Vondelingen en verlaten
kinderen vroeger niet best af
HET NIEUWE STADSBLAD - PAGINA 45 WOENSDAG 28 FEBRUARI 1979
Het huis van Charitaten, waar de kinderen de eerste 13 weken verbleven.
Litanie van ellende
H.J. A. VISSER
Vondelingen en verlaten kinderen zijn
ten allen tijde een aanklacht geweest
tegen de ouders en zelf het voorwerp
van het diepste medelijden van de ge
meenschap geworden.
De romantiek heeft zich er eveneens
meester van gemaakt op een wijze, die
niet altijd even humaan en noch min
der reëel was, doch die er althans toe
geleid heeft dat deernis voor deze jeug
dige ontheemden, niet zelden adoptie
tot gevolg had, zodat ze tenslotte toch
in een gezin belandden.
ADOPTIE
Een eerste geval van zuivere adoptie
vond ik het Memoriaal van de Burge-
meesteren van omstreeks 1538, waarin
verteld wordt dat „ter Camere van
Burgermeesteren dezer stede, copa-
reerden Claes Jansz. paerdenberijder
van Leijden ende Lijsbeth Andriesdr.,
zijn huysvrouw uijt Tienen, ende ver-
claerden, dat zijluijden aenvaerden het
kind, achtergelaten bij Hendrick, die
saelmaecker van Brussele ende Ursula
zijn huijsvrouw", belovende het selve te
onderhouden als hun eigen kind en
hetgeen zij achterlaten aan het kind
zullen laten en er voor te zorgen, dat
„de Heijlige Geest" er niet mee belast
wordt".
„Ten zelve dage is Dirck, die bode be
last de vier of vijf Gulden als onder
hem berustende van de goederen van
voors. Hendrick de Saelmaecker te le
veren in handen van de voors. Claes de
paerdenberijder".
Uit vorenstaande blijkt, dat met het
„aenvaerden" van het kind als hun
eigen kind het recht op de erflating
wordt geregeld. Immers de pleegou
ders beloven dat hetgeen zij na hun
dood nalaten voor het pleegkind be
stemd zal zijn. Ook verklaren zij er
voor te zullen zorgen, dat „de Heijlige
Geest", dit is het armbestuur, niet met
de financiële zorg voor het kind belast
zal worden. De bezittingen van het
kind, vier of vij Gulden, mogelijk uit de
opbrengst van de verkoop van de huis
raad der weggelopen ouder, werd op
last van het Stadsbestuur door Dirck
de bode aan de pleegouders overhan
digd.
De christelijke charitas heeft zich ge
durende de middeleeuwen over vonde
lingen en verlaten kinderen ontfermd
op een wijze die in de volgende eeuwen,
aan de kerkelijke armbesturen en dia
conieën het voorbeeld voor ogen hiel
den.
OP LIEFDADIGHEID AANGEWE
ZEN
Later werden de kinderen namelijk bij
voorkeur geplaatst in de toen bestaan
de liefdadigheidsinstellingen, terwijl de
zeer jonge kinderen bij zg. „houw-
vrouwen" werden uitbesteed. Het
plaatsen in de toen bestaande instel
lingen leverde nogal eens moeilijkhe
den op, in verband met de vaak knel
lende voorwaarden t.a.v. de opname
van vondelingen en verlaten kinderen.
Deze stumpers, door hun eigen ouders
verlaten en verstoten, konden niet tre
den in de rechten van ouderloze kinde
ren en halfwezen, voor wie de burger
weeshuizen open stonden.
Vooral de Regenten van de meer Defti
ge Burgerweeshuizen waren in dit op
zicht niet soepel en ook de bestuurde-
ren van de kerkelijke instellingen na
men als regel die kinderen op, wiens
ouders of een daarvan hadden behoord
tot het kerkgenootschap, waarvan de
stichting van het huis was uitgegaan.
Voor zover echter de stadsbesturen een
stem in het kapittel hadden bij de toe
lating van kinderen, kwam het wees
huis wel in aanmerking als verpleegin
richting van verlaten en te vondeling
gelegde kinderen.
IN DELFT NAAR WEESHUIS
Dit was ook het geval in Delft, waar
vondelingen en verlaten kinderen in
het Weeshuis der Stad werden opgeno
men, zij het dan gescheiden van de
Burgerwezen, door het dragen van een
witte mouw in hun buis.
Voor zover bekend, heeft alleen het ar
chief van dit weeshuis een apart in-
schrijfregister, genaamd: „Boecie van
de fugatieve persoenen, die haer kin
deren verlaten hebben tot laste van de
Godshuijzen der Stad Delft, alsmede
van de Vondelingen, Bastaarden, etc.",
aanvangende in 1665 en eindigend in
1730. In dit register wordt vrij nauw
keurig en volledig een omschrijving ge
geven van het aantal, de afkomst en
soort der verlaten kinderen, zodat we
voor Delft gedurende genoemde perio
de met vrij exacte gegevens kunnen
werken.
Aan de hand van die gegevens maakte
ik voor de periode 1665-1700, waarin
de inschrijvingen in het bedoelde
„Boecie" nauwkeuriger en vollediger
geschiedde dan na 1700, de volgende
berekening.
In dit tijdvak van 35 jaar kwamen to
taal 199 te vondeling gelegde en verla
ten kinderen voor opname in het wees
huis in aanmerking. Deze kinderen
zijn te verdelen in:
A. Verlaten kinderen, voor het meren
deel door de vader verlaten als de moe
der in het Gasthuis, (ook wel in het
Dolhuis of in het Tuchthuis) verbleef of
daar overleden was.
B. Te vondeling gelegde kinderen,
waarvan als regel de beide ouders on
bekend bleven.
C. Onechter kinderen, waarvoor de
moeder alleen de zorg had, dit niet
aankon en was weggelopen of overle
den.
Een overzicht in cijfers:
A. Verlaten kinderen: 165, waarvan 12
door de moeder, 18 door beide ouders
en de rest door de vader verlaten,
meestal werd omschreven hoe de vader
verdwenen was: „in stilte, weggevaren
naar Oost-Indiënvermist in de slag bij
Dt. Omaar en Nijvel in Vlaanderen,
gedeserteerd uit het leger, of fugitieff'.
B. Te vondeling gelegde kinderen, gro
tendeels beneden de leeftijd van één
jaar: 30.
C. Onechte kinderen, veelal in de regi
sters met „Bastaard" vermeld: 4. De
meeste van de onder B. en C. genoem
de kinderen hiervan werden heel jong
door de moeder verlaten of verstoten.
In totaal 199 kinderen over een tijdvak
van 35 jaar: voor een stad als Delft,
met een bevolking destijds van plm.
20.000 zielen, met weinig garnizoen en
een niet hoog percentage zeevarende
bevolking, is dit vrij hoog te noemen.
ELLENDE
Deze kinderen werden eerst gedurende
13 weken op kosten van het huis van
Chariataten verpleegd en daarna ter
verzorging voorgedragen aan het Re
genten College van het Weeshuis. In
deze 13 weken moest een onderzoek
worden ingesteld naar de verblijfplaats
der ouders of een daarvan. Tot nu toe
is mij één geval bekend dat de moeder
van een te vondeling gelegd kind in
Rotterdam werd achterhaald.
Een lange litanie van misëre geeft de
notering van vondelingen en verlaten
kinderen, die na 13 weken onderhoud,
door de Camer van Charitaten in het
Wees- en Vondelingenhuis der stad
Delft werden opgenomen.
Zo wordt vermeld, dat op 27 october
1665 is aangegeven Josijntje Anthonis-
dochter, waarvan de vader is weggelo
pen en de moeder overleden.
Op 10 juli 1666 Annetje negen Clocke,
een meisje dat op het pothuis van het
huis ,,de negen clocke", te vondeling
was gelegd. Zij is door de Camer van
Charitaten voor 13 weken onderhou
den.
Op 23 october 1666 is bekend gemaakt
dat Pieter van der Steen wonende aan
de Bastiaansvest is deurgegaan, verla
tende twee kinderen, genaamd: Daniël
en Johannes.
Pieternelletje Jansdr. is van haar vader
Jan de Kreupele verlaten ende door het
Charitaathuis op den 22 october 1666
alhier aangegeven om na het expiree-
ren van 3 maanden, door het Wees- en
Vondelingenhuis te worden onderhou
den.
Den 29e januari is dit kind hier in 't
huis genomen. Er wordt gezegd dat dit
kind 1/3 van 25 Gulden te erven zou
hebben.
Op den 20e augustus 1667 is ons be
kend gemaaktvan de Regenten van het
Charitaathuis, dat Jan Jansz. over 2 3
jaren is deurgegaan latende zijn vrouw
Hilletje Jansdr. met drie kinderen, ge
naamd: Margriet Jansdr., oud 8 Vi
jaar, Jan Jansz., oud 7 Vi jaar en Fran-
sientje, oud 3 Vi jaar. Hilletje Jansdr. is
in 't Gasthuis alhier overleden. Deze
kinderen zijn op 19 november 1667 in
deze huize ingenomen.
Den 17e januari 1671 hebben de Re
genten van't Charitaathuis ons alhier
genotificeert, dat volgens de Resolitie
van de Heren van de Weth bij haar
werd onderhouden voor 3 maanden
een vondeling kind, oud bij gissing 5 k
6 weken, zijnde een knechtge. Men
weet niet of het gedoopt is of niet en
hoe dat 't heet. Dit kind is naderhand
gedoopt met goedvinden van de kerke-
raad en genaamd Moses Bon Avontu-
re. Het is te vondeling gelegd aan de
Oude Delft voor de deur van Adriaan
Groenewegen.
Den 25e maart 1672 is aangegeven Jan
van Leijden, een bastaard, waarvan de
moeder alhier in't Gasthuis is overle
den ende zal na 3 maanden in 't Wees
huis worden opgenomen.
Den 31e maart 1674 hebben de Regen
ten van het Charitaathuis aangegeven
een vondeling kind, dat zij hebben
doen dopen metten naam van Symon
Goevrijdagh.
Den 19e mei 1674 is aangegeven Ger-
ritje Jansdr, oud omtrent 4 jaar. De
moeder, een loopster (bedelaarster), is
in het pesthuis gestorven. De vader sol
daat, sommige zeggen dat hij dood is.
Het verhaal dreigt eentonig te worden,
zodat ik wil eindigen met de namen
van de vondelingen, die ik in de doop
boeken van de Oude- en Nieuwe Kerk
heb gevonden. Op een enkele uitzon
dering na hadden zij betrekking op de
plaats of het huis waarvoor het kind
werd aangetroffen. Zij ontvingen bij
het doopsel de navolgende namen:
Jan voor de Wereld, Isaack Roos, Ma
ria over de Waech, Johannes van Ype-
ren, Martige Salm, Jan Swaanhals,
Marijtge van de Kerk, Maritge Rozijn-
korf, Annetje negen Clocke, Anna
Overdoel, Jan Schenkkan, Anna Sijde-
kerk, Marijtge van den Poort, Gilles
Overleeuw, Isaack Beer, Alida Im-
poort, Anaa Kerkhof, Jan van de Vest,
Jannetje Koepoort, Maria Molenslop,
Pieter Cromstraat, Herman Speek-
poort, Anna Susterlaan, Jop Achter
om, Jacob Langedijck, Elisabeth Vrije-
ban, Sara Poppesteegh, Jan Wijn
straat, Jacob Oosvest, Yda Voorstraat
en Willem Kolk.
Uitzonderingen waren: Abram Ocker-
noot, Moses Bon Avonture, Jan Pieter
Witmouw, Franco Batavus, David Or
gel en Franciscus Doesele.
In het register van jongens, die naar
Oost- en West Indië zijn gevaren ko
men namen voor, die aan vondelingen
buiten Delft doen denken. Zo waren in
de jaren waarin de aantekeningen zijn
gemaakt via het Weeshuis der Stad
Delft naar Oostindië gegaan: Theunis
Stadhuis, Jan Alledach, Herman de
Wereld, Joris in Eeuwigheid, Arie
Lichtenlaaie, Paulus Jurck, Jacobus
Hartloop, Barend Spil, Pieter Doorn-
struijk, Johannes Osseblok en Pieter
Balans.
De vaders van deze kinderen zullen wel
meest soldaat zijn geweest of bede
laars, want in de openbare bekendma
kingen ter achterhaling van de „fugi-
tieve persoenen" wordt meestal gespro
ken van soldaten- of bedelaarskinde
ren.
Uit een reeks ordonnantiën, die van
1530 tot 1790 zijn uitgevaardigd, waar
bij tegen het verlaten van kinderen of
te vondeling leggen met zware straffen
werd bedreigd, moet ik opmaken dat
zij in de practijk van weinig nut zijn
geweest. Of de premie, die de stad be
loofde aan hen, die de daders van deze
dilecten aanbrachten, veelis uitbetaald
heb ik niet kunnen achterhalen. Het
lijkt mij dat bet bijna niet is voorgeko-
i.. i~.:. i i Ti!
Even de klok luiden en de vondeling wordt naar binnen gedraald.
Op 26 januari 1775 hebben de Regen
ten van het Charitaathuis ons aange
diend, hoe dat Pieter Cornelisz., sol
daat onder de compagnie van Capitein
Dudan, is vermist in de slag omtrent
Nijvel, hadde nagelaten vier kinderen
met name: Maertge Pietersdr, oud tien
jaren, Annetje Pietersdr, oud acht ja
ren, Jacob Pieterszn, oud zes jaren en
Cornelis Pieterszn oud 2 en h jaar.
Den 13e december 1682 is bij de Re
genten van 't Charitaathuis aan deze
huize bekent gemaakt, dat een seecker
kind, oud omtrent vijf weken, is te von
deling gelegd voor ,,de drie Baarzen"
aan de Haagpoort en haar doen dopen
met de naam Sara.
Is bij de regenten van Charitate aan 't
Weeshuis bekend gemaakt seecker
kind te vondeling gelegd in de Nieuw-
straatin de stoep naast de Swaartveger
Aelbregt Villers, zijnde genaamd vol
gens een briefje in des kindts kledre
gevonden Cornelis Haart.
Den 15e April 1684 hebben de Regen
ten van leden is Lijsbeth Hendriksdr,
gewezene dienst maagd van Pieter Zie
ren, korenkoper, nalatende een kind
buiten echt gewonnen, oud 6 maanden,
daarvan de vader wezende een soldaat
genaamd Hendrik Davidsz.
ZONDERLINGE NAMEN