Reorganisatie binnenlands bestuur Accent op steden randstad GS voorstander tweedeling Stadsvernieuwing hoge prioriteit Drechtsteden moeten tot 1990 circa 21.000 woningen bouwen Gezicht op Delft vanuit het zuiden; op de voorgrond Den Hoorn. Provinciale staten van Zuid-Holland dragen de reorganisatie van het bin nenlands bestuur (RBB) een warm hart toe. Zij vinden dat het bestuur zowel functioneel georganiseerd moet wor den door een herverdeling van de taken en bevoegdheden, als territoriaal door een provinciale en gemeentelijke he rindeling. Provinciale staten gaan daarbij uit van een bestuursmodel met drie bestuurslagen: rijk, provincie en gemeente. Voor de (pré)gewesten zien zij in de toekomst alleen nog een taak als overlegstructuur. Over de verdeling van taken en be voegdheden van de drie bestuurslagen moet op korte termijn duidelijkheid komen. De statenleden onderschrijven in meerderheid het standpunt van ge deputeerde staten, dat er in de Provin ciewet in plaats van de zgn. negatieve lijst een positieve 1 lijst zou moeten ko men. Die moet aangeven welke taken in elk geval tot het provinciale takenpakket moeten worden gerekend. In februari 1979 hebben provinciale staten zich uitgesproken over het door de minister van binnenlandse zaken in mei 1978 gepubliceerde zeventien pro- vinciënplan. Dat gebeurde onder de nodige kritiek op het feit dat vooral omtrent de functionele aspecten nog zo weinig duidelijkheid bestaat. Dat geldt in het bijzonder de aspecten decentra lisatie van rijkstaken, de toekomstige taakverdeling tussen provincie en ge meente, de financiële verhoudingen, de aangekondigde wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de overgangsproblematiek en het punt of de voor de RBB noodzakelijke finan ciën wel beschikbaar komen. ZUID-HOLLAND „IN TWEEEN" Provinciale staten zijn na een uitge breide discussie in meerderheid tot de conclusie gekomen dat de provincie Zuid-Holland in het kader van de reor ganisatie van het binnenlands bestuur in twee provincies nieuwe stijl moet worden gesplitst. Volgens de staten moet dat wel zodanig gebeuren dit in afwijking van het voorstel van de minister van binnenlandse zaken dat de grens tussen de te vormen pro vincies Zuid-Holland Noord en Zuid- Holland Zuid globaal genomen komt te lopen langs de noordgrens van het gebied van het openbaar lichaam Rijn mond en langs de Lek. VOORWAARDEN Aan die uitspraak hebben provinciale staten wel een aantal harde voorwaar den verbonden. Zij moet als niet geda an worden beschouwd indien er naar de mening van de staten in onvoldoen de mate wordt voldaan aan de voor de RBB noodzakelijke voorwaarde van decentralisatie van rijkstaken en de daaruit voortvloeiende herverdeling van taken over de drie bestuursni veaus. Een andere voorwaarde is dat voldoen de financiële middelen ter beschikking worden gesteld om tot uitvoering van deze taken over te gaan. Voorts hebben de staten in meerderheid de uitspraak gedaan dat de provinciale herindeling niet tot Zuid-Holland beperkt mag blijven maar zich ook moet uitstrekken tot de rest van het land. Op grond hiervan meent de meer derheid van de staten dat de voorstel len tot herindeling van provincies tege lijkertijd bij de staten-generaal moeten worden ingediend en moeten worden behandeld. Provinciale staten gaan er voorts van uit dat zij nog een keer gehoord wor den over de inhoud van het uiteinde lijke wetsontwerp tot herindeling van (onder meer) Zuid-Holland. Hun uit spraak over de provinciale herindeling mag dan ook zeer beslist niet gezien worden als te zijn gedaan in het kader van art. 2 van de Provinciewet. selijk in de gemeenten Alphen aan den Rijn, Gouda en Gorinchem. Een be scheidener opvangfunctie is toegekend aan Schoonhoven en Woerden. In deze plaatsen speelt tevens het pro bleem van de stadsvernieuwing een rol, relatief niet minder belangrijk dat in grote steden, maar door de spreiding wat minder opvallend en schrijnend. Toch zal ook daar de komende decen nia veel moeten gebeuren. Om de regionale raakstelling conform het streekplan en de structuurschetsen van het rijk te kunnen waarmaken, zullen enkele van de genoemde ge meenten afhankelijk zijn van financië le steun van het rijk (onder meer loca tiesubsidie). Met name voor de stad Gouda, waar tot 1990 ongeveer7.000 woningen bij woningen moeten bouwen, waarvan circa 6.000 voor de opvangtaak. Van deze 6.000 moeten er circa 4.000 op het Eiland van Dordrecht worden gebouwd, om zde centrumpositie van Dordrecht binnen het Drechtsteden- verband reëel gestalte te geven. Duidelijk is dat Dordrecht in de totale gewenste woningbouwtaak een belang rijke rol vervult: deze gemeente zal in tien jaar tijds ten minste 10.000 en liever één twee duizend méér wo ningen moeten bouwen, waarvan 7.000 8.000 in de bouwlocatie Stadspol- ders. Het door de rijksoverheid toeken nen van de groeistad-status aan Dor drecht is hierbij dringend gewenst, me-< de gelet op de hiermee verbonden faci liteiten in het kader van de gewenste groei van het aantal arbeidsplaatsen. BOUWLOCATIES In overeenstemming met het rijksbe leid ligt bij het steclélijk inrichtingsbe- leid van de provincie voor het westen het accent op de steden van de rand stad. De stadsvernieuwing heeft hoge priori teit, de bevolkingsoverloop uit de ste den wordt beperkt. Voor uitbreiding van deze steden worden plaatsen benut die in direkte relatie met de steden staan. Dit beleid is neergelegd in de streek plannen Zuid-Holland West en Zuid- Holland Oost' Provinciale staten van Zuid-Holland hebben deze beide streekplannen in mei 1978 vastgesteld. Voor het streekplangebied Zuid- Holland Zuid is een integrale streek planherziening op komst. In Zuid- Holland heeft het openbaar lichaam Rijnmond voor zijn gebied een eigen streek plan bevoegdheid. ZUID-HOLLAND WEST Voorop staat hier de noodzaak tot stadsvernieuwing en nieuwe woning bouw in de steden. Maar omdat zd niet is te voldoen aan de totale woningbehoefte, valt niet te ontkomen aan het creëren van nieuwe bouwlocaties. Hiervoor is in de eerste plaats gezocht naar gebieden nabij de stadsrand en vervolgens naar gebieden die binnen het bereik van de steden liggen. Dit om een zo gunstig mog lijk draagvlak voor de stedelijke voorzieningen te houden. In het streekplan Zuid-Holland West zijn drie bouwlokaties aangewezen: Leidschendam-Nootdorp, Zoetermeer- Zuid en Delft-Delfgauw. Voor de gemeente Delft zijn in princi pe drie locaties beschikbaar: het Hoorns Kwadrant, een verdichting van de wijk Tanthof en Delfgauw' Het Hoorns Kwadrant levert door zijn hoge kosten 60 miljoen locatiesubsidie nodig) grote problemen op. Voor een verdere verdichting van de wijk Tanthof zijn ingrijpende maatre gelen nodig (bijvoorbeeld verlegging van secundaire weg 53 en 150 Kv-1 ei- ding van het Electriciteitsbedrijf Zuid- Holland). Delfgauw lijkt daarom de lo catie waar woningbouw zal moeten ko men. Over de bouwplaats Leidschendam- Nootdorp bestaat overeenstemming tussen het rijk en de provincie. De voorbereidingen voor de realisering zijn gestart; een ambtelijke werkgroep houdt zich hiermee bezig. Naar het zich laat aanzien biedt dit wel perspec tieven: het zal waarschijnlijk mogelijk zijn om aan de nodige milieuvoorwaar den te voldoen. Bij maximale inspanning zouden vóór 1985 de eerste woningen kunnen wor den opgeleverd. Mede doordat dit later is dan in het streekplan was voorzien is ook in de Tweede Kamer omge zien naar andere mogelijkheden (zie Zoetermeer). Provinciale Staten hebben door het aannemen van een amendement bij de vaststelling van het streekplan be paald, dat, wanneer aan de milieuhy giënische eisen in deze plaats niet tijdig kan worden voldaan, met voorrang de randstedelijke locaties aan de Vlie- trand moeten worden benut voor wo ningbouw. ZUID-HOLLAND OOST Door de concentratie van woonbefcou- wing in en rond de steden wordt ge tracht het platteland zoveel mogelijk zijn eigen karakter te laten behouden, ten dienste van de land- en tuinbouw en ook met het oog op de recreatie en natuur- en landschapsbehoud. De filosofie daarachter is, dat de stede lijk wonende mens behoefte zal hebben De Gouwe; op de voorgrond Waddinxveen, aan de horizon Boskoop. aan de mogelijkheid zich in het groen .en de rust van een niet-stedelijke om geving te ontspannen. Daarom is het beleid er op gericht de dorpen op het platteland slechts te laten bouwen voor de eigen woningbehoefte. Deze beleidslijn is vooral sterk doorge trokken in het gebied van het streek plan Zuid-Holland Oost, waar geen grote stedelijke agglomeraties voorko men en het accent sterk ligt op het op enhouden van het zogenaamde „open middengebied". In dat streekplangebied dreigt door druk uit het westen en het noorden de verstedelijking van het platteland grote vormen aan te nemen. Gepoogd zal worden deze druk te weerstaan door een stringent volkshuisvestingsbeleid, door concentratie van woningbouw bij enkele kernen en door de werkgele genheid gericht te doen toenemen. Zowel bij het volkshuisvestingsbeleid als bij het werkgelegenheidsbeleid ontbreken echter nog de instrumenten om een beleid in de door ons gewenste richting op regionaal niveau te realise ren. Ook hier achten wij een regionali sering op zijn plaats. Wel is men van mening, dat zoveel mo gelijk aan de gemeenten moet worden overgelaten, die daartoe van voldoende niveau moeten ajn. Maar men moet mogelijkheden hebben om bij het falen van het gemeentelijk beleid ten opzich te van het regionaal meest wenselijke beleid te kunnen ingrijpen. Helaas lijkt de bereidheid bij het rijk om mogelijkheden en middelen te scheppen voor de provincie nog niet erg groot. Wat woningbouw betreft acht men in Zuid-Holland Oost concentratie wen- moeten komen, is dit, mede in verband met de problematische infrastructuur, van grootbelang. In de zeer recent ver schenen nota „het rijksbeleid inzake de middelgrote kemen in Zuid- Holland" hebben wij, samen met de acht betrokken gemeentebesturen, een kritische beschouwing gewijd aan het subsidiestelsel van het rijk voor dit ter rein. ZUID-HOLLAND ZUID Het streekplangebied Zuid-Holland Zuid bestaat uit de stedelijke agglome ratie van de Drechtsteden (met Dor drecht als hoofdcentrum), plus de lan delijke gebieden Hoeksche Waard en Goeree-Overflakkee. Het provinciaal beleid is er op gericht het overgrote deel van de bevolkingsoverloop uit het direkt aangrenzende Rijnmond op te vangen in de Drechtsteden. Dit om hier de stedelijke functies eel moge= lijk in stand te houden en waar mogelijk te versterken, en tevens om suburbanisatie van de landelijke ge bieden tegen te gaan. De gezamenlijke Drechtsteden zullen in de periode 1980-1990 zo'n 21.000

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Nieuwe Stadsblad | 1979 | | pagina 25