Expositie in Gemeentemuseum toont: Een geflatteerd zelfportret van Tur ner op 23-jarige leeftijd (1798). De ontwikkeling in het werk van William Turner Tot en met 25 februari wordt in het Haags Gemeentemuseum een overzichtsten toonstelling gehouden van het werk vai^de Engelse schilder William Turner, die leefde van 1775 tot 1851Zonder meer een gebeurtenis van de eerste orde, want in ons land is men wat Tumer betreft nauwelijks verder gekomen dan een tentoon stelling van tamelijk beperkte omvang in het Stedelijk Museum van Amsterdam in 1947 en enkele deelexposities die aan deze reeds bij zijn leven beroemde schil der werden gewijd. Eigenlijk verbaast dat een beetje, want omdat Turner zijn omvangrijke oeu vre, voor zover dat bij zijn dood nog in zijn bezit wasruim in z'n geheel aan de staat vermaakte (overigens voor een permanente expositie in een nog te bouwen Turner Gallery, die er nooit is gekomen) kan geput worden uit de omvangrijke collecties van met name het British Muséum en The Tate Gallery. Maar na een lange periode van voorbereiding is het dan nu zover en is in een aantal zalen van het Ge meentemuseum, waar men momenteel bezig is met de installatie van een steeds vaker door bruikleengevers ver plicht gestelde air-conditioninginstal- latie, zoveel mogelijk gerangschikt naar de toegepast technieken in een zover bekend chronologische vol gorde een deel van het werk van Tur ner e bewonderen. Hoewel de informatie over Turner, op grote wandborden in enkele bijzalen, zeker in samenhang met de catalogus f 22,50, bijzonder instructief mag wor den genoemd, zal niet iedereen even gelukkig zijn met de wijze van „hangen". In de wat kaal aandoende zalen komen sommige schilderijen, vooral de warmkleurige, waarin het licht zo'n grote rol speelt, gewoon min der tot hun recht en in dat opzicht viel ook van inrichter John Sillevis een kri tisch toontje te beluisteren. Waar schijnlijk echter hebben de Engelse bruikleengevers het zo gewild. Overigens niets dan lof voor deze ten toonstelling, die toch maar moet con curreren met de Bresdin-expositie in hetzelfde gebouw. De aquarellen, de olieverven (zo dun en fijn geschilderd dat het wel aquarellen lijken) en de tal rijke (kleur) schetsen, zijn in logische opvolging bijeen gehangen. En het frappeert bijvoorbeeld bij de aquarel len te kunnen zien hoe zo rond 1810 vrij plotseling het licht als zelfstandig element in Turners werk doorbreek. Van Turner valt als persoon zovel als kunstenaar veel te vertellen. Het moet een tamelijk flamboyant figuur zijn ge weest, die vooral overtuigd was van eigen kunnen. Joseph Mallord William Turner was pas veertien jaar oud, toen hij geaccep teerd werd als leerling van de Royal Academy School. Dat was op zichzelf niet zo bijzonder, maar wel opvallend wasdatde prille kunstenaar al een jaar later een van zijn aquarellen mocht ex poseren. De maatstaven die voor deel name werden aangelegd waren verre van mals. 24 jaar oud werd Turner ge kozen tot Associate of The Royal Aca demy en in 1802 volgende zijn verkie zing tot Full Member. In 1807 kreeg Turner een leerstoel voor „pefspectiefleer" aan de Royal Academy, maar waarschijnlijk omdat hij de voorkeur verre gaf aan het „landschap" gooide hij er een beetje met zo'n pet naar. zodat hij het na een paar jaar maar liever liet afweten, hoe wel hij ijdelheid? wel zijn profes sorale titel bleef voeren. REIZEN Een ander opmerkelijk aspect aan Turner is zijn ongelooflijke reislust. In een tijd dat nog met zeilschepen de oceanen bevoer en de meest voor de hand liggende verbindingen te land met de trekschuit werden onderhouden daarin kwam nog tijdens Turners -leven grote verandering: de zeilschepen werden opgelegd voor stoomboten en de eerste personentrein deed zijn intre de legde Turner naar schattingen een slordige 400.000 kilometer af. Ita lië, Frankrijk, Zwitserla.id en Duitsland waren zijn vooral om de bergen geliefde reisdoelen. Des te opmerkelijker is het daarom dat Tur ner lange tijd feitelijk het meest be roemd is geweest om zijn zeegezichten en schilderijen van schepen, die hij met gevoel voor het detail uitbeeldde. Er zijn meer opmerkelijke kanten aan Turners persoonlijkheid, als kuns tenaar. Zo wierp hij zich op het land schap in een periode dat dit in En geland bepaald niet in aanzien stond. Men vond het door elkaar genomen nogal vulgair en nam een kunstenaar die naar de natuur schilderde nauwe lijks au serieux. Landschappen van befaamde Holland se meesters werden om die reden met een schouderophalen afgedaan. Tur ner bracht daarin ondanks de aftvij- zing van velen verandering. Daarbij met gezegd en dat kan men in het Gemeentemuseum zelf waarne- Een karikatuur van Tumer, van wie verteld wordt dat hij er een gewoonte van maakte zijn werken, reeds gehangen op tentoonstellingen, nog een extra-kleur- toets mee te geven, dit afhankelijk van de inzending van zijn „buurman". men dat zijn landschappen vooral sfeer ademden. Niet altijd vrolijk, zoals dat in Savoye aan de voet van de Mont Blanc, maar ook dreigend als zijn beklemmende schilderij van de St. Gothardpas of van de „Teufels brücke", terwijl men in zijn schilderij van een lawine in de Gri- sons als het ware de donder nog hoort nadreunen en de kreten van de slach toffers hoort. Daarna schitterende schilderijen vol licht van Rome, van de bouw van Cart hago. een bijzonder sfeervolle Rigi en tal rijke zeegezichten met meer aan dacht voor het water en de daarin ver borgen krachten, dan voor de dreigen de luchten, die soms met enkele pen seelstreken worden afgedaan. Aan de zogenaamde „klassieke land schappen" gestoffeerd met goden of godinnetjes, bacchanten en dergelijken heeft Turner zich weinig bezondigd, alhoewel deze tak van de landschaps- w~- kunst nog wel enig aanzien genoot. Dan kon ook eigenlijk moeilijk, want Turner heeft zo blijkt uit zijn werk nooit goed raad geweten met de mensen in zijn landschappen, die niet veel meer dan aanduidingen bleven. Toch wist hij als geen ander bijvoor beeld de ontreddering van een boot met schipbreukelingen te verbeelden. Daarvoor hoefde Turner zijn onder werp niet gezien te hebben, al gaat van hem het verhaal, dat hij zich ooit in stormweer aan de mast van een schoe ner liet vastbinden om het effect van stormwind op de golven beter te kun nen bestuderen. In de loop van Turners kunstenaarsle ven verminderde die aandacht voor de menselijke figuren nog verder en ging hij bovendien ook zijn landschappen steeds meer abstraharen. Zijn „schar laken zonsondergang" van 1834 balan ceert nog net op de rand van het her kenbare, maar in zijn „Zonsondergang aan een meer" uit 1840, zijn het enig herkenbare nog het licht en de kleur. Bijna apocalyptisch doen zijn nog iets latere werken aan zoals „De ochtend na de zondvloed" en „De avond va*) de zondvloed", welke in 1843 ontstonden. Het eerste doek barst weer uit in licht en kleur, terwijl het andere bepaald somber aandoet: een verbeelding van schaduw en duisternis. Daarnaast had Turner bepaald ook „journalistieke" •gaven, want wie kan met alle mo derne hulpmiddelen, die momenteel ter beschikking staan de grote Een door Varley geschilderd portret van Turner uit de jaren 1815-1820. brand van de parlementsgebouwen in het Londen van 1834 zo verbeelden als hij? Het ligt voor de hand dat rondom een man als Turner, met zijn talloze gaven, aan mythevorming wordt gedaan, welk fenomeen naar het lijkt door de kuns tenaar niet uit de weg werd gegaan. Sommigen zeggen van Turner dat hij zelf zijn beste p.r.-man was en het staat vast dat hij bijzonder goed aanvoelde wat hem wel en wat niet van pas kwam. Daarnaast heeft men Turner in de loop van de jaren allerlei „stijlen" toege schreven, heeft men hem in hokjes wil len duwen. Werd hij nu eens de voorlo per van het impressionisme genoemd en waar dat niet houdbaar bleek Turner had geheel andere uitgang spunten; hij was in de eerste plaats een „ziener", iemand met visie noemde men hem met even groot gemak later een expressionist. Waarschijnlijk heeft de fraai-schrijvende maar wat Turmer betreft bijna-kritiekloze criticus Rus kin het meest aan die mythe-vorming bijgedragen. Deze Ruskin toch bestond het alles wat hem in zijn idool niet beviel onder tafel weg te moffelen. Waarbij hij het 't bontst maakte na Turners dood, toen hij benoemd tot executeur- testamentair het bestond een aantal erotische schetsen (iets wat hij nimmer van Turner had gedacht) te vernieti gen. Inplaats van dat deze man ons een hel der gezicht biedt op het kunstenaar schap van Turner, heeft hij dat inzicht vertroebeld en de raadsels rondom Turner alleen maar groter gemaakt. Van wie hij waarschijnlijk alleen maar de onvervalste waarheid spreekt als hij het heeft over zijn eerste persoonlijke ontmoeting met de kunstenaar, die hem als „lomp", grof, vulgair en niet intellectueel beschreven was. Ruskin op zijn beurt beschrijft hem als een „wat excentrieke, levendige, nuchtere, uitgesproken Engelse heer; duidelijk iemand met een goed inborst en duide lijk iemand die heel humeurig kan zijn, met een afkeer van elke vorm van flau we kul, uitgeslapen, misschien een beetje egocentrisch, zeer intellectueel...". AI met al een kunstenaar met wie het best de moeite waard Is eens kennis te maken, al is het „maar" door zijn schilderijen in het Haags Gemeentc- W1M BOUWENS Vrede-begrafenis op zee (1842, in bezit van The Tate Gallery, Londen). wtt i Landschap bij Bonneville in Savoye, aan de voet van de Mont Blanc (ca. 1802, in particulier bezit). Zuilengang van de St. Pi et er in Rome (1819, eigendom British Museum).

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Nieuwe Stadsblad | 1978 | | pagina 8