaal blijven- Ze moeten volop tot hun recht komen als centra van bedrijvig heid en cultuur. Er zijn vooral maatregelen nodig om te zorgen dat het openbaar vervoer in de steden vlot kan opschieten. Het gebruik van fiets en bromfiets kan aantrekkelijker worden als daarvoor meer aparte, veilige verbindingen worden gemaakt. Zo kan het af nemende maar nog altijd aanzienlijke gebruik van fiets en bromfiets weer toenemen. Als dat nodig en uitvoerbaar is zal in de grote stedelijke centra zogenaamd „prijsmechanisch rijden" worden ingevoerd. Dat betekent dat de auto bij gebruik in het stadsverkeer of in de spits extra belast wordt. Dit kan ook bij het parkeren worden toegepast. Buiten de stadscentra moeten vooral de oudere stadswijken door he rinrichting aantrekkelijker worden. Dit kan door een scheiding aan te brengen tussen verblijfsgebieden en verkeersruimten. In zulke verblijfsge bieden wordt doorgaand verkeer ge weerd. De auto die er persé moet zijn, verliest zijn voorrangspositie tegenover fietsers en voetgangers. Het wonen komt er op de eerste plaats en de veiligheid staat er centraal. In de middelgrote en kleine steden knellen de verkeersproblemen wat minder. Daar houdt het openbaar vervoer een aanvullend karakter. Op het platteland zijn auto, fiets en brommer als vervoermiddel favoriet. Bij de aanleg van verkeersvoor- zieningen dient zorgvuldig gewaakt te worden tegen aantasting van landschap en natuurlijk milieu. In de buitengebieden zal veel gedaan worden aan aanleg van afzonderlijke (brom-)fietspaden. Dat is vooral hard nodig langs regionale wegen waar vrijliggende fietspaden nu nog ontbreken. De ministers betogen in het struc tuurschema dat de regering grote aandacht wil blijven schenken aan de hoofdwegen, het spoor en ander openbaar vervoer. Maar men wil thans tevens op allerlei manieren de populariteit van de fiets nieuw leven inblazen. Hetzelfde geldt voor de bromfiets. In de steden moet het fietsen naar werk en school veiliger en aantrekkelijker worden door de aanleg van aparte fietsroutes. Op het platteland zullen langs de regionale, wegen als het maar even kan vrij liggende (brom-)fietspaden moeten komen. Daarvoor bestaat al een sub sidieregeling. Nieuwe recreatiegebieden dienen op fietsafstand van de steden te liggen. Je moet er ook met de fiets en bromfiets terecht kunnen. Fietsen en bromfietsen moeten zo mogelijk vrijgesteld zijn van belemmerende verkeersmaatregelen (eenrichtingverkeer, gemakkelijker rechtsaf bij verkeerslichten). Bij woningen, winkels, bedrijven, openbare gebouwen en bij stations of haltes moet men fietsen kunnen stallen. Daarbij dient men vooral op beveiliging tegen diefstal te letten. De weggedeelten die gegeven het al genoemde terughoudende beleid niet meer in de plannen voorkomen zijn: rijksweg 3, het gedeelte rijks weg 24 rijksweg 12; rijksweg 6, het gedeelte Emmel- oord-Groningen; rijksweg 9, het gedeelte Leeuwar- den-Groningen; rijksweg 11het gedeelte ten noor den van Utrecht; rijksweg 15, het gedeelte ten oos ten van rijksweg 35 (het gedeelte van rijksweg 1 ten oosten van rijks weg 35 is wel opgenomen); rijksweg 16, het gedeelte ten noorden van rijksweg 8; rijksweg 16, het gedeelte ten zui den van Noordzeekanaal tot rijks weg 5; rijksweg 16, het gedeelte tussen Leiden en Rotterdam; rijksweg 24, het gedeelte ten oosten van de tweede ruit om Rot terdam; rijksweg 32, het gedeelte Zwolle- Deventer; (alternatief is opgenomen via Raalte); rijksweg 33, het gedeelte Assen- Oosterwol de; rijksweg 36, het gedeelte Witte Paal-Linde; rijksweg 50, het gedeelte Joure- Akkrum; rijksweg 58, het gedeelte Rijs- bergen-Hoogerheide rijksweg 62, het gedeelte Waal- wijk-Giessen; rijksweg 66, het gedeelte Noorde lijke Randweg Tilburg; rijksweg 73, het gedeelte Itter- voort-Roermond rijksweg 75, het gedeelte Weert- Eindhoven, door de Strabrechts- heide; Rijksweg 78, het gedeelte Maas tricht-Heerlen; rijksweg 80, het gedeelte Aals meer-Vinkeveen. Het structuurschema dat als ontwerp aan de Tweede Kamer is aangeboden volgt de procedure van de planolo gische kernbeslissing (PKB). Het ligt dus thans als „beleidsvoornemen" op tafel. De regering heeft over dit schema het oordeel gevraagd aan twee ad viescolleges: de Raad van de Waterstaat en de Raad van Advies voor de Ruimtelijke Ordening. Deze raden regelen ook de inspraak uit de samenleving. Om te beginnen ligt het ontwerp-schema van 22 maart tot 22 juni ter visie bij provinciale grif fies, gemeentehuizen, openbare leeszalen en Kamers van Koop handel. Het is ook te koop bij de Staatsuitgeverij voor f 18,— (na 1 september 1977 f 25,—). Tot 1 september kan men schrifte lijke reacties sturen naar: Inspraak PKB Structuurschema Verkeer en Vervoer, minister van Verkeer en Waterstaat, Plesmanweg 1, Den Haag. Wie zijn commentaar bij de adviescolleges wil toelichten dient dit in zijn reactie te vermelden. De hoorzittingen worden in oktober en november gehouden. Het kabinet verwacht dat het defini tieve standpunt aan de hand van adviezen en inspraakreacties begin 1978 bepaald kan worden. Daarop dient de Tweede Kamer zich dan binnen een half jaar over deze materie uit te spreken. Via postbus 51, Den Haag is een gratis brochure over het structuurschema verkrijgbaar. Het structuurschema ligt sinds 22 maart ter inzage op de secretarieën van alle gemeente huizen, bij Kamers van Koop handel en in openbare biblio theken. Het is ook te koop bij de Staatsuitgeverij in Den Haag voor f 18,-. Via postbus 51, Den Haag is een gratis brochure verkrijgbaar, waarin het struc tuurschema kort is samengevat. In het structuurschema Ver keer en Vervoer geven de ministers van Verkeer en Waterstaat en van Volkshuis vesting en Ruimtelijke Ordening aan welk beleid de regering wil voeren en welke ontwikkeling zij op lange ter mijn nodig achten voor het hoofdwegennet en de spoor wegen in ons land. Daarbij komt duidelijk naar voren, dat zij terughoudend willen zijn bij de aanleg van nieuwe wegen. Bij het openbaar vervoer dient met name de doorstroming bevorderd te worden. Tot 1 september kan men nog schriftelijk reageren op de in houd van het structuurschema. Deze reacties kunnen worden verzonden naar het adres: Inspraak PKB structuurschema Verkeer en Vervoer, minister van Verkeer en Waterstaat, Plesmanweg 1, Den Haag. Na 1 september organiseren de Raad van de Waterstaat en de Raad van Advies voor de Ruim telijke Ordening die de minis terraad over het schema advi seren, nog enige hoorzittingen. Wie bij deze hoorzittingen zijn commentaal wil toelichten, dient dit in zijn schriftelijke reactie te vermelden.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Nieuwe Stadsblad | 1977 | | pagina 44