Elsink nu ook auteur „Herkenbaarheid, dat is de essentie van ieder theaternummer" HET NIEUWE STADSBLAD - PAGINA 52 WOENSDAG 29 NOVEMBER 1978 Binnenkort verschijnt het boekje Manana, (Spaans voor morgen, of liever „niet van daag"). Het bevat een aantal komische verhalen, geschreven door Henk Elsink. Hij vertelt daarover: „Ik kom al jaren daar in Spanje om er m'n nieuwe programma te schraj- ven. En je maakt natuurlijk zo wel het een en ander mee. Ik heb eens het idee gehad, dat eens op te schrijven. Nou, een paar verhaaltjes, dat lukt wel. Maar voor een boek heb je er wel minstens dertig nodig. Dat valt knap tegen, maar ik heb doorgezet en het boekje is er gekomen. Daar heb ik gewoon schik in". Vertelt dan naar Bette Midler ge weest te zijn. Hij: „Iemand sprak me erover aan. Goed he, wat een vakmens. Die improvisatie. Nou neem maar van mij aan, dat er geen komma, geen halve seconde geïm proviseerd wordt door haar. En ik heb later gehoord, dat ik inderdaad gelijk heb. Ik heb ooit eens vier keer achter elkaar Danny Kaye ge zien in Amerika. Ik Vier keer exact eender. Terwijl het leek of ie zomaar wat voor de vuist weg stond te beden ken. Ik geloof niet in improvisatie. Wel in dollen, je kunt wel eens wat dollen op toneel, maar improvise ren, man da's levensgevaarlijk". „De kunst is natuurlijk iedere avond weer de illusie te wekken of je het voor het eerst doet. Dat is ook het fe nomeen van theater. Je hebt wel eens een avond, he, dat je liever thuis bleef, jmaar dat kan nu een maal niet. Je afspraken zijn al jaren tevoren gemaakt. En dan is er toch dat fenomeen, als je eenmaal er bent. dan heb je er zin in. Iedere avond istoch weer een evontuur. Je fleurt op". „Ja, het hoor er nu eenmaal bij. Ik weet nu al waar ik op 28 mei 1980 's avonds speel en in welke kleedka mer ik daar zal zitten. Dat benauwt wel eens. Het is niet uitstelbaar. Je moet. Je hele dag staat ook in het te ken van het vertrek, van de aanvang van de voorstelling. Ik kan niet over dag een paar uur gaan tennissen, of in het bos gaan lopen rennen, of in en bootje gaan roeien. Ik moet fit zijn 's avonds". „Dat autorijden, nou ja. Ik woon vrij centraal. Als ik in bijvoorbeeld Delft zou wonen, zou me dat per dag an derhalf uur kosten. Het valt wel mee. Gisteren naar Assen, vanavond naar Hoogeveen. Een uur en een kwartier. En ik rij nogal luxueus ja, ik heb een Rolls, da's een afwijking van me. Hobby of afwijking, hoe je het wilt noemen. Ik heb uitgerekend, dat ik nu achteraf toch goedkoper uit ben, dan wanneer ik een merce- des had gekocht bijvoorbeeld". „Bovendien hed ik gewoon een goede auto nodig. Je rijdt elke dag enorme afstanden. Je bent 's -avonds moe en dan moet je weer terug naar huis. Ook toen ik het krap had, heb ik aan de auto nooit concessies ge daan. Dat zou veel te gevaarlijk zijn". „Ja, precies,kruispunt Oude Rijn. Dat nekt ons. Een nadeel van dit vak is, dat je 's avonds een uur in de rij staat daar. Nou houden we er zoveel mogelijk rekening mee. Als je voor half vijf voorbij Oude Rijn bent zit je goed". Henk Elsink schrijft zijn nummers in Spanje. Op een plekje, waar hij al zo'n jaar of twintig komt, waar hij thuis is. De meeste moeite zegt hij te hebben met de conferences. „Die kun je niet repeteren. Je kunt moei lijk tegen de banken zeggen Goeie- avond dames en heren. Het vreemde is ook, dat ik ze niet repeteer met m'n medewerkers ook. Je doet een liedje met de muziek. Dan zeg je, nou jongens dan komt hier een con ference, die begint met ongeveer dat en eindigt ongeveer zo, en dan gaan we verder. Je weet ook nooit af het aanslaat. Dat merk je pas bij try outs. Het is een sprong in het diepe". Ik opper, dat als je op de keper de teksten gaat beschouwen, dat het dan in feite niets is. Wat maakt het nou leuk? Elsink: „Tsja, zoiets als De Lift bij voorbeeld, die vent die vast zit in het warenhuis. Het is herkenbaar, ik geloof dat dat de essentie is. Zo welvan de humor als van de ern stige liedjes, het raakt de mensen, als ze er iets in herkennen". Aal Zandstra Henk Elsink Hij is er nog wat ontdaan van. Op weg terug naar huis in Baarn heeft Henk Elsink met een vrachtwagen convoy-achtige taferelen meegemaakt. „Ik wilde een vrachtwagen inhalen, seinde met m'n lichten, dat doe ik altijd, en ineens gaat die knakker op de as van de weg rijden en daarna zigzaggen. En remmen. Ineens, van 100 naar 60 of zo. En dat tot drie keer toe. Die vent was gek joh. Midden in de nacht. Ik weet het nummer nog precies. Wilde er eigenlijk mee naar de politie gaan, maar ja, wat schiet je er mee op". Hij maakt zich nog duidelijk kwaad over het voorval. „Zo'n vent hoort toch niet achter het stuur van een vrachtwagen". Henk Elsink naakt een duidelijk duffe indruk. Weet dat ook van zichzelf. Verontschuldigt zich er voor. Zegt ook: „Ik loop met iets in m'n hoofd. Iets voor het nieuwe programma, maar dat krijgt maar geen goeie vorm. Daar zit ik nu con stant over te prakkezeren". Het kantoor. Ait bureau, modern en warm ingericht. Draaistoelen, twee decorschetsjes aan de wand. Sfeer donkerbruin met wit. Antieke pop pen. Achter hem op planken aan de wand bureau agenda's van de ach ter ons liggende jaren. Een cassette met een videoband. Op de bovenste plank een serie lege flessen in groen en bruin. Henk Elsink achter zijn bureau. Lui onderuit pratend over z'n vak. Ik vroeg me af waarom hij zo'n waan zinnig moeilijk vak als dat van hem had gekozen. Hij: „Geen idee. Ik wist het op m'n tiende al zeker, dat ik dit wilde gaan doen. Terwijl daar toch geen enkele aanleiding voor was. En moeilijk, ja ach... je went er aan. In bepaalde op zichten is het wel lastig. Aan de an dere kant. Er zijn wel eens mensen, die naar je toe komen na een voor stelling en dan zeggen je zult wel moe zijn. Ja, okee, goed, maar wie is dat niet na z'n werk? Dat is toch iedereen. Bovendien de lijfelijke ar beid valt wel mee. Ik bedoel, het is toch ook een deel techniek. Dat moet ook wel, anders zou je het geen 150 of 200 voorstellingen vol hou den". „Het moeilijke is het creëren. Het schrijven van zo'n voorstelling. Het bedenken van steeds weer nieuwe dingen. Kijk, wij met het universele repertoire, en daar bedoel ik dan mee, die niet aan politiek doen in het programma, wij krijgen onze onder werp niet uit de krant. En het gekke is dan dikwijls, dat als je een goed idee hebt, het achteraf vlak voor je voeten bleek te liggen. Daarom keek je er natuurlijk ook overheen. Maar dat is met alles. Met een onderwerp voor een boek ook. Of met een sim pele uitvinding". GEEN SCHOENMAKER „Weet je wat het is, met dat vak van ons, iedereen denkt er verstand van te hebben. Begrijp je wat ik bedoel. Als ik naar Piet om de hoek ga en ik vraag hem of ie m'n schoenen wil maken zegt ie Dag, Henk, maar ik ben geen schoenmaker. Ga je nou naar Piet en vraag je of hij een ko mische voordracht wil doen, dan doet ie het. Alsof dat geen vak is". En dan bedoel ik niet de recenten, die zich met ons vak bemoeien, hoe wel ik vind, dat velen dat ook ten on rechte doen, de goeie niet te na ge sproken, maar ik doel op de wijs neuzen en meevreters. Ze doorzien niet hoe moeilijk het is. Iedereen denkt, dat ie het kan en dat is ook lo gisch. Als je je vak, zoals het mijne, goed doet, dan lijkt het of het een voudig is. Babbeltje maken, liedje zingen. En dat moet ook. Je moet een ontspannen indruk maken op het toneel. Je kunt in dit vak niet la ten merken, dat je een avond hoofd pijn hebt". „Ik ben vrij moeilijk te regisseren. Ook al omdat ik zelf de teksten schrijf, maar aanneer je zo intensief met "een nieuw programma bezig bent, lijd je vlak voor een première aan volledige bedrijfsblindheid". Ik vroeg naar de Engelse regisseur, die het nieuwe programma van Henk Elsink, Theater en Thuis, regiseer- de. „John Heawood. In de vijftiger ja ren een hele bekende in Amerika. Hij deed The Boyfriend, dat zeker acht jaar op Broadway gelopen heeft. Hij zit nu in Engeland, speelt er toneel en komt dan een paar we ken hier naar toe als we aan het re peteren zijn. jdat heb ik dan echt wel nodig. Een beginnetje of een overgangwat anders. Wat ik zeg, je staart je op een gegeven moment blind op een programma". „Je moet riietvergeten, zodra je een première hebt, ben je alweer bezig aan een volgend programma. Het draait twee jaar en terwijl het bezig is, denk je al weer aan het volgende. Niet, dat ik er nu van wakker hg, of dat ik er een hartkwaal van krijg, maar toch laat het je niet los. Heb je eenmaal het idee, dan volgt de ar beid. Het schrijven zelf is puur werken. Dan moet ik ook om zes urn 's morgens opstaan en zit ik om zes uur achter de schrijfmachine. Het is een zelfdicipline. Ik geloof niet zo in talent als iets, wat je in de eerste plaats nodig hebt. Zelfdicipline en een doorzettingsvermogen. Daar komt het toch op aan". UNIEK LAND „We noemen het maar cabaretier, maar dat is het natuurlijk niet. Ko mieken zeg ik altijd maar, maar het Hilton noem ik ook een kroeg, je moet niet aan dat woord gaan han gen. Er is Nederland eenvoudig geen naam voor wat ik doe. En voor wat meneer Van Vliet, meneer Gaaikema en zo doet. Het is name lijk vrij uniek. Uniek in de hele wereld. Je vindt het nrgens anders. En zeker niet zoveel als hier. Nederland is toch een klein land en er zijn toch vrij veel artiesten, zoals ik. En kijk nou eens naar Amerika? Een enorm groot land met enorm veel Amerika nen. En wat hebben ze daar, nog steeds Bob Hope. (noemt nog wat namen van hier onbekende groothe den. Elsink zegt af en toe eens naar Amerika te gaan om rond te kijken). Geen coming man, geen nieuwe ge neratie, die staat te trappelen. En kijk eens naar Engeland. Je hebt Bruce Forsythe, die niet eens hele maal, maar enigszins vergelijkbaar is met wat wij doen. Maar Benny Hill of Marty Feldman, dat is toch weer een heel andere genre. Dat hebben wij hier weer niet". „En dan neem je Nederland. Je hebt de grote drie, je hebt ons veertigers zeg maar, en je hebt al weer een nieuwe generatie, die klaar staat. En dat met zoveel in klein land. Neder land is groot in het kleine". „Ik weet zeker, dat als wij in Ame rika zouden zijn en we deden dit wat we nu doen dat we wereldberoemd zuden zijn. Brrr, ik moet er niet aan denjten". LIJDEND VOORWERP „Ik zeg wel eens, iemand met een politiek repertoire neemt anderen in de maling en iemand met een uni verseel repertoire neemt zichzelf in de maling. In m'n huidige pro gramma ook, ik ben zelf steeds het lijdend voorwerp. Je speelt constant jezelf. Behalve dan in de typetjes. Bakema bijvoorbeeld van politie post Terschelling. Maar dat heb je ook nodig. Je kunt een publiek niet constant de hele avond laten lachen of laten huilen. Je moet afwisselen". We hebben hetover de opbouw van een programma. De techniek ook van die opbouw. Elsink heeft een mooi voorbeeld. „Ik heb in dit pro gramma een grap aan het slot. Een goeie, die al 200 voorstellingen goed gaat. Nou is er net 20 seconden eer der een andere grap gekomen. Die is gegroeid. Ooit eens een geintje met het orkest en die houden we er dan in. Nou blijkt, dat die slotgrap het niet meer doet. Ik heb het ook met bepaald liedje. Deed niets. Maar op een andere plaats in het programma doet ie het wel. Daar moet je goed rekening mee houden. De indeling van een programma is erg vakma tig".

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Nieuwe Stadsblad | 1978 | | pagina 52