Het gaat om 260 miljoen burgers!
^voor
Europese verkiezingen zijn nog net op tijd
Plannen
Oliecrisis
Overdragen
Controles
Veertig miljard
Goedkeuring
Samenstelling: Philip Elzerman
TIEN JAAR GELEDEN AL zeiden politici en
anderssoortige kenners van de Europese sa
menwerking dat het de hoogste tijd was om
Europese verkiezingen te organiseren. De Eu
ropese eenwording had namelijk zijn aanloop
fase achter de rug en was voorbij het punt ge
komen waarop men kon zeggen: er is geen
weg terug meer en wat er nu verder gebeurt
wordt steeds belangrijker.
Deze schildering van de si
tuatie was juist, want in
1968 bereikte de samen
werking tussen de toen
nog zes landen van de Eu
ropese Gemeenschap een
fase waarin men kon kon
stateren dat vanaf dat mo
ment de echte eenwording
moest beginnen.
HET NIEUWE STADSBLAD - PAGINA 43 VRIJDAG 1 JUNI 1979
WIE STRAKS, IN JUNI, DE
MOEITE NEEMT naar een stem
lokaal te gaan om mee te doen
aan de verkiezingen voor het Eu
ropees Parlement behoeft heus
niet bang te zijn voor noppes al
die moeite te doen. Want dat Eu
ropees Parlement heeft de afgelo
pen jaren kans gezien al. echt iets
te worden; alle verhalen over een
wassen-neus-parlerrient, dat niets
te vertellen heeft, zijn allang ver
leden tijd.
Het feit dat het Europees Parle
ment straks zal worden gekozen
heeft heel duidelijk te maken met
een ander feit, namelijk dat dit
parlement al zoveel heeft te ver
tellen dat het te gek gaat worden
dat het nog niet is gekozen. Dat
parlement is er om in de Europe
se Gemeenschap van nu negen
samenwerkende landen uit naam
van de 260 miljoen inwoners van
die landen erop toe te zien dat er
in Brussel geen al te vreemde
dingen worden gedaan met het
belastinggeld van die 260 miljoen
burgers.
Gelukkig is dat parlement ad zo
ver dat het elk jaar zijn goedkeu
ring moet geven aan de begroting
van de Europese Gemeenschap,
die nu al dicht bij de 40 miljard
gulden ligt. Dat wil zeggen dat de
Europese Ministerraad in Brussel,
dat is de vergadering van minis
ters uit de negen samenwerkende
landen, per jaar over bijna 40
miljard belastinggeld beslist.
Daarvan wordt een legertje amb
tenaren betaald, gebouwen ge
huurd, landbouwoverschotten op
gekocht, ontwikkelingshulp gege
ven, wetenschappelijk onderzoek
verricht en ga zo maar door.
En aangezien in een democratie
een absolute voorwaarde is dat
de burgers alleen belastinggeld
betalen als zij zelf een oogje kun
nen houden op de besteding er
van, moet er dus ook in de Ge
meenschap een oogje in het zeil
worden gehouden. Daarvoor dient
het Europees Parlement.
Als men nagaat wat het Europees
Parlement volgens de op schrift
gestelde regels precies mag dan
blijkt dat minder te zijn dan wat
het parlement in de praktijk doet.
Het parlement is verder op de
weg naar een echte macht dan in
het algemeen wordt gedacht.
Vanaf het moment dat de begro
ting elk jaar aan het Europees
Parlement moest worden voorge
legd volgens een nieuw ver
drag van 1975 staat de Europe
se Ministerraad voor de noodzaak
om het elk jaar met het parle
ment eens te worden. Zo niet,
dan weigert het parlement zijn
goedkeuring te geven aan de be
groting. In dat geval kunnen al
leen de allernoodzakelijkste uitga
ven worden gedaan, totdat er een
andere begroting is opgesteld die
wel de goedkeuring van het Euro
pees Parlement krijgt. De prak
tijk is geworden dat het parle
ment op een beleefde manier
chantage is gaan plegen door de
ministerraad telkens opnieuw tot
een gesprek te dwingen over
plannen (van die ministerraad)
die geld moeten kosten.
Weigert de ministerraad zo'n
overleg, dan zit het erin dat het
parlement bij de eerstvolgende
begroting het geld voor die plan-
nen schrapt ofwel de hele begro
ting verwerpt. Het parlement kan
namelijk ook op een aantal pun
ten van de begroting ingrijpen
door afzonderlijke posten te ver
hogen of te verminderen en soms
te schrappen.
Eigenlijk betekent dit dat het Eu
ropees Parlement stap voor stap
dichterbij het moment komt
waarop men zou kunnen zeggen:
nu is het een echt parlement, met
alle macht die een echt parlement
behoort te bezitten. Volgens onze,
Nederlandse opvattingen is dat
moment aangebroken als de rege
ring en het parlement ongeveer in
machtsevenwicht zijn met elkaar.
Zo ver is het in de Europese Ge
meenschap nu nog niet; maar het
Europees Parlement is al veel
verder op de goede weg dan in
het algemeen wordt aangenomen.
In de week van 23 oktober 1978
heeft het Europees Parlement nog
een heel belangrijke stap gezet
naar meer bevoegdheden. Het
heeft namelijk duidelijk tegen de
Europese Ministerraad gezegd dat
het het recht moet hebben om
zelf plannen te bedenken, en om
dan te eisen dat de Ministerraad
ermee akkoord gaat dat voor die
plannen geld op de begroting
wordt gezet.
Zelfs als de Ministerraad het niet
wil, zou dat toch moeten gebeu
ren; uiteraard wel binnen redelij
ke grenzen. De Ministerraad voelt
er nog niets voor, maar
men mag als zeker aannemen dat
het parlement binnenkort op dit
punt zijn zin zal krijgen. En dan
is het Europees Parlement weer
een duidelijke stap verder geko
men op de weg naar een echte,
Europese volksvertegenwoordi
ging. En daarom is het de moeite
waard dat Europees Parlement
straks in juni een handje te hel
pen. Tenslotte is dat parlement
de spreekbuis voor ons allen in
Brussel.
De manier waarop we het parle
ment ons eigen parlement te
hulp komen is duidelijk: naar de
stembus gaan op 7 juni, om te la
ten merken dat we dat parlement
de kans willen geven om namens
ons allen in Brussel controle uit
te oefenen op wat daar wordt uit
gedokterd, met ons geld.
Het is een kwestie van democra
tie.
Opkomst OP
7 iuni van
vitaal belang
In de eerste tien jaar heeft de
Gemeenschap voornamelijk aller
lei hindernissen tussen de zes
landen opgeruimd. In de allereer
ste plaats de invoerrechten die
de zes landen aan hun grenzen
opeisten bij het binnenkomen
van eikaars produkten. In juli
1968 waren alle invoerrechten
verdwenen, de grenzen lagen ge
heel open voor eikaars produk
ten.
Dat heeft toen een enorm effekt
gehad op handel en industrie en
men kan stellen dat de wel
vaartsgroei in de landen van de
Gemeenschap in de zestiger en
begin zeventiger jaren voor een
groot deel daaraan te danken is
geweest.
Toen het eenmaal zover was
dat de zeer vele hindernissen
waren opgeruimd begonnen
de zes landen plannen te ont
wikkelen voor een volgende
fase: de fase waarin het be
leid van de zes landen op één
noemer moet worden ge
bracht (overigens: in de land
bouw was men daarmee toen
al bezig).
Dat op één noemer brengen
bleek al spoedig een heel las
tig karwei te zijn, want als
landen met elkaar rekening
moeten gaan houden bij het
uitstippelen van een econo
misch of een sociaal beleid
dan kost dat elk land een
brokje zelfstandigheid. Al
spoedig bleek dan ook dat er
in de zes landen later uit
gebreid tot negen heel veel
nationalisme leefde, zodat
prijsgeven van zelfstandigheid
werd ervaren als een marte
ling.
Toen daarbij nog de oliecrisis
van 1973 kwam en de algeme
ne economische teruggang,
was het met de bereidheid
van de negen landen om zelf
standigheid prijs te geven bij
na helemaal gedaan, want elk
land dacht dat het zijn narig
heid het best kon bestrijden
zonder naar anderen te luiste
ren.
Maar na enkele jaren van bij-
na-stilstand in de Gemeen
schap lukte het toch om en
kele belangrijke plannen tot
een begin van uitvoering te
brengen. Zo kwam. er een
soort interne ontwikkelings
hulp tot stand officieel Re
gionaal Beleid geheten
waarbij de armste gebieden
zoals Ierland, Zuid-Italië en
delen van Groot-Brittannië
economische hulp krijgen uil
de rijke gebieden.
Na heel lang aarzelen beslo
ten de negen landen met el
kaar veel geld te gaan steken
in een project dat moet leiden
tot veilige kernenergie (het
JET-project dat is gebaseerd
op het samensmelten van
lichte atomen in plaats van
het splitsen van zware ato
men). En midden 1978 werd
op een bijeenkomst van de
regeringsleiders van de negen
landen een groot idee gelan
ceerd dat moet leiden tot een
heel nauwe samenwerking
tussen de EEG-landen op mo
netair terrein. Kortom, de Ge
meenschap is nu op tal van
terreinen bezig met plannen
die onherroepelijk moeten lei
den tot een zo nauwe vorm
van samenwerking dat er ge
meenschappelijke besluiten
genomen moeten worden. En
bij elk besluit moeten alle ne
gen landen ervan uitgaan dat
er wel eens iets kan gaan ge
beuren dat tegen zijn zin is.
Een andere ontwikkeling die
zich intussen heeft voorge
daan is dat de ministers van
buitenlandse zaken van de ne
gen landen ertoe zijn overge
gaan elkaar geregeld te raad
plegen over het buitenlands
beleid van hun regeringen.
Weliswaar kunnen ze elkaar
tot niets verplichten, maar in
gewijden weten te vertellen
dat die gesprekken van steeds
meer gewicht worden.
Aanvankelijk was er sprake
van het uitwisselen van gege
vens en het polsen van el-
kaars opvattingen. Nu is men
zover dat om een voor
beeld te noemen vooraf
gaande aan de jaarlijkse as
semblee van de Volkerenorga
nisatie de negen ministers
met elkaar bespreken wat ze
in die assemblee zullen gaan
doen. Eén van hen legt in de
assemblee zelfs een verklaring
af namens de negen minis
ters.
Ook dit leidt op den duur uit
eraard tot het prijsgeven van
een brok zelfstandigheid door
elk van de negen landen.
Nu is dat op zichzelf niet be
zwaarlijk; in tegendeel, de ne
gen landen zijn hun samen
werking in de Gemeenschap
begonnen met de bedoeling
om al deze vormen van sa
menwerking in gang te zetten.
Maar het prijsgeven van een
brok zelfstandigheid betekent
intussen wel dat de parlemen
ten van de negen landen in
de knel komen te zitten.
Als een Nederlands minister
in Brussel samen met acht
collega's uit evenzovele ande
re landen een besluit neemt
dan kan de Nederlandse
Tweede Kamer hem eigenlijk
niet op het matje roepen als
er naar de mening van de
Kamer iets fout is gegaan.
Want stel dat de Tweede Ka
mer de minister wel ter ver
antwoording roept, wat ge
beurt er dan? De minister
zegt dat hij uiteraard in eer
ste instantie een mening heeft
vertolkt die wordt gesteund
door de Tweede Kamer. Maar
toen waren er collega's uit
drie of vier andere landen die
er een heel andere opie op na
hielden. Er werd urenlang ge
debatteerd (de minister van
landbouw zal zeggen: vier da
gen en twee nachten lang, ik
werd er doodziek van) en
toen moest er uiteindelijk
toch een besluit vallen. En
ja. toen heb ik als Ne-
De kernfout van de huidige situatie is, dat de Europese Ministerraad veel te
veel macht heeft gekregen. Een deel van die macht zou bij het Europees
Parlement moeten liggen. Om dat te bewerkstelligen zijn nu de verkiezingen
van 7 juni.
derlands minister wel een
paar concessies moeten doen,
en dat geldt ook voor de
meeste andere ministers die
aanwezig waren. Dat zal het
verhaal zijn dat de Tweede
Kamer dan te horen krijgt.
Dan kan de Tweede Kamer
zo boos blijven dat het de mi
nister naar huis stuurt (wat
nog nooit is gebeurd) maar
zelfs dan blijft het eenmaal in
Brussel genomen besluit van
kracht. Een nieuwe minister
zal in de kortste keren het
zelfde kunnen overkomen als
zijn voorganger. Ook hij moet
in Brussel weten te geven en
nemen om tot besluiten te ko
men.
De feitelijke situatie is dat de
Nederlandse regering door de
Europese eenwording niet al
leen een stuk van haar eigen
(uitvoerende) macht aan
„Brussel" heeft moeten over
dragen, maar dat gelijktijdig
een stukje (controlerende)
macht van het Nederlandse
parlement is afgenomen. En
dat afgenomen stukje contro
lerende macht is ook naar
„Brussel" gegaan.
Met „Brussel" bedoelen we
dan de Europese Minister
raad, dat is de vergadering
van ministers uit de negen
landen.
Hierin zit uiteraard iets fun
damenteel fout. Een besluit
dat in Den Haag wordt geno
men komt daar tot stand in
een gesprek tussen regering
en parlement. Een besluit dat
in Brussel wordt genomen
komt tot stand in de Europe
se Ministerraad, inspraak van
een parlement is er nauwe
lijks. En daarmee is dan een
brokje democratie om zeep
geholpen.
Nu is de situatie niet zo
zwart als op het eerste ge
zicht lijkt, want er is een Eu
ropees Parlement dat wel iets
kan doen dat op controle
lijkt.
Dat Europees Parlement (sa
mengesteld uit leden van de
negen nationale parlementen)
kan de ministerraad in Brus
sel om uitleg vragen en het
kan die ministers kritiseren.
Gelukkig heeft dat Europees
Parlement sinds een paar
jaar ook de bevoegdheid om
het laatste woord te spreken
over de jaarlijkse begroting
van de Gemeenschap. Met die
bevoegdheid in de hand kan
het parlement af en toe drei
gende taal richten tot de Eu
ropese Ministerraad en dat
leidt dan wel eens tot het uit
oefenen van een redelijke in
vloed op die ministerraad.
Maar de plannen die in de
Gemeenschap op stapel staan
zijn te belangrijk en eisen te
veel samenwerking en zelfs
eenwording om met de huidi
ge positie van het Europees
Parlement nog langer genoe
gen te kunnen nemen. Dat
Europees Parlement moet zo
spoedig mogelijk de Europese
Ministerraad kunnen controle
ren en bijsturen net zoals een
nationaal parlement dat ten
aanzien van een nationale re
gering kan.
Dit is een hoofdoorzaak ge
weest van het lange gevecht
om verkiezingen voor het Eu
ropees Parlement. Als dat
parlement is gekozen zal het
niet van de ene dag op de
andere meer macht krijgen,
maar een gekozen parlement
heeft wel een goede uitgang
spositie voor een gevecht om
meer macht.
Vooral als het gekozen is
door een grote meerderheid
van kiezers. Vandaar dat de
opkomst bij de verkiezingen
van zeven juni van zo vitaal
belang is.
En wat die zevende juni be
treft: de verkiezingen hebben
eigenlijk te lang op zich la
ten wachten. Maar ja, beter
laat dan nooit.
Kom op
Europa