WOONDROOM Bodemverontreinigingvervolgverhaal WONEN WOONNIEUWS M ^WftiP' - •".'.JJb fit Enkele tientallen jaren geleden werd het ,,in" om buiten te gaan wonen. De stad met haar vervuiling, parkeerproble men en verouderde huizen werd massaal verlaten. In rand gemeenten werden duizenden woningen gebouwd om die trek uit de stad op te vangen. Tegenwoordig is een nieuwe tendens merkbaar. Velen keren weer terug naar de stad. De laatste jaren is veel gedaan om het leefklimaat in de stedelijke gebieden te verbeteren. De stad is weer aantrek kelijk geworden als woonplaats. We blijven verhuizen, dus. Stedebouw Oorlog Nieuwbouwwijken Verpauperen Renovatie x*y*i Mm x-t Voor starters Stads- en dorpsver nieuwing Voorzichtig Tenslotte Afval Gasfabrieken Boeren Gevaren Saneren Schoonmaak RANDSTAD-EDITIES TELEFOON 03473-72727 Eindredaktie Marijke Sterk NIEUWS Intergemeenteli j k Risicofonds VVD en eigen woningbezit i r SLAAP KAMERS'86 m i r Nieuws over slaapkamers Stad en dorp in beweging Florensengemeenten, gemeenten waar mensen wonen die in een an dere plaats werken, bestaan al vre selijk lang. In de periode van 1880 tot 1930 groeiden dorpen als Bla- ricum, Vught en Bloemendaal uit tot villadorpen voor de „happy few", die zich kon permitteren buiten te wonen. Na 1890 ontwik kelde de industrie zich in een hoog tempo. Inspanningen op havenge bied in Rotterdam, en de mijn- bouwactiviteiten in Limburg bij voorbeeld, zorgden rond de eeuw wisseling voor een sterke groei van de steden. De stad oefende grote aantrekkingskracht uit op het platteland. Haar bewoners trok ken massaal naar de steden die werk beloofden. In die steden waren natuurlijk on voldoende woningen om al deze mensen te huisvesten. En er werd dan ook onder zeer primitieve om standigheden gewoond. Het bou wen werd overgelaten aan particu liere initiatiefnemers. Voor hen stond de winstmarge voorop, en niet zozeer een kwalitatief goed huis. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd een flink gedeelte vap de wo ningvoorraad vernietigd. Na de oorlog kreeg de woningbouw dan ook de hoogste prioriteit. De wo ningnood was gigantisch. Zonder al te veel te letten op het woonop- pervlak, het comfort en afwisse ling in de bouwstijlen werden zo veel mogelijk woningen uit de grond gestampt. De saaie recht- toe-recht-aan straten in onze grote steden zijn in die na-oorlogse ja ren gebouwd. Men kon in die tijd niet te nauw kijken. Huizen, en liefst veel, daar ging het om. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat aan problemen als het enorme auto-bezit dat enkele tientallen ja ren later sterk op kwam, en het daaraangekoppelde parkeerpro bleem geen aandacht besteed werd. Het ruimtegebrek ging zoals te verwachten problemen opleveren. Daarom besloot men tot groot schalige bouw aan de rand van de gemeenten. Met behulp van gepre fabriceerde elementen was men in staat in korte tijd een hele wijk neer te zetten. Daarbij leek hoog bouw een prettige oplossing. Mo derne nieuwbouwwijken schoten als paddestoelen uit de grond. In deze wijken was wel aan parkeer ruimte gedacht en het wooncom fort was sterk verbeterd. Toch ontstonden geen woonparadijzen. Men was vergeten te letten op de plaats van het individu in de wijk. Het leven in de moderne nieuw bouwwijken werd dan ook als eentonig, grauw en eenzaam erva ren. De behoefte om anders te gaan wonen groeide weer. Dank zij de gestegen inkomens en de welvaart van de jaren zestig waren mensen in staat buiten de stad te wonen. De auto maakte het moge lijk snel tussen stad en woonplaats te pendelen. Steeds meer mensen kozen voor deze oplossing. Gaandeweg ontstond een neer waartse spiraal. Bewoners van de stadswijken en moderne nieuw bouwwijken verlieten hun woning om elders, buiten, te gaan wonen. De woningen verslechterden snel, en stonden soms tijden leeg. Ach terblijvers wilden uiteindelijk ook weg. Hele stadswijken verpauper den omdat juist de kapitaalkrach tigsten het eerst vertrokken. Op hun beurt sloten winkeliers hun winkels omdat de koopkracht daalde. De verpaupering zette nog verder door. Investeerders waag den hun geld liever niet meer aan stedebouw. Het leek er op dat de stad een snelle dood zou sterven. Stadsbesturen realiseerden zich dat aan de voortschrijdende ver krotting, migratie, vervuiling en vereenzaming een einde moest ko men. Men was bang dat de func ties van de stad als ontmoetings plaats, cultureel centrum en uit gaanscentrum verloren zou gaan. Hiervoor in de plaats zouden de Het huis aan de Meent 6 in Rozen burg is uitermate geschikt voor starters. Het is betrekkelijk nieuw, gebouwd in 1974 en is vol gens makelaar N. J. van der Laan uit Schiedam, scherp geprijsd. Daarnaast heeft het huis een aan tal plussen waardoor het zoals al werd gesteld,"met name aantrek kelijk is voor starters. Het huis ligt aan een woonerf. De tuin achter de woning ligt op het Zuiden en is dus zonnig. Hier be vindt zich tevens de vrijstaande stenen schuur. Op de begane grond vinden we ondermeer de hal, de woonkamer en de keuken. Die keuken mag er zijn. Het keukenblok is uitge voerd in luxe eiken en bevat on dermeer een ijskast, een vriezer, een elektrische kookplaat, een oven' en een vaatwasmachine. Op de eerste verdieping liggen drie slaapkamers en een luxe badka mer met ligbad. De vierde slaap kamer ligt een etage hoger. Het huis is uitstekend onderhou den, heeft hardhouten kozijnen en is voorzien van thermopane begla zing. Dat in combinatie met een zo goed als nieuwe HR-ketel maakt het energieverbruik aan trekkelijk. Voor meer informatie kan kon- takt worden opgenomen met Van der Laan makelaardij in Schie dam, telefoon 010-734734. De vraagprijs bedraagt 129.500.- Kosten Koper. De mens kent geen rust. Afwisselend zoekt men de ruimte van het platteland, de verbouwde boerderij met de eigen groentetuin, of hel cen trum van de stad, ,,met alles lekker dicht in de buurt". Woonwensen hangen af van het leefpatroon van de bur gers, hun sociale status en an dere wensen en voorkeuren. Ongrijpbare en begrijpelijke motieven wisselen elkaar af, en de mens blijft verhuizen. De overheid treedt regelend op waar dat nodig is. Door bijvoorbeeld bestemmings plannen. Agrarische grond mag niet bebouwd worden, en waar huizen staan mogen geen kantoren komen. Een van de problemen waarmee de gemeenten zich geconfron teerd zien is de trek uit de stad. Maatregelen om dat te voorkomen, en de stad weer aantrekkelijk te maken zijn begin vorig jaar van kracht geworden. Gemeenten kun nen vrij autonoom beslissen over het verbeteren van het woongenot in bepaalde stads gedeelten. Over deze rege ling, de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing, en de steeds wisselende woonwen sen van de Nederlanders gaat dit artikel. Wonen in Neder land in beweging. meer particulier initiatief van de grond. De mensen kregen weer enig geloof in de binnenstad, en investeringen werden weer attrac tief. Ook de bevolking kwam langzamerhand terug. En zo sti muleert de binnenstad zichzelf: de toenemende kwaliteit trekt nieuwe particuliere investeerders naast de overheid. Wanneer er steeds meer geïnvesteerd wordt, wordt de RcgcliflgCIl kwaliteit hoger, komen weer nieuwe investeerders enzovoorts. immers voor de hand dat ge meenten zelf het meeste inzicht hebben in de plaatselijke situaties. Het Rijk heeft wel bepaald dat de gemeenten voor het besteden van de gelden twee verordeningen op moet stellen. Er moet een in spraakverordening en een subsi dieverordening zijn. Om deze positieve ontwikkeling te stimuleren en het verval tegen te gaan heeft de overheid een nieuwe maatregel getroffen. De Wet op de stads- en dorpsvernieuwing is een nieuwe fase in de strijd tegen het verval. Voorheen, dat wil zeg gen voor januari 1985, moesten alle gemeenten de vernieuwings plannen aan het Rijk ter goedkeu ring voorleggen. Die plannen kre gen een gedetailleerde bestudering voordat het Rijk besloot al dan niet tot subsidieverstrekking over te gaan. De adminstratieve ont wikkeling, het overleg en de on derhandelingen kosten zeer veel tijd. Decentralisatie werd de op lossing voor deze wat omslachtige handelswijze. Een groot aantal ge meenten krijgt nu rechtstreeks een bedrag in hun stadsvernieuwings fonds. Zij kunnen daardoor veel flexibeler te werk gaan. Het ligt De gemeenten zijn verplicht de voorschriften met betrekking tot inspraak en het verdelen van de gelden op schrift te stellen, zodat iedereen weet waar hij of zij aan toe is. De inspraakverordening moet bepalen op welke manier de beslissingen over het geld bekend gemaakt moeten worden, en op welke manier de burgers mee mo gen praten. Ook ligt daarin vast wat burgers kunnen doen wanneer ze het niet eens zijn met de geno men besluiten. Het is tenslotte be langrijk dat de inwoners betrok ken zijn bij de vernieuwingsplan nen. Het gaat hen direct aan, vaak is medewerking van die kant, on ontbeerlijk. Voor deze inspraak heeft het Rijk minimale eisen op gesteld, de afzonderlijke ge meenten zijn vrij het recht van in spraak te vergroten. In de tweede regeling, de subsidieverordening, wordt bepaald op welke gronden aan particulieren en aan anderen, bedrijven bijvoorbeeld, subsidie verleend gaat worden. Het gaat hierbij overigens niet over de ver betering van huurwoningen. lMiijIïflllll!<jÉh..» mensen andere vormen van vrije tijdsbesteding kiezen. Opvallend was immers hoeveel inwoners in het weekend de stad ontvluchten om bijvoorbeeld in een stacaravan hun tijd door te brengen. Aan het eind van de jaren zestig werd be gonnen met de renovatie van de binnensteden. Zeer slechte wonin gen werden gesloopt en in veel middelgrote steden werd de bin nenstad helemaal vernieuwd, op nieuw opgebouwd. In de grote ste den verliep dat proces langzamer, maar ook daar werden inspannin gen geleverd om het woon, werk en leefmilieu te verbeteren. Het beleid was er steeds op gericht de binnensteden niet verder te laten groeien, maar de kwaliteit ervan te verbeteren. Zoveel mogelijk werd er gerenoveerd. In beginsel ontstond, van particuliere zijde, weinig enthousiasme over de ma nier waarop de regering de oude wijken aanpakte, de stad was in die ogen ten ondergang gedoemd. Toch kwam er na enige tijd steeds In principe niets dan goeds over de nieuwe regelingen. Het is be langrijk dat er aan het opknappen van de wat oudere woningen aan dacht wordt besteed, dat verkrot ting tegen wordt gegaan. Maar terwijl de eerste inspanningen op dit gebied tot resultaat hebben ge leid en het vertrouwen in de stad groeit, klinken alweer bezorgde geluiden. De gemeenten die vroe ger de overloop van de bewoners uit de grote steden opvingen, drei gen dezelfde cyclus te doorlopen. Onlangs promoveerde aan de Ka tholieke Universiteit in Nijmegen de socioloog J. Latten. Hij con stateert in zijn proefschrift dat steeds meer jonge mensen terug keren naar de stad. De vroegere groeigemeenten vergrijzen. Om dat het veelal jongeren zijn die geld verdienen en uitgeven is er een trek van de kapitaalkrachtigen naar de stad, en de achterblijvers geven minder geld uit, winkels verdienen minder enzovoorts. De verpaupering kijkt weer om de hoek. Dr J. Latten adviseert in zijn proefschrift de gemeenten dan ook bij het reguleren van de bewo- nersaantallen, en het opwaarderen van de oude wijken zeer voorzich tig te werk te gaan. Wanneer de terugloop zeer geleidelijk van aard is, zal dit zonder problemen voor de groeigemeenten kunnen verlo pen, zo waarschuwt hij. Wie zich verdiept in de problema tiek zal tot de conclusie moeten komen dat er een hele rij factoren zijn waarmee rekening gehouden moet worden bij de stadvernieu- Er was eens een veldje in Lekkerkerk. Een normaal stukje grond waarop in 1970 een paar huizen gebouwd worden. Gezinnen trekken erin en wonen daar prettig. Dat wil zeggen tot er een merkwaardig luchtje in de huizen hangt. Kinderen worden overdreven vuil wanneer ze in de tuin spelen en ondergrondse leidingen breken veel sneller dan gebruikelijk. Een opstapeling van dit soort voorvallen is de aanleiding tot een onderzoek. De grond blijkt ernstig vervuild. De bewoners moe ten weg, de grond moet helemaal afgegraven worden. Het Lekkerkerkse isprookje blijkt een griezelverhaal te zijn waarop nog een groot aantal afleveringen volgt. In dit artikel zetten we een aantal vervuilingen op een rijtje en bekijken hoe het zo ver heeft kunnen komen met ons Nederlands stukje grond. De volgende keer gaan we in op de menselijke kant van de zaak: hoe woont het in een „gifwijk". De affaire Lekkerkerk heeft aan het begin gestaan van alle ellende. De zaak komt uitgebreid in de pu bliciteit. In tegenstelling tot een eerdere affaire in Brabant. De enorme concentraties gif schud den de overheid wakker. Na de ontdekte bodemverontreiniging heeft de toenmalige minister Gin jaar een onderzoek gelast naar alle andere stukken grond in ons kleine landje. Het resultaat was overdonderend. De eerste telling leverde 4.000 vervuilde plaatsen op. En daarmee was de kous nog steeds niet af. Steeds worden weer nieuwe plaatsen ontdekt waar gif in de grond zit. Alleen de ergste gevallen hiervan, komen nog in het nieuws. Onlangs de Merwedepol- der in Dordrecht bijvoorbeeld weer. Zo langzamerhand lijkt heel Nederland wel vervuild te zijn en deze „vuilnisbelt" blijft maar groeien. Vanaf de vijftiger jaren nam de welvaart in snel tempo toe. We konden daardoor steeds meer con sumeren. De huishoudelijke afval berg groeide ijverig mee. Bo vendien werd steeds meer gebruik gemaakt van chemische produc ten, het afval werd steeds „vui ler". Stortplaatsen groeiden snel. Niet in de laatste plaats door be drijven die 's nachts vrachtwagens vuil, illegaal stortten. Een voorde lige en snelle manier om de troep kwijt te raken. Naderhand werden (en worden) vuilstortplaatsen op gevuld met zand. Zo ontstaat een mooi stukje grond dat geschikt is voor bijvoorbeeld bebouwing. Al leen, het gif blijft in de bodem zit ten. De vervuiling is vaak gevaar lijker dan verwacht of veronder steld. Een voorbeeld is de Merwe- depolder bij Dordrecht. Een dichtgegooide vuilnisbelt in een mooi stukje Nederland, waar de bodem ernstig verontreinigd blijkt, wanneer er al huizen staan. Naast de vervuilde bodem van de oude afvalbelten, heeft Nederland een aantal andere potentiële ver vuilers gehad. De gasfabrieken bijvoorbeeld. Het afval dat ont stond bij de productie van gas, teer en ijzeraarde, werd op het ter rein van de gasfabrieken gestort. In het begin werd dit afval nog wel verwerkt, later was weggooien de enige oplossing. Inmiddels zijn veel van deze bedrijven gesloten, op die terreinen staan nu vaak huizen. Hier geldt hetzelfde liedje als voor de belten. Vervuiling zal met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid het geval zijn. Veel van deze gebieden zijn onder zocht. Het gaat hierbij niet om en kele, op zichzelf staande gevallen. Een vijfde van alle bodemveron treinigingen is veroorzaakt door een gasfabriek. Zij vormen, na de vuilnisbelten, de grootste bron van alle kwaad. Hoewel we daar niet direct aan zouden denken zijn boeren ook mogelijke vervuilers. Kunstmest en insecticiden bevatten in de meeste gevallen een aantal „vuile stoffen". Naast deze chemische vervuilers produceer i een boeren bedrijf natuurlijk afval in de vorm van stalmest. Ook deze mest bevat stoffen die, indien ze in het grond water terecht komen, veel schade aan het milieu kunnen aanbren gen. Wettelijk zijn boeren ver plicht een betonnen plaat aan te brengen waarop de mest gestort moet worden. Deze plaat moet doorsijpelen naar de ondergrond voorkomen. De ondergrond en het grondwater moeten zo van vervuiling gevrijwaard blijven. Helaas zij de aanschafkosten van een dergelijke betonnen plaat zeer hoog, zo rond de 30.000 gulden. Voor veel boeren een onbetaal baar bedrag. Oplossingen voor het probleem liggen niet voor het grijpen. Veranderingen zijn te duur en de controle is minimaal. Het vervelende van vervuilde grond is dat je er lang op kunt wonen zonder iets te merken. Pro blemen komen vaak pas na jaren aan het licht. Het bodemleven is verstoord en planten hebben het gif opgenomen. Via het eten van groenten bereikt het de mens. Bo vendien kan gif, als het in ons grondwater terecht komt de drinkwatervoorziening in gevaar brengen. Het is dus zaak gif zo snel mogelijk op te sporen en ver volgens onschadelijk te maken. Wat moet er gebeuren tegen deze vervuiling in ons land? „Een taak voor de overheid", antwoordt men al snel. In principe doet de overheid inderdaad veel tegen de verontreiniging, maar het blijft dweilen met de kraan open. Is de oplossing voor één verontreinigde plek gevonden, dan dienen nieuwe andere zich alweer aan. Op dit moment bestaat een werkplan dat gehanteerd wordt indien van ver vuiling sprake is. Wanneer een vervuiling is aangemeld, wordt het onderzoek in vier fasen ingedeeld. De eerste fase wordt gevormde door een zogenaamd oriënterend onderzoek. Hierbij worden een aantal bodemmonsters genomen en globaal bekeken hoe ernstig de verontreiniging is. Daarop volgt een nader onderzoek. Bodem monsters worden in labaratoria geanalyseerd. Men neemt steek proeven van het grondwater. De lucht die zich in de kruipruimten van woningen bevindt wordt even eens onderzocht. Giftige gassen kunnen zich daar eenvoudig op hopen. De derde fase is het saneringson derzoek. Met een aantal deskundi gen wordt bekeken welke moge lijkheden voor schoonmaak er zijn. Speciaal wordt daarbij gelet op het effect van het schoonma ken, de uitvoerbaarheid en na tuurlijk de kosten. Pas als al deze fasen doorlopen zijn kan men overgaan tot daadwerkelijke sane ring van het gebied. Meestal is dan al heel wat tijd verstreken en heel wat geld uitgegeven. Geld is dan ook het grote struikelblok bij bo demsanering. Een onderzoek in fasen, zoals hierboven weergege ven, kost alleen al 215.000 gulden. Dan moet het schoonmaken nog beginnen. De overheid heeft te weinig financiële armslag om 4.000 plaatsen in Nederland te la ten zuiveren. Terecht hoort men steeds vaker dat de vervuiler dan maar moet betalen. Dat lijkt een oplossing, maar is het in praktijk niet. Tot nu toe hebben vervuilers nog weinig tot niets bijgedragen aan de kosten van sanering. De overheid is weliswaar een aantal processen gestart tegen enkele grote bedrijven als Philips, Shel en Duphar, maar de juridische be wijsvoering levert grote proble men op. Het is tot dusverre niet duidelijk of er ooit inderdaad door vervuilers betaald gaat wor den. Dit is het eerste van twee artikelen over bodemvervuiling. Het vol- dende zal gaan over het mense lijke aspect van vervuilingen, hoe woont het op een vervuilde bo dem? .Praktisch milieubeheer in en om het huis" is de titel van een onlangs door de Vereni ging milieudefensie uitgege ven boek. Er staat een groot aantal tips in voor een milieu vriendelijker gedrag. Het is verkrijgbaar in de boekhan del. Prijs f 29,50. De nieuwe regelingen zijn door de decentralisatie per gemeente zeer verschillend geworden. Elk gemeentebestuur kan zelf bepa len hoe zij het geld uit haar stadsvernieuwingsfonds gaat gebrui ken. Soms kunnen voor het opknappen van een eigen woning aanzienlijke bijdragen ontvangen worden. Hier en daar is het zelfs mogelijk om geld te krijgen voor een bewonersoverleg, of subsidie voor een huurdersvereniging. Elke gemeente is vrij in zijn eigen regelingen. Hierdoor zijn grote verschillen ontstaan, niet in de laatste plaats omdat het budget per gemeente ook erg verschillend is. Over een grootste gemene deler kan nog niet ge sproken worden. Mr. W. Sanders, deskundige van de Vereniging Nederlandse gemeenten verklaart: „Wij zijn nu een jaar met deze nieuwe regeling aan het werk. Ik heb het idee dat elke gemeente de regeling op zijn eigen, passende wijze invult. Het hangt na tuurlijk ook voor een gedeelte af van de financiële middelen die een gemeente heeft. Sommige plaatsen hebben maar zo'n klein budget dat daar niet veel mee mogelijk is." wing. Hierboven is wellicht iets van de problemen waarmee de vernieuwers in aanraking kwamen duidelijk geworden. Bij vernieu wen komt meer kijken dan bou wen of renoveren. Op de lange termijn kan een vernieuwing niet voorziene gevolgen hebben. Deze week staat de problematiek van de stadsvernieuwing centraal op een nationaal symposium dat gehou den wordt in de Rotterdamse Ahoy. Vermoedelijk zal de roep om de binnensteden mede aan trekkelijk te maken voor hogere inkomensgroepen ook daar te ho ren zijn. Van de kant van de ge meente wordt de nodige kritiek verwacht op de nieuwe Wet. Een recent onderzoek van de economi sche faculteit van de katholieke Hogeschool in Tilburg geeft aan dat zestig procent van de ge meenten niet te spreken is over de huidige regelingen. De vorig jaar ingevoerde regeling werkt welis waar decentraliserend maar niet deregulerend. Papiermassa's zijn er dus nog steeds. Daarnaast be staat bij de onderzochte ge meenten de indruk dat men nu, ook financieel, veel slechter uit is. Nederland telt ongeveer anderhalf miljoen matige tot slechte huizen, volgens de cijfers van de Kwalita tieve Woningregistratie. Met ma tig tot slecht wordt bedoeld dat in ieder geval groot onderhoud en woningverbetering nodig is. Er is dus nog veel te doen! Kopen met gemeentegarantie heeft voor de koper twee voorde len. Hij kan meer hypotheek ne men tegen een lagere rente. Ban ken zijn tot deze soepele opstelling bereid omdat gemeentenen het Rijk elk voor vijftig procent van de lening garant staan. Met name sinds 1980 zijn de ver liezen voor de plaatselijke en lan delijke overheid sterk opgelopen. Tegenvallende inkomensontwik kelingen, de explosieve groei van de werkloosheid, de toename van het aantal echtscheidingen in com binatie met de slechte verkoopmo gelijkheden en de dalende huizen prijzen zijn daarvoor de belang rijkste oorzaken. Al in 1984 kon digde staatssecretaris Brokx aan een zogenaamd Intergemeentelijk grantiefonds in het leven te willen roepen. Daardoor zouden de ver liezen met name bij gedwongen verkoop beperkt kunnen blijven. Om alle details van een dergelijke aanpassing in kaart te brengen in stalleerde de staatssecretaris een werkgroep. Die heeft onlangs haar eindconclusie in een rapport vastgelegd. De leden bepleiten het in het leven roepen van een fonds waardoor eventuele verliezen be perkt en beheersbaar worden. Daarnaast wordt de invoering van een zogenaamde woonlastenverze kering geadviseerd. Daardoor zou de woonlast nooit boven een vooraf bepaalde norm uit mogen stijgen. Op die wijze is de eige naar-bewoner ingedekt tegen de gevolgen van werkloosheid en der gelijke. Het wachten is nu op een reactie van het Kabinet. Het ziet er naar uit dat eigenaar bewoners bij de komende verkie zingen op de VVD moeten stem men. Wanneer zij althans zich uit sluitend zouden laten leiden door wat de plannen van de VVD op het gebied van het eigen woning- bezit zijn. Het verkiezingspro gramma ziet er namelijk veelbelo vend uit. Men wil een verlaging van de overdrachtsbelasting. Daardoor zou de verkoopbaar heid van huizen weieens toe kun nen nemen en wordt het gemakke lijker om door te stromen naar een ander, eventueel wat duurder huis. pfmiaotm NWflttó Daarnaast moeten volgens de VVD de gemeentelijke vestigings voorwaarden en verkoopregule- rende bepalingen worden opgehe ven. Natuurlijk blijft de fiscale aftrekbaarheid van de hypotheek rente onaangetast. Voor wat de gemeentegarantie betreft stelt de VVD een aantal verbeteringen voor van de huidige regeling. iHfOftMA: k Nfm VUL* Df CON5»ÜM?N* De slaapkamer heeft zich in de af gelopen jaren opgewerkt tot een volwaardig leefvertrek. Hing het er vroeger bij de inrichting nog weieens wat bij, tegenwoordig kennen we een ware „slaapka mermode". Die opstelling heeft natuurlijk ook gevolgen voor ons koopge drag, men wordt kritischer. Vaak is daar ook alle reden toe want het gaat bij deze aankopen dikwijls om redelijk grote bedragen. Vooraf kijken en vergelijken is daarom het motto. Daarbij kan een actueel overzicht van wat er op dit gebied allemaal te koop is en waar men op moet letten, een zeer goed hulpmiddel zijn. Die in formatie vindt men in de nieuwe Welke-gids „Slaapkamers '86".' Een blad vol artikelen over het kiezen van het ledikant, de bedbo- dem, de matras, het beddegoed, kasten, de stoffering en zelfs de verlichting van de slaapkamer. Daarnaast bevat deze gids ook een grote hoeveelheid praktische tips. Zo is ondermeer te lezen dat een bed nooit midden in een vertrek mag staan. Zorg ervoor dat het tenminste aan een kant tegen een muur aanstaat of dat het hoofd einde tegen een kastenwand aan leunt. „Slaapkamers '86" is voor 4,95 te koop bij de boekhandel of dé tijdschriftenwinkelier.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Nieuwe Stadsblad | 1986 | | pagina 13