TEKENAARS
i
GESCHIEDENIS
VANDE STRIPS
HET NIEUWE STADSBLAD - PAGINA 26 - VRIJDAG 27 APRIL 1979
MANIFESTATIE VAN HET BEELDVERHAAL
Wat was het doel van de in rotsen of
stenen gekraste afbeeldingen? Wa
ren ze communicatieuitingen? Kun
stuitingen? Of ontladingen van
angst of verveling? Bevatten ze aan
wijzingen?
Vragen waar deskundigen nog lang
niet altijd een antwoord op hebben.
Wij weten verhoudingsgewijs maar
weinig van ons vroeger bestaan. Wel
dateren de eerste gevonden afbeel
dingen volgens deze deskundigen
van 30.000 jaar voor Christus. Het
zijn voornamelijk dieren- en jachtta
ferelen, gevonden b.v. in de grotten
van Font-de Gaume, Lascaux en Pe-
che Merle (Frankrijk) of on Alta-
mira (Spanje).
Enkele geleerden meenden er naast
bezwerende en godsdienstige funk-
ties, vormen van boodschappen in
de rotsaf beeldingen te zien. In ieder
geval taal en teken. Taal en teken
ook in de Chinese karakters, Egypti
sche hiëroglyphen, het schrift der
Azteken en de Noordamerikaanse
Indianen. Dit beeldhandschrift ont
stond echter uit noodzaak en werd
zuiver funktioneel bedoeld.
De papyrusdodenrollen die welge
stelde Egyptenaren in hun graftome
meekregen als een soort paspoort
voor het hiernamaals kunnen we
zien als komplete getekende levens
verhalen. In Gordon Childe staat
een afbeelding van twee Egyptena
ren afgedrukt die hezig zijn met het
uitboren van stenen vaten; daartus
sen staan hiëroglyphen die hun kon-
versatie uitbeelden.
Ook aan de hand van vondsten werd
gekonstateerd dat omstreeks 1600
voor Chr. al satirische afbeeldingen
werden gemaakt door mensen over
mensen. De oudst bekende papyrus
met spotafbeelding bevindt zich in
het British Museum te Londen.
De Grieken spotten nogal vaak met
hun kuituur. Vooral de goden moes
ten het nog al eens ontgelden op va
zen en friezen. Bij voorbeeld door
oppergod Zeus in de dolste liefde
saffaires te plaatsen of de atletische
Hermes als een plomperik met een
uitgezakt lichaam voor te stellen.
De Romeinen houwden hun veldsla
gen en heldendaden in hun triomf
bogen. Daarvan is vooral de zuil van
Trajanus bekend, die des keizers
heldendaden over 180 meter van be
neden naar boven uitgehouwen, aan
een ieder moesten tonen. Veel vond
sten bij Pompei toonden spotafbeel
dingen van dwergen of pygmeeën,
die overigens niet verklaard zijn.
De boekdrukkunst was in China
reeds lang uitgevonden. Via Moham
medanen kwamen de perkamenten
uit China naar Europa. Het oudst
bekende perkament met illustraties
is een bewerking van Homerus'
Ilias. Na de val van het Romeinse
Rijk verdween de beeldende afbeel
ding in verhaalvorm totdat het
christendom het weer ging toepas
sen. Bij voorbeeld naar het achter
lijke volk dat niet kon lezen, maar
zijn bijbelverhalen moest onthouden
door naar de gebrandschilderde ra
men van de kerken te kijken waar
door dit glas-in-lood de bijnaam de
„armenbijbel" kreeg.
Voor de boekdrukkunst goed in Eu
ropa doordrong moest de gewone
man het doen met geeldhouwde
kansels en kerkbanken, fresco's en
drieluiken, voornamelijk bedoeld
als verspreiding van het evangelie
en ter bestendiging van de macht
der kerkvorsten.
Dan is er nog uit de 11e eeuw be
kend dat de slag bij Hastings plaats
greep tussen Willem de Veroveraar
en zijn Normandiërs tegen Koning
Harald met de Angelsaksers. Inzet
was de kroon van Engeland, die Wil
lem won. Hij heette per slot van re
kening niet voor niets: de Verover
aar. Van de veldslag werd met af
beeldingen en tekst een gigantisch
tapijt geweven: het tapijt van
Bayeux, ongeveer zo'n 70 meter
lang.
Zo worden er meer bewijzen van
beeldverhalen genoemd, of zoge
naamde voorlopers. Marten Toon
der merkte eens terecht in een ge
schriftje op dat de Zeven Werken
van Barmhartigheid, gedateerd
1504, toegeschreven aan de Meester
van Alkmaar ook als voorloper van
het beeldverhaal in aanmerking
komt (Rijksmuseum Amsterdam).
Nadat de Duitse goudsmit Guten
berg in de periode 1436-1444 de eer
ste drukpers voor Europa in elkaar
kuntselde (we leerden vroeger op
school dat het Laurens Janszoon
Coster was), en bovendien uit hout-
gravuurtechnieken het drukken met
losse letters ontwikkelde, kwam er
revolutie in taal en teken van het
volk. Ook een man als Maarten Lut
her (we springen gemakshalve even
naar het begin van de 16e eeuw)
heeft zijn pamfletten tegen de paus
laten drukken, gebruikmakend van
snerende afbeeldingen die het
Roomse volk diep beledigden. Maar
zelfs de zogenaamde Centsprenten
uit die tijd voldoen nog niet aan de
normen die gelden voor een strip:
Strip is een Engels woord voor
strook. Het wordt gebruikt om een
reeks van plaatjes aan te duiden, die
tezamen een reeks van handelingen
of een enkele handeling vormen en
die al dan niet ondersteund zijn
door tekst, in een ballonvorm of ge
doseerd onder de plaatjes. Een an
dere mogelijkheid is dat de tekst er
gewoon ih geschreven staat.
Tot de pioniers wordt William Ho
garth gerekend met zijn publikatie
„A Rake's Progress" uit 1735, die fi
guren liet zien met tekstballonnetjes
voor de conversatie. Maar meer al
gemeen wordt aangenomen dat
„The Loves of the Fox and the Bad
ger of the Coalition Wedding" van
Thomas Rowlandson uit 1784 het
eerste prototype was van het beeld
verhaal. Er werd zelfs een boek van
Rowlandson uitgegeven. Dat bracht
de vader van Rodolphe Topffer,
kunstschilder en tekenaar aan het
hof van keizerin Josephine, gemalin
van Napoleon, mee uit Engeland.
Rodolphe begon geinspireerd door
dat boek, zelf ook tekeningetjes te
maken onder het corrigeren van
huiswerk. Sinds zijn geboorte in het
Zwitserland van 1799 en het werk
van zijn vader zag het er weliswaar
naar uit dat hij artiest zou worden,
maar een oogziekte noodzaakte een
baan als kostschoolhouder aan te
pakken.
Het was de oude Goethe die bij hem
aandrong met die tekeningetjes
door te gaan. Uiteindelijk zag zijn
„Monsieur Cryptogame" op 25 ja
nuari 1845 het licht, al weten weinig
mensen dat hij de tekst schreef met
de Duitse schrijver Julius Keil.
Een jaar later overleed Topffer. On
der de tite „De reizen en avonturen
van Mijnheer Prikkebeen" werd het
in Nederland bekend in een verta
ling van Hofman, maar het had pas
succes na de tweede vertaling van
Gouverneur, die veel knapper kon
rijmen. Overigens kennen we in die
dagen alleen een sterk gekuisde ver
sie waarin verloofde Ursula tot Zus
ter Ursula werd gebombadeerd en
sommige plaatjes moesten worden
verwijderd.
De Duitse schilder, tekenaar en
schrijver Wilhelm Busch werd zo
door Topffer's werk gegrepen, dat
hij „Max und Moritz" schreef en te
kende. Dat kwam uit 1865. waaide
op een onbegrijpelijke manier over
naar Amerika, waarna de stripkui
tuur definitief zijn grondvesten
kreeg.
De ontwikkeling kunnen we globaal
in vijf perioden indelen:
1. 1S96-1910 Het ontstaan van de
strip als belangrijkste inhoud van de
krant. De opkomst van de humoris
tische bladen is merkbaar, strips als
Jeff and Mudd, The Yellow Kid en
Little Nemo waaien over.
2. 1910-1930 De grote kranten in
Amerika handhaven hun strips niet
alleen, ze breiden uit met kleur en
dier- en familiestrips. Namen als Fe
lix the cat, Mickey Mouse, Blondie.
De maatschappijkritische en satiri
sche elementen nemen toe, het gooi
en smijtwerk af, het ve-dwijnt zelfs
en de humor verfijnt.
3. 1930-1940 De avonturehstrip wint
terrein, spionage en detective, jung
lestrip of Science Ficiton gaan zich
onderscheiden met helden als Tar-
zan, Batman, Mandrake, Flash Gor
don en Kuifje die op het vaste land
van Europa furore maken.
4. 1940-1945 Duidelijk wordt de strip
beinvloed door het oorlogsgebeuren.
Het Amerikaanse materiaal komt
niet meer zo gemakkelijk over zodat
uitgevers vaak opdracht geven aan
Europese tekenaars om een lopende
Amerikaanse serie over te nemen.
Speciaal voor de soldaten aan het
front geschreven strips dienen het
moreel hoog te houden en de over
winning te ?ropageren (male-call
1942).
5. Na 1945 Vanuit België, Frankrijk
en Italië barst het Europees stripge-
weld los. Zo hevig dat de minister
van onderwijs, kunsten en weten
schappen in Nederland de scholen
laat weten de stripverhalen aan de
leerlingen te verbieden en ze in be
slag te nemen als verderfelijke lek-
tuur.
Bij herwaardering .an de vijftiger
jaren in de woelige zestiger jaren be
gint er een eind te komen aan het
isolement van de strip. Er wordt
zelfs een Nederlands centrum voor
belangstellenden in strips opgericht:
het Stripschap.
De grote vraag is nu wanneer het
beeldverhaal echt volwassen wordt;
door de lezers en door de makers.
Thé Tjong Khing, Claire Bretécher
en Kamagurka zijn namen die het
verdienen in een adem te worden ge
noemd met de enkeling die het me
dium strip serieus heeft genomen.
ATTANASIO, DINO
Attanasio maakte in 1949 zijn de
buut met Fanfan Polo, op scena
rio gezet door Jean Michel Charlier,
later door René Goscinny. In 1951
hielp hij bij het starten van de ver
halen van Oom Wim in Robbedoes.
Het blad Robbedoes verschijnt ook
in het Frans onder de naam Spirou.
Oom Wim heet daarin Oncle Paul.
Van 1955 tot 1957 tekende hij vijf
afleveringen van Bob Morane op
tekst van Henri Vernes. In 1956 ont
stond zijn Koko en Pierke (Cocconut
le Pirroquet).
Nadat Bob Morane door William
Vance was overgenomen, ontwierp
Attanasio in 1957 Spaghetti, waar
van Goscinny het belangsrijkste
deel van de scenario's schreef. In
deze held had Attanasio veel lol; hij
is zelf van Italiaanse afkomst.
In de periode 1959 tot 1967 versche
nen er zestien episodes van zijn
hand en vier van Francel. In 1959
nam hij Ton en Tineke (Modeste
Pompom) over van André Franquin.
Hij blééf hieraan tekenen tot juni
1968.
Met A. Fernez werkte hij in 1964 aan
een nieuwe held genaamd Jimmy
Stone. Drie jaar later vroeg het Ita
liaanse blad Corriere dei Piccoli
hem een speciale strip te maken.
Dat werd Ambrousius Gino (Am-
broise Gino). Van Candida uit
1968 weten we weinig. Daarna zou
Attanasio met Lo Hartog van Banda
Bandeneon voor Pep maken, Spe
ciaal voor dat blad ontstonden de
Macaroni's met Dik Matena en
Johnny Goodbye, met wisselende
scenario's van Dik Matena en Mar
tin Lodewijk.
Op de expositie hangen pagina's van
Bob Morane, Ton en Tineke, de Ma
caroni's, Johnny Goodbye en Spag
hetti.
De zoon van Attanasio werkt
momenteel aan een reeks van meer
dan tien nieuwe animatiefilms van
Spaghetti.
AUCLAIR, CLAUDE
Auclair begon in 1967 als illustrator
voor Galaxie en Fiction (Franse tijd
schriften) te tekenen. In Under
ground Comics, een initiatief van
Moliterni met jonge Pilote-medewer-
kers, stond zijn eerste strip Après.
Er kwam geen tweede nummer van
uit.
Auclair liep trouwens vast in zijn
scenario, waarna Jean Giraud hem
te hulp schoot. Hij herschreef het
scenario, gaf aanwijzingen voor de
tekeningen en bleef het verhaal ui
teindelijk begeleiden. Het was Jean
Giraud, die Auclair Pilote binnen
loodste met een script van Jason
Muller.
Giraud kreeg het echter te druk, zo
dat hij het tweede verhaal van deze
held door Christin liet schrijven, de
vaste scenario-medewerker van
Jean Claude Meziëres (Ravian). Wel
bleef Giraud het tekenwerk begelei
den.
Na een jaar Pilote stapte Auclair
naar het blad Kuifje, omdat hij niet
tegen de autoritaire René Goscinny
kon. Pilote zou trouwens later door
kritiek van de tekenaars op Gos
cinny uit elkaar springen.
Maar ook bij Kuifje bleef Auclair
maar een jaar. Zijn debuut was het
verhaal De sage van Grizzly en Greg
schreef Het eiland Arroyoka voor
hem.
I Integendeel: hij had wel ingezien,
dat het niet klikte tussen hem en de
tekenaar en liet Auclair voortaan
zijn eigen scenario ideeën uitwer
ken. Dat werd Simon van de rivier,
één van de mooiste strips van de
laatste jaren.
BRUGMAN, CARRY
Carry Brugman, geboren op 22 au
gustus 1947 in Dordrecht, tekende
na zijn opleiding aan de Academie
in Amsterdam voor uitgeverij Gon-
dolex de proefstrips Gnollem en
Gabbernach en Miguel Chavez.
Gondolex ging kort daarop failliet.
Brugman werkte op de Toonderstu-
dio's en bij Oberon. Na opvulteke-
ningen en omslagen van Sjors ge
maakt te hebben, debuteerde hij in
1971 met Joris Jofel.
In 1974 en 1975 tekende hij korte
verhalen van Professir Breinbreier.
Toen in 1975 Pep en Sjors opgingen
in Eppo stapte Brugman over naar
de realistische stijl en tekende voor
dat blad De partners.
Toen dat blad in 1960 over de kop
ging, startte hij in het Duitse blad
Der Kicker de sportstrip Gritzchen
Wunder (tot 1964). Hij verzorgde een
tijdlang de illustraties bij de sport-
rubriek van Bob Spaak in Pep en te
kende van 1967 tot 1969 Appy Hap
py, een voetbalstrip in het Vrije
Volk.
Daarna volgden Chris Crack (ook in
andere dagbladen) en de comeback
van Appie Happie, ditmaal in zui
vere Nederlandse spelling.
Naast boeken met sportkarikaturen
zijn er van Bruynesteyn enkele Ap
pie Happie albums verschenen.
Bruynesteyn verkreeg ook bekend
heid met zijn sportkarikaturen op
de televisie.
De samenwerking met Greg ging
vreselijk de mist in en Auclair kreeg
een kater van de vele gesprekken
die hij met zijn scenarist voerde
over wat hij het liefst zou willen te
kenen. Toen dat scenario af was had
het slechts in de verte met Auclair's
wensen te maken.
De tekenaar presteerde het weer bij
Pilote binnen te stappen. Goscinny
nam hem wel terug, maar het ging
niet van harte: hij bleef hem als een
overloper zien.
Jason Muller werd weer aangepakt,
maar Auclair bleef aandringen op
speciale scenario's. Goscinny wees
dat materiaal echter volkomen van
de hand. Ten tweede male stapte hij
naar Kuifje over en merkte dat Greg
hem niets verweet.
Auclair had flink wat zelfvertrou
wen nodig om in zijn schrijftalent te
geloven. Er zijn veel moeilijkheden
geweest rond Simon's avonturen en
het komt nog wel eens voor, dat zijn
verhalen op de rand van het aan
vaardbare voor uitgeverijen balan
ceren. Auclair schuwt namelijk niet
de relaties van Simon met vrouwen
vrij indringend te beschrijven.
BARKS, CARL
Barks werd op 27 maart 1901 gebo
ren in Merrill (Oregon, VS).
Na twaalf ambachten en dertien on
gelukken werd hij in 1935 als in-bet-
weener aangesteld op de tekenfilm
studio van Disney. In 1942 tekende
hij samen met Jack Hannah voor
het eerst Donald Duck in het ver
haal Donald Duck Finds Pirate
Gold.
Een jaar later tekende en schreef hij
zijn eerste verhaal alleen. Vanaf
1942 tot aan zijn pensioen werkte
Barks freelance voor Disney. Hij
plaatste Donald Duck in een decor
(Duckstad) en liet hem op avontuur
in verre landen gaan.
In 1947 introduceerde Barks Oom
Dagobert, in 1948 Guus Geluk en
vervolgens Willie Wortel. Barks be-
steëdde niet alleen veel aandacht
aan tekenwerk en intrige van een
verhaal, ook zijn regie, timing van
de grappen en dialoog bereikten een
hoge graad van perfectie.
Thans woont hij met zijn vrouw
Gare in het zonnige Californië. Sa
men maken ze Donald Duck schilde
rijtjes. Stripverhalen tekent hij niet
meer. Op de expositie is de voor
plaat van Donald Duck nr. 49 uit
1978 te zien, gemaakt door Barks en
Daan Jippes.
BRUGMAN, GIDEON
Geboren op 11 juli 1942 te Dordrecht
en een oudere broer van Carry.
Hij volgde een opleiding aan de Aca
demie voor Beeldende Kunsten te
Rotterdam. Begon in de reklame.
Samen met Theo Kemp, die het sce
nario leverde, gaf hij twee albums
uit van de strip Commando Mousta
che, uitgeverij Gondolex. Ook het
Boemerang stripboek zou daar het
licht zien met zijn Alfie en Ko en de
lotgevallen van de Stroemf.
Maar de verspreiding liep in de soep
en de uitgever ging failliet. Een be
werking van de lotgevallen van de
Stroemf onder de naam Zonk
Stronk werd in 1969 gepubliceerd in
Robbedoes.
De tekst was van Lo Hartog van
Banda en Ruud Ringers. Stripanti
quariaat Sjors gaf er in 1976 een al
bum van uit. Van 1970 tot 1975 ver
scheen in Pep Professor Ambrosius,
geleerde in de griezelogie, op tekst
van Ruud Ringers en Lo Hartog van
Banda.
Bij het tweede verhaal schreef Lo
alleen. Van 1971 tot en met 1975 was
Gideon ook de maker van De avon
turen van Patty, opnieuw met Lo,
voor het meisjesstripblad Tina.
Daarna volgde wat reklamewerk.
Momenteel zit Gideon in de Beel
dende Kunstenaars Regeling.
Hij maakt surrealistische schilde
rijen. Van zijn hand is ook nog een
science fiction strip, gepubliceerd
vanaf Essef nr. 1, 1977 op tekst van
Raymond Donkersloot met de naam
Kry-Angh Sage.
Van deze strip hangen er twee teke
ningen in het museum. Ook Profes
sor Ambrosius is te zien.
BRUYNESTEYN, DICK (ps. Dick)
Geboren op 7 juli 1927 in Rotterdam.
Al tijdens zijn diensttijd publiceerde
hij sportkarikaturen in de Haagse
Courant!. In 1953 werd hij full-time
tekenaar bij het Vrije Volk en in
1959 en 1960 tekende hij de voetbal
strips Krik Krek en Otto in het blad
Sport-Toto, waarvan hij één der
oprichters was.
BUS, BERT
Geboren op 19 juli 1931 in Sant
poort. Hij woont er nog steeds.
Volgde een zeer korte tijd de Acade
mie voor Beeldende Kunsten te Am
sterdam en leste verder in de teken
studio's van Spaarnestad in Haar
lem, waar hij na de oorlog als teke
naar officieel in dienst trad.
Bijna alles wat hij er tekende, vond
zijn weg naar het jeugdblad Sjors.
Bijvoorbeeld: Olaf Noord (1953/57),
het komische stripje Skokan, een
jongetje uit de oertijd en Theban.
Sjors veranderde inhoudelijk in
1959 en daarbij viel Theban, de eer
ste wereldreiziger, af.
Bert Bus tekende toen drie realisti
sche verhalen in de periode 1960 -
1964 met de titels De brug in het oer
woud, De gouden kraag en De sla-
venkoopman van Pompei. Hij
schreef van 1958 tot en met 1966 sce
nario's voor Nico van Dam's Woep
en Wap (gepubliceerd in het dames
blad Rosita) en stapte toen over op
science-fiction met Cliff Rendall en
maakte Jola voor Tina.
In 1971 keerde hij bij Sjors terug om
Archie de man van staal voort te zet
ten, een strip die door verschillende
Engelse tekenaars is getekend. Zijn
verhaal heette De man van staal
redt Rotterdam. Nee maar.
In 1975 zag Stef Ardoba het licht
met elementen science-fiction, verle
den en heden in Sjors. Na de ophef
fing van Sjors werd de serie voort
gezet in Eppo.
Bert Bus is eveneens de geestelijke
vader van Huckleberry Finn, Lance
Barton, Nancy Drew en De banne
ling van Nimmorac. Uit zijn oeuvre
exposeren we Stef Ardoba.
CUVELIER, PAUL
Paul Cuvelier ging na zijn gymna
siumopleiding lessen volgen op de
schildersateliers van Louis Buisse-
ret en L. G. Cambier. Hij was in de
eerste plaats beeldhouwer, dan
schilder en op de derde plaats kwa
men zijn strips.