HET NIEUWE STADSBLAD - PAGINA 28 - VRIJDAG 27 APRIL 1979
MANIFESTATIE VAN HET BEELDVERHAAL
André ontwierp een aantal popu
laire bijfiguren zoals de Graaf van
Rommelgem (Comte de Champig-
nac), 1951; de Marsipulami (le Mar-
supilami), 1952, welk figuur hij wen
ste te behouden toen hij de strip
overgaf aan Fournier; en Zwendel
(Zorglub), 1961.
Een andere bijfiguur (Gaston La-
gaffe) werd zo belangrijk voor hem,
dat er in 1957 een hoofdrol voor hem
werd weggelegd in een gagstrip met
de Nederlandse naam Guust Flater.
Franquin heeft 21 jaar aan Robbe
does en Kwabbernoot gewerkt.
Door een misverstand met de uitge
verij Dupuis, die zijn contract nog
niet had getekend, raakte Franquin
in productiemoeilijkheden toen hij
in 1955 een contract ondertekende
bij de uitgeverij Ombard om de
strip Ton en Tineke te tekenen voor
het blad Kuifje.
Kort daarop overhandigde Dupuis
hem zijn contractverlenging. Tot
1959 tekende Franquin drie strips
per week. Pas dan stond hij Ton en
Tineke af aan Dino Attanasio. Voor
de grappen van Guust Flater deed
André soms een beroep op zijn col
lega's en op scenaristen als Rosy,
Greg en Jideheim.
Maar steeds werkte hij zelf aan zijn
scenario's mee. De vader van Jide
heim, de belangrijke zakenman Mes-
maeker, stond model voor de eeuwig
door Guust geplaagde man met de
contracten. Jideheim is een pseudo
niem voor Jean de Mesmaeker.
Franquin zegt voor nog wel twee
honderd jaar stripideeën te hebben
en dat was er misschien wel de oor
zaak van dat hij een aantal malen in
elkaar is gestort.
Hij had een beroemde leerling:
Greg. Uitgeverij Dupuis, die een
kwart miljoen toucheert voor de
vercommercialisering van de Smur
fen, bedacht plotseling dat ze niet al
leen aan Peyo maar ook aan Fran
quin veel te danken had.
Daarom werd er geprobeerd achter
het succes van het Vader Abraham
lied het Hoeba Hoeba Hop populair
te krijgen. Dat is maar gedeeltelijk
gelukt.
De grappen van Guust Flater ver
schenen steeds onregelmatiger om
dat Franquin na eerst een tijdje
monsters te hebben getekend, waar
zeefdrukken van verschenen, een
paar jaar geleden met zijn Idéé noi-
res was begonnen. De Nederlandse
vertaling verschijnt in het blad De
Vrije Balloen.
Verder werkt Franquin nauw sa
men met de scenarist Yvan Delpor-
te, met wie hij de tekenaar Will
steunt bij zijn strip Isabel.
Voor de liefhebbers van de Guust"
verhalen kunnen wij mededelen, dat
Franquin enkele weken geleden de
laatste hand heeft gelegd aan een
nieuw album, het dertiende in de
reeks, wat Flater verdient een opta-
ter gaat heten en half november van
dit jaar zal verschijnen.
Op de expositie originele tekeningen
uit Robbedoes en Kwabbernoot,
Ton en Tineke, Guust Flater en
Zwarte humor. Wij zijn Franquin
veel dank verschuldigd voor de
enorme steun die hij ons heeft gege
ven in verband met het feit dat wij
de Franse taal onvoldoende beheer
sen.
Het is vooral aan hem te danken, dat
vele Dupuis-tekenaars met originele
tekeningen in Schiedam zijn ver
tegenwoordigd.
FRED
(ps. voor; Fred Othon Aristhidés)
Fransman van Griekse afkomst.
Scenarist en tekenaar. Hij schreef
onder andere voor Jean Tabary, Al
exis, Hubuc (ps. voor Roger Copu
se), Jean Claude Meziërs e.v.a.
Maakte met zijn eigen creatie Philé-
mon zijn debuut in Pilote in 1965.
Het verhaal heette Les avontures de
petit l'Ascar. Tot 1979 dertien delen
van Philémon in Frankrijk, waar
Nederland er nog zes van achter
loopt. De fantasierijke en artistieke
avonturen van zijn creatie werden
van 1971 tot 1973 in Pep gepubli
ceerd.
startte het eerste echte Vaillant ver
vervolgverhaal. De grote match (le
grand défi), waarin Steve Warson
zijn intrede deed.
Tot op heden zijn er 32 albums van
deze coureur verschenen. Verder
werd Vaillant voor de Franse televi
sie bewerkt. Er werden 13 films van
gemaakt. In 1973 liet Graton zijn
held in het huwelijk treden, een
hoogst ongebruikelijke gang van za
ken in het beeldverhaal.
Het tekenen van auto's leerde Gra
ton trouwens van zijn assistent
Christian Denayer, die na vijf jaar
zelf een strip begon met veel auto's
in de hoofdrol. (De brokkenmakers
in Kuifje).
Na het vertrek van Graton's tweede
assistent Daniel Bouchez nam hij
drie nieuwe in dienst: Claude Viseur
voor de auto's, de Vlaming Christian
Lippens voor de decors en Robert
Scot Wood (Amerikaan), specialist
op het gebied van motoren. De laat
ste zou de naamgever worden voor
de sinds 1974 lopende strip Julie
Wood.
Graton tekent zelf alleen nog zijn
personages in en verwerkt be
staande coureurs als Jacky Ickx en
Clay Regazzoni in zijn verhalen. Sa
men met zijn vrouw Francine
creëerde hij in 1961 bovendien nog
de familie Labourdet (Les Labour-
det) in Chez Nous (Ons Volkske).
Graton documenteert zeer nauwge
zet. Hij legt een circuit of de wegen
ernaar toe fotografisch vast vanuit
zijn Mercedes, voor elk verhaal dat
hij tekent, maakt hij ongeveer 500
foto's.
Graton is zelf niet eens zo'n ongeta
lenteerd coureur en is zo populair in
de racewereld, dat geen circuit voor
hem gesloten is. In het Stedelijk Mu
seum hangen originele tekeningen
van Michel Vaillant en Julie Wood.
GIR
(ps. voor Giraud, Jean)
Geboren in 1938. In zijn jeugd te
kende hij alles vol met cowboys en
indianen: kantlijnen van zijn schrif
ten, muren en straten, enz. Merkte-
schertsend op, dat zijn opleiding be
stond uit het werken met toegepaste
kunst: behang en meubelstof, enz.
Op zijn 16e jaar maakte hij zijn eer
ste echte strip. Maar die stelde niets
voor, zegt hij, want Albert Uderzo
tekende op die leeftijd al heel pro
fessioneel.
Niet lang daarna zou hij voor dat
blad ook nog eens Ome Arie gaan
tekenen. In 1974 gaf Dick Matena de
Argonautjes aan Patty Klein en Jan
van Haasteren, maar ze maakten er
maar één verhaal van. Met Philip
Sohier bleef Jan in het karikaturale
genre met de strip Tinus Trotyl, ge
publiceerd in 1974/1975 in Pep en
daarna nog een jaartje in Eppo.
Met zijn broer Herman en een aan
tal Nederlandse tekenaars en scena
risten was Jan in 1975 medeoprich
ter van het blad De Vrije Balloen,
waarvan hij veel nummers ops
mukte met verhalen op tekst van
Andries Brandt, Frans Buissink,
Patty Klein enz. Hij gaf zichzelf voor
de grap uit voor Harold Hurry. Jean
Pion, John Machighstars, Dick
Draw met vertaler T. Typewriter
enz.
Met Toon van Driel onder het geza
menlijk pseudoniem Tojo tekent hij
voor de huidige Eppo de korte ver
halen van de Stuntels, waarvan
Toon (F.C. Knudde) meestal de
grappen bedenkt. Eerst schetste Jan
en inkte Toon, later schetste en in-
kte Jan en kleurde Toon en dat zal
in de komende tijd nog wel eens wis
selen.
Naast Erik en opa in Jippo en de
Stuntels is Jan van Haasteren met
Patty Klein nog verantwoordelijk
voor Sjaak en Oom George in het
KRO-programmablad Studio. Jan
van Haasteren woont tegenwoordig
in Hens broek, Noord-Holland, te
vens redactieadres van De Vrije
Balloen waarvoor hij ondanks een
weekproductie van drie pagina's
nog steeds tekent.
Op de expositie verspreid over di
verse onderwerpen hangt er werk
van Jan uit Baron van Tast tot Zeve
ren, een Vrije Balloen verhaal en
een overzicht van schets tot druk
van de Stuntels.
Raymond Leblanc ging zich later
met animatie bezighouden en richtte
de filmmaatschappij Belvision op.
Het eerste verhaal in de bladen
Kuifje en Tintin heette De zonne
tempel (Le Temple du Soleil).
In 1946 ontwierp Hergé ook de figu
ren Jo, Suus en Joko de aap (Jo,
Zerte et Jocko). Er verschenen vijf
albums van.
Twee jaar later kwam Hergé met
Leo en Lea (Popol et Virginie) zij het
voor één avontuur: Leo en Lea bij
de Lapinos (Popol et Virginie au
pays des Lapinois). In de jaren zes
tig vond een Kuifje-revival plaats.
Er werden tekenfilms gemaakt,
waar Hergé zelf niet zo in geïnteres
seerd bleek.
In de vijftiger jaren waren er al
speelfilms van Kuifje gemaakt.
Veertig jaar na het ontstaan van
Kuifje waren er al dertigmiljoen al
bums in twintig talen van verkocht.
In diezelfde tijd noteerde André
Malraux uit de mond van De Gaulle
de verbazingwekkende uitspraak:
„Welbeschouwd is, internationaal
gezien, Kuifje mijn enige rivaal".
Van Hergé is bekend, dat hij zelden
of nooit originele tekeningen af
staat. Een aantal weken geleden, na
een periode van anderhalf jaar sym
pathiek tegenover de manifestatie
gestaan te hebben, liet Hergé weten
geen originelen te willen afstaan uit
angst voor diefstal. Wel zijn op de
manifestatie te zien het zetstuk
Kuifje en de straat uit de Blauwe
Lotus (bruikleen Rotterdamse
Kunststichting), dat eerder te zien
was op de expositie Kuifje in Rotter
dam en enkele attributen waaronder
latexpoppen.
GRATON, JEAN
Geboren in Nantes (Frankrijk). Na
de oorlog verhuisde hij naar België.
Begon in de reclame en tekende
voor sportbladen. In 1951/52 was hij
verantwoordelijk voor twaalf verha
len van Oom Wim (Oncle Paul) in
Robbedoes (Spirou). Een jaar later
stapte hij over naar Kuifje (Tintin)
en werd een specialist voor sport
verhalen.
In juni 1953 verscheen zijn eerste
strip De fatale bocht (Sa première
ronde).
In de personages van die verhalen
zijn de leden van de familie Vaillant
al te herkennen. In 1957 volgde het
JAN VAN HAASTEREN
Soms onder pseudoniemen: Harold
Hurry, Jean Pion en Tojo.
Jan werd op 24 februari 1936 in
Schiedam geboren en hij is ergens
in de verte familie van Wiegman. Hij
leerde reclametechniek op de Aca
demie voor Beeldende Kunsten in
Rotterdam. In 1959 werkte hij op-
hetzelfde reclamebureau als de teke
naar Lex van Delden, die al in 1946
zijn eigen studio Avan had opge
richt.
Lex tekende een strip die Smidje
Verholen heette en vroeg Jan hem
erbij te assisteren. Lex is zowel bij
de Toonder Studio's als bij die van
Geesink in dienst geweest en zo zou
het ook met Jan van Haasteren
gaan.
Jan kwam in 1962 aan een vaste
baan bij Toonder en zette zich aan
strips als Kappie, Panda en Hiawat
ha, want uit de Toonder Studio's
kwamen toendertijd ook nog de Ne
derlandse Donald Duck-verhalen.
Na vier jaar werd het Studio Joop
Geesink.
Jan tekende er onder andere Rick
de Kikker. Een jaar later besloot hij
freelance te gaan wérken. Hij begon
met de strip Bartje en opa voor een
huis-aan-huis-blad in Amsterdam en
Den Haag in de periode 1967 tot en
met 1969. In 1975 zou deze strip on
der de titel Erik en opa opnieuw ver
schijnen in Jippo. Die loopt nog
steeds op scenario van Patty Klein.
Van Dick Matena nam hij in 1968
Polletje Pluim over, die Dick al drie
jaar voor Prinses tekende en in die
zelfde tijd nam Jan de productie
Horre Harm en Hella over, oors
pronkelijk een strip van S. Candell.
Hij tekende samen met Thé Tjong
King voor het dagblad De Telegraaf
op tekst van Andries Brandt.
In 1970 volgde Aafje anders van de
zelfde scenaristen. Jan van Haaste
ren begon in 1972 als gelouterd teke
naar en inkleurder in Pep aan de
moeilijke strip Baron van Tast tot
Zeveren op tekst van achtereenvol
gens: René van Utteren, Lo Hartog
van Banda, Patty Klein en Frits van
der Heide.
Tot 1975 heeft de baron avonturen
beleefd, die voor dat moment in een
jeugdblad verfrissend konden wor
den genoemd. Een jaar later ver
schenen in Pep regelmatig afleverin
HERGÉ (ps. van Georges Remi)
Over de geschiedenis van Hergé is al
heel veel gepubliceerd. Wie er
nieuwsgierig naar is, heeft geen
moeite iets van hem aan de weet te
komen. In ieder geval begon hij op
16-jarige leeftijd met tekenen en in
1923 stond er in Le Boy-scout Beige
een door hem getekend verhaal van
de padvinder Totor.
Het verhaal heette C.P. des Hanne-
tons en de held leek veel op de latere
reporter Kuifje. De première van
Kuifje vond plaats op 10 januari
1929 en dit jaar bestaat Kuifje dus
vijftig jaar.
Het eerste verhaal werd gepubli
ceerd in de bijlage Le petit vingtiè-
me, wekelijks gevouwen in het dag
blad Le XXe Siècle.
„Tintin au pays des Sovjets" heette
dat verhaal. Het is in 1929 in afleve
ringen verschenen en in boekvorm
uitgegeven door Editions du petit
vingtième. Na 1930 stond Hergé niet
meer achter dit verhaal en hij liet
500 exemplaren drukken voor zich
zelf.
HERMANN
(ps. voor Herman Huppen).
Geboren in 1938 in de buurt van
Luik. Voor hij strips ging tekenen
werkte hij als schrijnwerker, archi
tect en decorontwerper. In 1963
stortte hij zi 'h definitief op de strip
en zoals meer realistische tekenaars
begon hij met verhalen in de serie
Oom Wim vertelt voor het blad Rob
bedoes.
Viel in 1965 op in Plein Feu met His-
toire en able. Na twee jaar voor zich
zelf te hebben gewerkt, stapte hij
over naar studio Greg, die voor hem
het scenario van Bernhard Prince
schreef.
Ook maakte hij historische verhalen
op tekst van Yves Duval en Step.
Tot 1967 was Bernhard Prince geen
vervolgserie, maar in dat jaar ver
schenen maar üefst drie volledige
vervolgverhalen. In 1968 schiep hij
Jugurtha op script van Laymilie en
in 1970 tekende hij de eerste avontu
ren van de western Comanche, waar
twee later het eerste album van ver
scheen.
Charlier. Met medewerking van
Eddy Paape ontsproot Fifi waar Hu-
binon naast het tekenwerk ook een
belangrijk deel van het scenario
voor zijn rekening nam (1950).
In datzelfde jaar ontstond Tiger Joë
met Charlier als scenarist. Negen
jaar later bij de start van de
bloeiende Pilote-jaren zou hij voor
dit blad nu Charlier daaraan ver
bonden was, de serie Kapitein
Roodbaard (Barbe rouge) starten.
(Démon des Caraibes).
Het succes van de serie bleef ook na
de dood van Hubinon bestaan, want
in het blad Wham wordt het gete
kend door Jijé die lachend door de
telefoon tegen ons vertelde, dat het
eigenlijk werk van zijn zoon is. Hu
binon, die bekend stond om zijn pre
cisie, schreef ook nog het scenario
voor Eddy Paape Pathos de Setun-
§ac- -
Hubinon zei te zijn geïnspireerd
door Milton Caniff en Raymond. Hij
maakte veel gebruik van zwarte
inktvlakken en hij stond een grafi
sche benadering van het beeldver
haal voor.
JIPPES, DAAN
Geboren op 14 oktober 1945 in Am
sterdam. Hij woont sinds jaren in
Schiedam. Hij is hier komen wonen
omdat hij zo een gemakkelijke ver
binding met Haarlem heeft. Hij kent
ook weinig meer van onze stad dan
de omgeving van zijn flat. Toen hij
zeventien jaar geleden op de lay-out-
afdeling van de Geillustreerde Pers
werkte, werd hem gevraagd om op
tekst van Hans Ferrée een strip voor
de Revue te maken.
In 1967 en 1968 verscheen zijn strip
Hipper daarin. Het waren alles teza
men twee korte verhalen van zeven
pagina's, want een derde maakte hij
niet af.
verhaal Het vierentwintigste uur gen van Voortvluchtig en op tekst
met een duidelijk Michel Vaillant in van Wim Meuldijk tekende Jan Ke-
de hoofdrol. Maar op 1 januari 1958 telbinkie voor de Donald Duck.
Pas toen een aantal witte uitgaves
verschenen in Nederland, België,
Frankrijk, Zwitserland enz. gaf
Hergé toestemming aan Casterman
om het verhaal te herdrukken in het
boek Uit de archieven van Hergé.
Bijna tegelijkertijd met zijn Kuifje
schiep Hergé de belhamels Kwik en
Flupke (Quick et Flupke), waarvan
tussen 1930 en 1940 tien albums ver
schenen met 1-pagina gags. Kuifje
en Bobbie (Tintin et Milou) bleven
het in populariteit winnen.
Er zouden vele albums volgen voor
de Tweede Wereldoorlog uitbrak.
De sigaren van de Farao (Les Ciga-
res du Pharaon) en De zwarte rótsen
(1'Ile Noir) respectievelijk uit 1934 en
1938 werden door hem in 1954 en
1965 hertekend.
Bij het verhaal De krab met de gul
den scharen (Le Grabe aux Pinces
d'Or) begon Hergê weer in weekafle-
veringen te publiceren in Le Soir
Jeunesse.
In die tijd schreef hij met steun van
J. van Melkebeke ook twee toneel
stukken met Kuifje in de hoofdrol
Tintin au Indes ou le Mystère du
Diamant Blue en Monsieur Boullock
a disparu. Beide stukken stonden op
het repertoire van het Th éatre des
Galeries uit Brussel.
Aan de avonturen van Kuifje wer
den in 1934 de detectives Jansen en
Jansens (Dupond et Dupont), in 1939
Bianca Castafiore, in 1949 Kapitein
Haddock (Capitaine Haddock) en
professor Zonnebloem (le profes-
seur Tournesol) gevoegd als bijfigu
ren die soms een heel belangrijke
positie innamen.
Het was Raymond Leblanc die op 26
september 1946 de bladen Kuifje en
Tintin met Hergé als eregast, die als
tegenprestatie daarna de bladen de
première van de Kuifjesavonturen
gaf. Na alle weekafleveringen ver
schenen de verhalen als album bij
Caterman.
Hij stapte over naar de lay-outafde-
ling van Pep, maar ontwierp ook
voorplaten en verzorgde illustraties.
In dat blad verscheen in 1968 een
strip van hem voor het Olympische
Spelen nummer op tekst van Willy
Geert Lohman. Zijn uitstekende te
kenwerk viel Martin Lodewijk op,
die hem het scenario leverde voor de
strip Bernhard Voorzichtig.
Twee voor thee heette het verhaal,
waar Jippes met lange tussenpozen
drie jaar aan werkte. Na de week
afleveringen in Pep verscheen in
1973 bij Oberon het album. Door
zijn contacten met Denemarken on
der andere in verband met zijn inte
resse voor het werk van Disney zag
hij kans bij uitgeverij Williams dat
album in het Deens uit te laten ge
ven onder de titel Te for to. In de
lange tussentijden dat Jippes niet
aan Bernhard Voorzichtig werkte,
tekende hij Donald Duck en Flint-
stone-voorplaten, een verhaal van
Mickey Mouse en Broer Konijn. In
1973 kreeg Jippes de vormgeving
L'van het Nederlandse blad Donald
Duck onder zijn hoede.
Gezien zijn enorme Disney-kennis
ging hij ook tekenaars coachen. Jip
pes kwam op die manier veelvuldi-
ger in contact met Walt Disney's me
dewerker Carl Barks. Kenners zijn
het erover eens dat de Donald Duck-
verhalen van Barks tot de beste be
horen. Barks' kijk op Donald Duck
Tot 1978 hield hij drie series bij. werd door Jippes overgenomen. Jip-
Toen werd hij benaderd door het
nieuwe blad Wham, maar tot dusver
hebben we nog geen strip van zijn
hand daarin gezien. Ook in '78 ver
kocht hij zijn Bernhard Prince aan
uitgeverij Lombard: er zijn dan 13
albums en 12 korte verhalen van
verschenen.
Het is Dany die de reeks overneemt..
Het lijkt erop, dat Comanche een
realistische wedstrijd begint te wor
den tussen hem en Giraud's Blue
berry.
HUBINON, VICTOR
(soms onder ps. Victor Hughes).
De Japs vallen aan (Les Japs at-
taquent) was Hubinon's debuut en
tevens dat van zijn held Buck Dan
ny, Spirou 2 januari 1947. Het scena
rio was aangevangen door George
Troisfontaines, ooit werkgever van
René Goscinny, maar Jean Michel
Charlier nam het na enkele pagina's
over.
Tot aan de dood van Hubinon in ja
nuari van dit jaar verschenen 40 al
bums en 8 korte verhalen. Eind '47
nam hij van Jijé Blondie en Blinkie
(Blondin et Cirage) en liet Rik Ju
nior en Jean la Tornade onvoltooid
over aan Albert Weinberg. Charlier. (Trinet en Trinette) en Blondie en
die zich als altijd documenteerde, Blinkie (Blondin et Cirage).
stelde aan de hand van reportages Hij trad in dienst bij Spirou, waarin
van een Amerikaanse oorlogscorres- in 1941 Jan Kordaat zou worden ge-
pondent het scenario van Tarawa publiceerd naar scenario van J. Doi-
(Atoll Sanglant) samen, die in 1948 sy. De figuur Spirou (Robbedoes)
werd gepubliceerd in de bladen Le werd door Rob Velter in 1944 aan
Moustigue en Humor Radio.
pes staat regelmatig in contact met
de in Viborg wonende Fred Milton,
eveneens een buiten zijn grenzen
(Denemarken) bekende Disney-teke-
naar. Jippes heeft nog steeds het
voornemen een tweede Bernhard
Voorzichtig verhaal te maken, dat
zich in Tibet moet gaan afspelen.
De vraag is alleen wanneer dat zal
verschijnen. Nu Carl Barks is ge
pensioneerd, tekent hij geen Donald
Duck-verhalen meer, maar zo nu en
dan werkt hij samen met Jippes aan
een voorplaat. Een voorbeeld hier
van is te zien op de expositie.
JONGE, MAAIKE DE
Tekent voor de Donald Duck. Op de
expositie hangt de eerste pagina uit
Donald Duck nr. 35, 1978. Verdere
gegevens zijn ons niet bekend.
JUe (ps. voor Joseph Gillain)
Geboren op 13 januari 1914 in het
Belgische Gedinne. Na een debuut
met het verhaal De Hindoesleutel
ontwikkelde hij in 1939 zijn eerste
personages Freddy Fred (La mys
tère de la clé indoue), Theo en Thea
Naast dit tekenwerk maakte Hubi
non in dat jaar nog 6 biografieën; 3
over Surcouf naar scenario van
Charlier, 2 over Stanley met Octave
Joly en 1 over Mermoz, weer met
Dupuis verkocht. Jijé nam de strip
over, nadat hij er al een jaar aan
had meegewerkt. Hij voegde de fi
guur Kwabbernoot toe en wilde zich
in 1946 op nieuwe strips concentre
ren. Franquin ging met Robbedoes