^\pr' Internist vraagt niet uit nieuwsgierigheid Vragen is nodig om klachten op te sporen m .-g» KNIPTIP Houd uw kamera altijd schietklaar bij de hand. Er ge beurt vaak iets, dat een foto waard is. DSFEUILLETON „Ze kunnen niks vinden, ik ben overal geweest en nou moet ik weer naar een internist en die doet toch niks aan je!'.' De patiënt met zijn maagpijnen is moedeloos ge worden. Er zijn al heel wat onder zoeken gedaan, eerst op advies van de huisarts. Toen werd hij „doorge stuurd" naar een chirurg, daarna naar een maag-darmspecialist. Weer grote onderzoeken, foto's, me- dicijnkuren. Zou het een operatie worden? Vast wel. Maar nee: nu een verwijzing naar de internist. De patiënt is langza merhand eigenlijk gaan hunkeren naar een operatie, die hem van zijn pijnen, zijn slechte spijsvertering, zijn moeheid en gebrek aan werk kracht zal genezen. En waarom dan nu die internist, die geen ope raties verricht en düs „toch niets aan je doet?" De internist kent die klachten van „ze kunnen niks vinden" maar al te goed. Niet, omdat hij als sluitsteen zou gelden bij de onderzoekende artsen, maar omdat het hier één van die gevallen betreft waarbij de klachten van een patiënt schenen te wijzen op een maagzweer, een dar minfectie, een zieke galblaas mis schien, maar bij alle gerichte on derzoeken de foto's uiteindelijk toch geen zieke plekken in het li chaam aanwijzen. Wat mag dan de oorzaak van het lijden zijn? Het is de taak van de internist, die zo mogelijk op te sporen. Lang niet altijd komt een patiënt echter via chirurgisch onderzoek bij een internist terecht. Ook de huisarts, wiens diagnose niet wijst op een (zo nodig) te verwijderen zieke plek in het lichaam, kan de pa tiënt adviseren naar een internist te gaan, omdat deze over veel meer ondfrzoekmogelijkheden beschikt. Wie is hij? Wie en wat is de internist eigenlijk? Hij is de arts voor inwendige ziek ten, als het ware de verbindings man, die elke functie en reactie van het lichaam kan doorzien. Zijn spe cialisme is voortgekomen uit de al gemene geneeskunde. Hoe meer de medische wetenschap zich ontwik kelde, hoe meer specialismen zich afsplitsten. Wij kennen nu bijvoorbeeld de lon garts, de arts voor hart- en vaat ziekten (cardioloog), de specialist voor bloedziekten en kanker, de le verspecialist, de maag- en dar marts, de reumatoloog. Zij werken elk op hun afgebakende terrein en zullen dus, wanneer zij daar geen afwijkingen bij een patiënt consta teren, naar een andere specialist verwijzen. De internist verbindt in zijn kennis en taak al deze specialismen. Hij is de arts, die zijn blik scherpt op de totale samenhang van de mens en zijn lichaam. Natuurlijk, zegt hij, bestaat de mens niet alleen uit or ganen. Pijnconcentraties, bijvoor beeld in de maag, behoeven niet te wijzen op een ziekte of afwijking van die maag. Daarom coördineert hij de ziekte verschijnselen, de klachten, de al gehele gesteldheid, de angsten en de zorgen van zijn patiënt en tracht zo, samen met de door hem gewen ste onderzoeken, de oorzaak van dev ziekte op te sporen. En dan kan het heel wel voorkomen, dat hij op zijn beurt de patiënt verwijst naar een chirurg of een andere specialist, misschien een neuroloog, reumato loog of cardioloog. Vanzelfsprekend is hij, wanneer een patiënt bij hem komt, al inge licht over de bevindingen van de huisarts of bedrijfsarts. Bezocht de patiënt al een andere specialist, dan heeft hij ook diens rapport ter be schikking. Mede met dit materiaal in handen bouwt hij zijn eigen on derzoek op. - Het is een sprookje, dat een inter nist „alles maar op zenuwen schuift", zoals sommige patiënten, geïrriteerd door vele onderzoeken, lichtvaardig kunnen beweren. Maar het komt wel degelijk voor, dat de internist moet constateren dat het lijden van een patiënt voortkomt uit psychische oorzaken. Dat wil niet zeggen dat patiënten met nerveuze symptomen zoals slechts slapen, reacties op nijpende sociale toestanden (huisvestings problemen, spanningen in het ge zin, in de partnerrelatie, op het werk) of emotionele gebeurtenis sen, „maar een zenuwdrankje krij gen en hup, alles klaart wel op". Nee, zulke verschijnselen kunnen invloed hebben op het hormonen stelsel of de schildklier en dat zijn wel degelijk ziekten. Het is een er kend medisch feit, dat een overbe laste geest het lichaam ziek kan ma ken. En de lichamelijke ziekte is het terrein van de internist. t Nooit „zomaar" „En die man vraagt maar, vraagt maar... waarom moet hij alles van je weten als je een slechte maag hebf?" klaagt een door pijnen en onderzoeken geplaagde patiënt. Ja, de internist is een grote ondervra ger, maar hij vraagt nooit „zomaar" of uit nieuwsgierigheid. Hij moet speuren naar de oorzaak van de klachten en die kan liggen op pun ten die de patiënt zelf niet onder kent. „De belangrijkste bijiers van een internist", zegt hij, „zijn een diep gaand gesprek met de patiënt en een volledig lichStnelijk onderzoek. Dit ondanks de vele moderne hulp middelen zoals laboratorium- en röntgenonderzoek. Wel 75 tot 90 procent van alle diagnoses kan worden vastgesteld op basis van een volledig gesprek". t Bij het open gesprek behoort tegen woordig gelukkig ook de informatie aan de patiënt. De tijd van het ge sloten briefje overbrengen is voor bij, al komt het hier en daar nog weieens voor. Toch blijkt vaak, dat van die informatie bij de patiënt al leen maar bepaalde punten van de mededelingen blijven hangen. Bijvoorbeeld: „Mijn bloed is niet goed". Dikwijls klinkt dat een pa tiënt angstaanjagend in de oren. Maar op welk punt en in welke mate het dan „niet goed" is, weet hij/zij niet meer. De internist zegt: „Dat kan op zoveel verschijnselen slaan. Vroeger kon het laborato rium bij bloedonderzoek maar een paar dingen vaststellen, tegenwoor dig kunnen wij wel meer dan 50 verschillende onderzoeken aanvra gen". Moderne medische vindingen of as pecten, waarover snel en vaak op pervlakkig een en ander wordt ge publiceerd blijven vaak te eenzijdig een rol spelen in de gedachten van het publiek en dus ook in die van de patiënten. Zo bijvoorbeeld: ver hoogd cholesterolgehalte in t het bloed. De wetenschap heeft zich hierop ruim bezonnen en daarbij is gebleken, dat dit helemaal niet zo verontrustend is als aanvankelijk werd gedacht. Bewezen is, dat voor sommige pa tiënten met hart- of vaatziekten een wat fors cholesterolgehalte in be paalde samenstellingen zelfs een beschermende funktie kan hebben. Een verhoogd cholesterolgehalte behoeft dus niet altijd een ver hoogd risico op te leveren. Te dik Veel patiënten komen bij de inter nist binnen omdat zij te dik zijn en er maar niet in slagen, te vermage ren. Het recept van de huisarts helpt niet en zij verwachten nu van de internist een wondermiddel. Zij krijgen dat in zekere zin, maar niet in de vorm van een afslankingsme- dicijntje. „Het is niet fraai", zegt de internist, „om bij klachten over dikte de patiënt toe te roepen: „Elk pondje gaat door 't mondje en u moet maar eens minder eten". Je zegt tegen een alcoholist ook niet: „U moet m^ar eens minder drinken". De specialist dient na te gaan of de patiënt inderdaad teveel eet of snoept, en of dat dan een psy chische oorzaak heeft (eenzaam heid, verveling, angsten of ander onbehagen) of dat mogelijk een ziekte of andere organische afwij king de oorzaak van overmatige dikte is. Door organische afwijkingen die op zichzelf niet ernstig behoeven te zijn, kan ook een normale en zelfs beperkte hoeveelheid voedsel zich voortdurend omzetten in vetten. Vaak is het heel moeilijk eruit te komen wat nu eigenlijk de oorzaak van het dikworden is. Die kan al sa menhangen met onjuiste voeding in het eerste halve levensjaar, maar evengoed met gebrek aan liefde nu. Andere klachten die de internist be reiken zijn: onbestemde fijnen, te hoge, te lage of wisselende bloed druk, teveel roken en dat niet kun nen laten, gevolgen van teveel of verkeerd medicijngebruik en na tuurlijk ook van druggebruik. 4 En dan komt hij altijd weer terug op het gesprek bij het zoeken naar de oorzaak. Want niet het verschijn sel van de ziekte of afwijking dient te worden bestreden, maar de oor zaak van alles. Samen weten Indien mogelijk, moeten specialist, huisarts en patiënt nu samen we ten, wat er aan de hand is en welke behandeling of therapie kan wor den gevolgd of beproefd. Indien mogelijk, want de arts zal moeten beoordelen, of bij werkelijk ern stige vermoedens de patiënt al rijp is om daarvan te horen. Aan de an dere kant is het vereist, dat een pa tiënt met bijvoorbeeld verslavings klachten of lijdende aan de gevol gen van slechte sociale toestanden, zelf leert onderkennen wat de spe cialist als oorzaak heeft gevonden. Hierbij vertelt de internist nog een en ander over verkeerd of teveel medicijngebruik, dat tot heel nare gevolgen kan leiden. Hij noemt dit mede een euvel van de moderne maatschappij: er zijn veel medicij nen (dikwijls met dezajfde werking maar onder verschillende fabrieks- namen) en dikwijls lokt het ene ge neesmiddel het andere uit omdat een medicijn bijwerkingen kan hebben. Bij het plastabletje komt de ka- liumpil, een onschuldige slaapta blet kan hoofdpijn overdag veroor zaken en die wordt dan weer op ei gen houtje met een pijntabletje be streden. Zo'n pijntablet kan maag stoornissen opleveren en dan zoekt men maar weer een ander middelt je.. tenslotte treedt een cirkelgang op die tot verslaving kan leiden. Maar evenzeer (en dat gebeurt no gal eens bij oudere patiënten) raakt men soms in de war en neemt de verkeerde doses in. Niet genoeg kan de specialist waarschuwen te gen onzorgvuldig omgaan met me- dicijnen.mSLl En voor wie naar huisarts of spe cialist gaat: „Dikwijls komt het voor, dat een patiënt allerlei heeft te klagen of te vragen en als puntje bij paaltje komt het belangrijkste vergeet", zegt de internist. ..Laat men van tevoren een lijstje maken van alles wat men wil zeggen. Dan weet de dokter vlug waarover het gaat en wordt er niets vergeten. En nooit bang zijn voor „de dok ter", maar ook niet bang zijn om angsten uit te spreken. Angstig zijn is normaal menselijk, maar angst is een slechte leermeester". Het laatste Een ander „samen weten" betreft de ziekte die niet meer kan worden gestopt. Die gaat leiden naar de dood. Daarbij gaat de begeleiding van de patiënt en dikwijfs ook van de naaste familie, een rol spelen. Hier valt in ons gesprek met de in ternist het woord euthanasie. Hij zegt: „Nog teveel wordt in het alge meen gedacht dat euthanasie wil zeggen: een patiënt die niet meer wil leven, doodspuiten. Deze actieve euthanasie blijft een groot probleem, waar de meeste artsen afstand van willen nemen. Wel wordt meer en meer gesproken over de passieve euthanasie, dat is: betere pijnbestrijding en de per soonlijke stervensbegeleiding, eventueel te verkiezen boven het kunstmatig via apparaturen in le ven houden van een stervende, die de naderende dood onder ogen kan zien". „Een bepaalde vorm van passieve euthanasie is er eigenlijk altijd al geweest. Denk maar eens aan vroe ger, toen er nog geen antibiotica be stonden. Zelfs wat men nu noemt „een gewone longontsteking" leidde toen dikwijls tot de dood. Omdat de artsen niets anders kon den doen dan het lijden trachten te verlichten en de patiënt geestelijk bij te staan en te bemoedigen. En hoe ontzetten veel tuberculosepa tiënten zijn niet gestorven bij niet veel meer dan passieve euthanasie: de beste verpleging geven als men medisch niets meer kon doen. Het ziekenhuis De moderne internist zal een pa tiënt zoveel mogelijk poliklinisch behandelen of misschien even ter observatie in een ziekenhuis opne men. Dat erkent en bevordert de mondigheid van de patiënt: de spe cialist vertrouwt erop, dat de pa tiënt zorgvuldig zal nakomen, wat hij voorschrijft. Alleen bij ernstige ziekten zoals kanker, hormonenaf wijkingen, bloedziekten, sterk ver hoogde bloeddruk en maagzweren, moet de patiënt in het ziekenhuis worden behandeld. De internist vindt het triest, dat tegenwoordig zoveel mensen bij hun overlijden in het ziekenhuis zijn. Vroeger was het normaal, dat men thuis stierf, nu niet meer. Thuis sterven is moeilijk geworden. De moderne woning en de gezinssi tuatie, ook het gebrek aan hulp la ten dit vaak niet toe. Ook heeft de huisarts eigenlijk geen tijd meer om de stervende vaak te bezoeken en hem of haar te begeleiden. Alleen als het gewenst is, laat men uit een oogpunt van menselijkheid patiënten nog thuis heengaan. Zo handelt onze veran derde samenleving.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Nieuwe Stadsblad | 1981 | | pagina 22