[Wegwijzer Europese verkiezingen Externe betrekkingen Europees Parlement koten en staaivergadering tot parlement van de negen 1 180 miljoen kiezers Parlement vertegenwoordigt negen landen r kontakt, Zelfs tot in Azië reiken zijn betrekkingen zoals in het kader van de overeenkomsten met de Aseanïbnden (Indonesië, Maleisië, Philippijnen, Singapore en Thailand). EUROPA Enropa, de dochter van een Fenicische koning, was op een zekere dag bloe men aan het plukken op het strand. De Griekse oppergod Zeus zag haar en werd ver- liefd. Hij vermomde zich als stier en dook zo uit de golven van de zee op. Europa, betoverd door zoveel stbere kracht, vlocht een bloemenkrans en hing deze om de horens van de stier. Deze werd zo vertederd, dat hij alle agressie van zich af liet vallen en als een witte schimmel prinses Europa op de rug nam. Zij liet zich maar al te graag schaken en trok mee naar het eiland Kreta. Als bewijs van zijn liefde heeft Zeus toen het werelddeel waarvan hij opper god was genoemd naar zijn bruid. Zo dankt het werelddeel waar wij wonen zijn naam aan deze Fenicische prinses. DE EERSTE VERKIEZINGEN In juni 1979 zullen ruim 180 miljoen kiezers zelf hun afgevaardigde aan wijzen in het Europese Parlement. De weg naar deEuropese verkiezin gen is lang geweest. Het idee ervan werd al geopperd in 1948 tijdens het Congres van Den Haag, dat de eer ste grote Europese „brainstorming" was na de Tweede Wereldoorlog. Het principe van de direkte verkie zingen werd neergelegd in de Ver dragen van Parijs (EGKS, 1951) en Rome (EEG en Euratom, 1957). Vol gens deze laatste werd het Europese Parlement belast met het opstellen van „ontwerpen voor het houden van rechtstreekse algemene verkie zingen volgens een in alle Lid-Staten eenvormige procedure". Het Europese Parlement heeft zich vroeg van deze taak gekweten. Na twee jaar van uitvoerige beraadsla gingen keurde het een Ontwerp- Conventie voor de verkiezing van het Europese Parlement door mid del van rechtstreekse algemene ver kiezingen goed, die op 20 juni 1960 werd toegezonden aan de Raad van Donderdag 7juni wrkkzingvn voor het £u ropees Parlement REGELS Iedee Lid-Staat zelf bepaalt volgens welke regels deze verkiezingen zul len plaatsvinden. Het aldus rechts treeks gekozen Parlement zal voor de latere verkiezingen een eigen Eu ropese kieswet moeten uitwerken. De Europese verkiezingen vinden „overal tegelijkertijd" plaats d.w.z. binnen een periode van vier dagen. Een lid van het Europese Parlement zal ook lid kunnen zijn van zijn na- tionele Parlement. De ervaring zal moeten uitwijzen in hoeverre het in de praktijk mogelijk zal zijn de twee mandaten te combineren. Het Europese Parlement heeft zich al tijd ten doel gesteld alle werkzaamhe den van de Gemeenschap onder parle mentaire controle te brengen. Dit geldt ook voor de externe betrekkingen, die uiterst belangrijk zijn voor de Ge meenschap, die de grootste handels- mogendheid ter wereld is. Daartoe onderhoudt het Parlement een uitgebreid net van kontakten met par lementen van niet-Lid-Staten. Zo vin den regelmatig besprekingen plaats tussen delegaties van het Europese Parlement en delegaties van het Con gres van de Verenigde Staten, van het Canadese parlement en van Latijnsa- merikaanse parlementen. Ook met de parlementen van de Ma- greb, het parlement van Israël en de patlementen van de Machrak heeft het Europese Parlement sedert de met de ze landen gesloten handelsakkoorden HET EUROPESE PARLEMENT EN DE GEASSOCIEERDE LANDEN Toen de Associatieverdragen met Griekenland en Turkije werden afge sloten, drong het Parlement erop aan dat in deze Verdragen een soort parle mentaire controle zou worden opgeno men. Als gevolg hiervan werden de Ge mengde Parlementaire Commissie EEG-Griekenland en de Gemengde Parlementaire Commissie EEG- Turkije ingesteld. Deze gemengde commissies bestaan uit een gelijk aantal leden van het Europese Parlement en van het natio nale parlement van het geassocieerde land. Zij volgen de ontwikkeling van de associatie, controleren de instellingen ervan en richten aanbevelingen aan de Associatieraad, een instelling die ver gelijkbaar is met de Raad van Minis ters in de Europese Gemeenschappen. Ook de associatieovereenkomsten met Malta en Cyptus schrijven voor dat tussen de associatiepartners parlemen taire kontakten moeten worden gelegd. ACS-LANDEN Het Europese Parlement is recht streeks eroen e samenwer' op andels-, economisch en financieel gebied tussen de Gemeen schap en 55 landen in Afrika, de Ca- raibische Zee en de Stille Oceaan, die via het verdrag van Lomé (van 28 fe bruari 1975) met de Gemeenschap ver bonden zijn. De instellingen van het Verdrag van Lomé zijn strikt partiair opgezet. Het Verdrag bouw,t voort op de twee Overeenkomsten van Jaoende en de Overeenkomst van Arusha, die samen 22 Afrikaanse landen en Mada gaskar met de Gemeenschap asso cieerden. Het Verdrag van Lomé kent een Raad gevende Vergadering bestaande uit twee vertegenwoordigers van elk der ACS en een gelijk aantal vertegen woordigers van het Europese Parle ment. De Vergadering komt tenminste een maal per jaar bijeen om het jaarverslag te bespreken van de „Raad van Mini sters" en te beraadslagen over andere vraagstukken, die van belang zijn voor de 550 miljoen mensen in Afrika, het Caralbisch Gebied en de Stille Oceaan en in het Europa van de Negen, die be trokken rijn bij deze poging om „een meer rechtvaardige en meer evenwich tige economische orde" tot stjnd te brengen. Het Europese Parlement vertegenwoordigd de volkeren van de negen lan den, die zich hebben verenigd in de Europese Gemeenschappen. Het heeft 198 leden en vergadert in Straatsburg en Luxembur. 6. Het moet ervoor zor gen dat de Gemeenschappen niet alleen een zaak worden van industriëlen, econonen en ambtenaren maar ook en vooral van de volkeren van Europa als zodanig. Daarom oefent het Europese Parlement een zo doeltreffend mogelijke de mocratische controle uit op de instellingen van de Gemeenschappen. Déze Gemeenschappen zijn de eerste bouwstenen voor een Verenigd Europa dat langzamerhand tot stand moet komen. Zij vormen de kern van het Euro pese eenwordingsproces dat ook gebieden omvat, die niet onder de Verdra gen vallen. Een van deze gebieden is de coördinatie van de buitenlandse politiek van de Lid-Staten waarbij verschillende Gemeenschapsinstellin gen, waaronder het Europese parlement, steeds nauwer betrokken raken. Ministers. De Raad legde dit voor stel echter naast zich neer. Pas in 1974 verklaarde de Topconferentie van 9 en 10 december van Parijs dat de algemene verkiezingen zo s.moe- di.W mogelijk moesten worden ge houden. Zij vroeg nieuwe voorstel len aan het Europese Parlement dat ogenblikkelijk reageerde. Reeds in januari 1975 keurde het Parlement met overweldigende meerderheid een nieuwe ontwerp-conventie goed. Aan de hand van deze ontwerp-con ventie besloten de staatshoofden en regeringsleiders van de Gemeen schappen op 12 juli 1976 tot het hou den van rechtstreekse algemene ver kiezingen. Dit besluit werd oD 20 september 1976 door de Raad van Ministers ondertekend en bekrach- tiqd door de nationale parlement. Uit deze rechtstreekse algemene ver- kiezinéen zal een Europese volksver tegenwoordiging voortkomen van in totaal 411) leden, d.w.z. Frankrijk 81 Duitsland 81, Groot-Brittannië 81 Italië 81; Nederland 25; Beléië 24 Denemarken 16; Ierland 15 en Lu xemburg 6. Zij worden gekozen voor een periode van vijf jaar. Op 9 mei legde Robert Schuman zijn historische verklaring af waarin hij namens de Franse rege ring voorstelde „de gezamenlijke produktie van kolen en staal van Frankrijk en Duitsland onder één gemeenschappelijke Hoge Autori teit te plaatsen door middel van een organisatie die openstaat voor de deelneming van andere Europese landen". Dit gaf de stoot tot de oprichting van een Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal; op 18 april van het volgende jaar werd in Parijs een Verdrag ondertekend dat dit idee tot werkelijkheid maakte. Het Verdrag van Parijs riep nieuwe Europese instellingen in het leven met beperkte maar reële" bevoegd heden. Deze instellingen moesten de leiding geven aan de kolen- en staalindustrieën in de zes landen die het voorstel van Robert Schuman aanvaardden: België, de Bondsrepu bliek Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland. Uitvoerend orgaan van deze Ge meenschap was de Hoge Autoriteit. Met het oog op haar vérstrekkende bevoegdheden stelden de zes deelne mende landen ook een Gemeen schappelijke Verqadering in om de Hoge Autoriteit volgens de demo cratische spelregels aan een open bare controle te onderwerpen. Tege lijkertijd wilden zij de qrondslag voor een later te vormen Europese volksvertegenwoordiging. De Gemeenschappelijke Vergade ring kwam op 10 september 1952 voor de eerste keer in Straatsburg bijeen. Zij bestond uit 78 „vertegen woordigers van de volkeren, die in de Gemeenschap zijn vereningd" van wie 18 uit respectievelijk de Duitse Bondsrepubliek, Frankrijk en Italië, 10 uit Belgfe en Nederland en 4 uit Luxemburg afkomstig wa ren. In september 1952 constitueerde de Gemeenschappelijke Ver.Gadering zich in uitgebreide vorm als „Verga dering ad hoc", die in 1953 met een grote meerderheid een ontwerp- grondwet aannam voor een Euro pese Politieke Gemeenschap. Na de mislukking van de Europese Defen siegemeenschap in 1954 werd dit ontwerp echter opgegeven. De „Ver- gaderin.W ad hoe" kwam in Parijs bijeen en de twee assemblees be stonden eni.We tijd naast elkaar. DRIE GEMEENSCHAPPEN, EEN VOLKSVERTEGEN WOORDIGING De Europese Gemeeenschap voor Kolen en Staal was echter zo een succes dat de Zes in juni 1955 tij dens de Conferentie van Messina besloten verder te gaan met de Eu ropese integratie. Op 25 maart 1957 werden de Verdragen van Rome on dertekend waarbij twee nieuwe Ge meenschappen werden opgericht, de Europese Economische Gemeen schap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom). Dit betekende een grote uitbreiding van het werk dat met de EGKS be gonnen was want ook de nieuwe Ge meenschappen beoogden een einde te maken aan de enonomische ver deeldheid van Europa en de leven somstandigheden te verbeteren van de 185 miljoen burgers van het „Eu ropa van de Zes". Inmiddels had de Gemeenschappe lijke Vergadering bewezen dat zij als uitgangsDunt kon dienen voor een verdere ontwikkeling van het Europese parlementaire werk. Vijf jaar intensieve parlementaire aktivi- teiten hadden haar gemaakt tot een doeltreffend instrument van perma nente democratische controle, dat in staat was in een ruimer verband nieuwe, consultatieve taken te ver vullen. Op voorstel van de Gemeenschappe lijke Vergadering zelf werd voor de drie Gemeenschappen een nieuwe, uitgebreide vergadering in het leven geroepen. Deze kwam op 19 maart 1958 als „één Vergadering" in con stitutieve zitting bijeen in het Huis van Europa te Straatsburg en gaf zich op 21 maart 1958 de naam „Eu- ropees Parlement". In 1967 waren alleen het Europese Parlement en het Hof van Justitie voor alle drie Gemeenschappen be voegd. In juli van dat jaar werden de andere instellingen samenges molten tot één Raad en één Commis sie, die hun bevoe9dheden bleven ui toefenen volgens de drie Europese basisverdragen. De bevoegdheden van het Europese Parlement werden door deze fusies weinig beïnvloed. De eerste tien jaar van het bestaan van het Europese Parlement werden dan ook gebruikt om de eerste kon takten te leggen met de Raad van Ministers en om de controle op de executieve aan te passen aan de nieuwe parlementaire bevoegdhe den in de raadplegingsprocedure. De vervanging van de financiële bij dragen van de Lid-Staten door eigen middelen van de Gemeenschap maakte een eerste berekening uit breiding noodzakelijk van de begro tingsbevoegdheden van het Euro pese Parlement. Dit geschiedde bij het Verdrag van Luxemburg van 22 april 1970. Een tweede VErdrag over hetzelfde onderwerp werd op 22 juli 1975 te Brussel ondertekend. De toetreding van Denemarken, Ier land en het Verenigd Koninkrijk tot de Europese Gemeenschappen in 1973 maakte een aanpassing nood zakelijk van het aantal zetels in het Europese Parlement, dat verhoogd werd tot 198. De nieuwe inbreng van drie nationale parlementaire tradi ties gaf het Parlement onmisken baar een nieuwe impuls. Het meest opmerkelijk zijn echter de ontwik keling van de dialoog tussen Parle ment en Raad als gevolg van de nieuwe begrotingsbevoegdheden van het Europese Parlement en het begin van een reële parlementaire inspraak in het wetgevingsproces van de Gemeenschap. DE COMMISSIES Het Europese Parlement heeft twaalf vaste commissies gevormd; elk daarvan is bevoegd voor be paalde delen van het werk van de Gemeenschap. Hun werkterrein komt in grote lijnen overeen met de taakverdeling tussen de leden van de Europese Commissie. De twaalf vaste commissies zijn: Politieke Commissie, Juridische Commissie, Economische en Monetaire Commis sie, Commissie voor de begrotingen Commissie voor sociale zaken, werkgelegenheid en onderwijs, Commissie voor de landbouw, Com missie voor regionaal beleid, ruimte lijke ordening en vervoer, Commis sie voor milieubeheer, volksgezond heid en consumentenbescherming, Commissie voor energie en onder zoek, Commissie voor externe eco nomische betrekkingen, Commissie voor ontwikkeling en samenwer king, Commissie voor Reglement en verzoekschriften. Alle commissies hebben 35 leden, behalve de Commissie voor Regle ment en verzoekschriften, die 18 le den telt. Hun samenstelling geeft een zo getrouw mogelijk beeld van de nationale, en vooral van de poli tieke zetelverdeling in het Parle ment. De frakties spelen dan ook een belangrijke rol in het werk van de parlementaire commissies. Deze bereiden niet alleen de debatten voor in het Parlement in de vorm van verslagen, vragen en ontwerp resoluties, jnaar onderhouden ook tijdens de onderbrekingen van de zitting, het contact met de Commis sie en, in sommige gevallen, met de Raad van de Europese Gemeen schappen. De parlementaire commissies verga deren meestal in Brussel. Dit verge makkelijkt het contact met de Euro pese Commissie, die gehouden is hen in te lichten over haar plannen en beleid, en met de Raad. Verder kunnen commissieleden bijzondere studie- en informatieopdrachten ontvangen om ter plaatse bepaalde vraagstukken te bestuderen in het grondgebied van de landen van de Gemeenschap. DE FRACTIES Zoals in leder parlement dat rechts treeks of getrapt door vrije verkie zingen tot stand komt, geschiedt de politieke wilsvorming allereerst bin nen de fracties: de leden van een fr actie proberen een gezamenlijk poli tiek standpunt te bepalen ten aan zien van de dagelijkse problemen die in de commissies of in de ple naire vergadering rijzen. In het Eu ropese Parlement is het de fracties alleen al door hun transnationale sa menstelling niet mogelijk nationaal- egoïstische gezichtspunten te verde digen. Voor de vorming van een fractie zijn 14 leden nodig, of slechts 10 leden als zij uit ten minste drie landen af komstig zijn. Momenteel bestaan de volgende zes fracties: de Socialisti sche Fractie, die haar 63 leden re- cruteert uit 12 socialistische en so ciaal-democratische partijen in de negen Lid-Staten van de Gemeen schap. De Christendemocratische Fractie met 52 leden, afkomstig van twaalf nationale christendemocrati sche en centrumpartijen uit België, Duitsland, Frankrijk, Ierland (de Fine Gael), Italië, Luxemburg en Nederland. De Liberale en Democratische Frac tie, die 27 leden omvat uit veertien nationale partijen in alle Gemeen- schapslanden met uitzondering van Ierland. De Fractie van Europese Democraten voor de Vooruitgang met zeventien leden, namelijk Franse gaullisten, Ieren uit de Fianna Fail en één Deen uit de Deense partij voor de Vooruitgang. De Europese Conservatieve FYactie bestaat uit zeventien leden uit het Verenigd Koninkrijk en Denemar ken. De Communistische Fractie en geestverwanten recruteert haar ze- venti en leden uit drie Gemeenschapslan- den: Italië, Frankrijk en Denemar- ken. De leden van het Europese Par lement zijn niet verplicht zich bij een fractie te laten inschrijven. Zo blijven soms vertegenwoordigers van kleine nationale partijen buiten de fracties. Zij worden „niet-inge- schreven" genoemd.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Nieuwe Stadsblad | 1979 | | pagina 27