WOONDROOM
Bodemverontreinigingvervolgverhaal
WONEN
WOONNIEUWS
M
^WftiP' -
•".'.JJb
fit
Enkele tientallen jaren geleden werd het ,,in" om buiten te
gaan wonen. De stad met haar vervuiling, parkeerproble
men en verouderde huizen werd massaal verlaten. In rand
gemeenten werden duizenden woningen gebouwd om die
trek uit de stad op te vangen. Tegenwoordig is een nieuwe
tendens merkbaar. Velen keren weer terug naar de stad.
De laatste jaren is veel gedaan om het leefklimaat in de
stedelijke gebieden te verbeteren. De stad is weer aantrek
kelijk geworden als woonplaats. We blijven verhuizen,
dus.
Stedebouw
Oorlog
Nieuwbouwwijken
Verpauperen
Renovatie
x*y*i
Mm
x-t
Voor starters
Stads- en dorpsver
nieuwing
Voorzichtig
Tenslotte
Afval
Gasfabrieken
Boeren
Gevaren
Saneren
Schoonmaak
RANDSTAD-EDITIES
TELEFOON 03473-72727
Eindredaktie
Marijke Sterk
NIEUWS
Intergemeenteli j k
Risicofonds
VVD en eigen
woningbezit
i r
SLAAP
KAMERS'86
m i r
Nieuws over
slaapkamers
Stad en dorp in beweging
Florensengemeenten, gemeenten
waar mensen wonen die in een an
dere plaats werken, bestaan al vre
selijk lang. In de periode van 1880
tot 1930 groeiden dorpen als Bla-
ricum, Vught en Bloemendaal uit
tot villadorpen voor de „happy
few", die zich kon permitteren
buiten te wonen. Na 1890 ontwik
kelde de industrie zich in een hoog
tempo. Inspanningen op havenge
bied in Rotterdam, en de mijn-
bouwactiviteiten in Limburg bij
voorbeeld, zorgden rond de eeuw
wisseling voor een sterke groei van
de steden. De stad oefende grote
aantrekkingskracht uit op het
platteland. Haar bewoners trok
ken massaal naar de steden die
werk beloofden.
In die steden waren natuurlijk on
voldoende woningen om al deze
mensen te huisvesten. En er werd
dan ook onder zeer primitieve om
standigheden gewoond. Het bou
wen werd overgelaten aan particu
liere initiatiefnemers. Voor hen
stond de winstmarge voorop, en
niet zozeer een kwalitatief goed
huis.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog
werd een flink gedeelte vap de wo
ningvoorraad vernietigd. Na de
oorlog kreeg de woningbouw dan
ook de hoogste prioriteit. De wo
ningnood was gigantisch. Zonder
al te veel te letten op het woonop-
pervlak, het comfort en afwisse
ling in de bouwstijlen werden zo
veel mogelijk woningen uit de
grond gestampt. De saaie recht-
toe-recht-aan straten in onze grote
steden zijn in die na-oorlogse ja
ren gebouwd. Men kon in die tijd
niet te nauw kijken. Huizen, en
liefst veel, daar ging het om. Het
is dan ook niet verwonderlijk, dat
aan problemen als het enorme
auto-bezit dat enkele tientallen ja
ren later sterk op kwam, en het
daaraangekoppelde parkeerpro
bleem geen aandacht besteed
werd.
Het ruimtegebrek ging zoals te
verwachten problemen opleveren.
Daarom besloot men tot groot
schalige bouw aan de rand van de
gemeenten. Met behulp van gepre
fabriceerde elementen was men in
staat in korte tijd een hele wijk
neer te zetten. Daarbij leek hoog
bouw een prettige oplossing. Mo
derne nieuwbouwwijken schoten
als paddestoelen uit de grond. In
deze wijken was wel aan parkeer
ruimte gedacht en het wooncom
fort was sterk verbeterd. Toch
ontstonden geen woonparadijzen.
Men was vergeten te letten op de
plaats van het individu in de wijk.
Het leven in de moderne nieuw
bouwwijken werd dan ook als
eentonig, grauw en eenzaam erva
ren. De behoefte om anders te
gaan wonen groeide weer. Dank
zij de gestegen inkomens en de
welvaart van de jaren zestig waren
mensen in staat buiten de stad te
wonen. De auto maakte het moge
lijk snel tussen stad en woonplaats
te pendelen. Steeds meer mensen
kozen voor deze oplossing.
Gaandeweg ontstond een neer
waartse spiraal. Bewoners van de
stadswijken en moderne nieuw
bouwwijken verlieten hun woning
om elders, buiten, te gaan wonen.
De woningen verslechterden snel,
en stonden soms tijden leeg. Ach
terblijvers wilden uiteindelijk ook
weg. Hele stadswijken verpauper
den omdat juist de kapitaalkrach
tigsten het eerst vertrokken. Op
hun beurt sloten winkeliers hun
winkels omdat de koopkracht
daalde. De verpaupering zette nog
verder door. Investeerders waag
den hun geld liever niet meer aan
stedebouw. Het leek er op dat de
stad een snelle dood zou sterven.
Stadsbesturen realiseerden zich
dat aan de voortschrijdende ver
krotting, migratie, vervuiling en
vereenzaming een einde moest ko
men. Men was bang dat de func
ties van de stad als ontmoetings
plaats, cultureel centrum en uit
gaanscentrum verloren zou gaan.
Hiervoor in de plaats zouden de
Het huis aan de Meent 6 in Rozen
burg is uitermate geschikt voor
starters. Het is betrekkelijk
nieuw, gebouwd in 1974 en is vol
gens makelaar N. J. van der Laan
uit Schiedam, scherp geprijsd.
Daarnaast heeft het huis een aan
tal plussen waardoor het zoals al
werd gesteld,"met name aantrek
kelijk is voor starters.
Het huis ligt aan een woonerf. De
tuin achter de woning ligt op het
Zuiden en is dus zonnig. Hier be
vindt zich tevens de vrijstaande
stenen schuur.
Op de begane grond vinden we
ondermeer de hal, de woonkamer
en de keuken. Die keuken mag er
zijn. Het keukenblok is uitge
voerd in luxe eiken en bevat on
dermeer een ijskast, een vriezer,
een elektrische kookplaat, een
oven' en een vaatwasmachine. Op
de eerste verdieping liggen drie
slaapkamers en een luxe badka
mer met ligbad. De vierde slaap
kamer ligt een etage hoger.
Het huis is uitstekend onderhou
den, heeft hardhouten kozijnen en
is voorzien van thermopane begla
zing. Dat in combinatie met een
zo goed als nieuwe HR-ketel
maakt het energieverbruik aan
trekkelijk.
Voor meer informatie kan kon-
takt worden opgenomen met Van
der Laan makelaardij in Schie
dam, telefoon 010-734734.
De vraagprijs bedraagt
129.500.- Kosten Koper.
De mens kent geen rust.
Afwisselend zoekt men de
ruimte van het platteland, de
verbouwde boerderij met de
eigen groentetuin, of hel cen
trum van de stad, ,,met alles
lekker dicht in de buurt".
Woonwensen hangen af van
het leefpatroon van de bur
gers, hun sociale status en an
dere wensen en voorkeuren.
Ongrijpbare en begrijpelijke
motieven wisselen elkaar af,
en de mens blijft verhuizen.
De overheid treedt regelend
op waar dat nodig is. Door
bijvoorbeeld bestemmings
plannen. Agrarische grond
mag niet bebouwd worden,
en waar huizen staan mogen
geen kantoren komen. Een
van de problemen waarmee
de gemeenten zich geconfron
teerd zien is de trek uit de
stad. Maatregelen om dat te
voorkomen, en de stad weer
aantrekkelijk te maken zijn
begin vorig jaar van kracht
geworden. Gemeenten kun
nen vrij autonoom beslissen
over het verbeteren van het
woongenot in bepaalde stads
gedeelten. Over deze rege
ling, de Wet op de stads- en
dorpsvernieuwing, en de
steeds wisselende woonwen
sen van de Nederlanders gaat
dit artikel. Wonen in Neder
land in beweging.
meer particulier initiatief van de
grond. De mensen kregen weer
enig geloof in de binnenstad, en
investeringen werden weer attrac
tief. Ook de bevolking kwam
langzamerhand terug. En zo sti
muleert de binnenstad zichzelf: de
toenemende kwaliteit trekt nieuwe
particuliere investeerders naast de
overheid. Wanneer er steeds meer
geïnvesteerd wordt, wordt de RcgcliflgCIl
kwaliteit hoger, komen weer
nieuwe investeerders enzovoorts.
immers voor de hand dat ge
meenten zelf het meeste inzicht
hebben in de plaatselijke situaties.
Het Rijk heeft wel bepaald dat de
gemeenten voor het besteden van
de gelden twee verordeningen op
moet stellen. Er moet een in
spraakverordening en een subsi
dieverordening zijn.
Om deze positieve ontwikkeling te
stimuleren en het verval tegen te
gaan heeft de overheid een nieuwe
maatregel getroffen. De Wet op
de stads- en dorpsvernieuwing is
een nieuwe fase in de strijd tegen
het verval. Voorheen, dat wil zeg
gen voor januari 1985, moesten
alle gemeenten de vernieuwings
plannen aan het Rijk ter goedkeu
ring voorleggen. Die plannen kre
gen een gedetailleerde bestudering
voordat het Rijk besloot al dan
niet tot subsidieverstrekking over
te gaan. De adminstratieve ont
wikkeling, het overleg en de on
derhandelingen kosten zeer veel
tijd. Decentralisatie werd de op
lossing voor deze wat omslachtige
handelswijze. Een groot aantal ge
meenten krijgt nu rechtstreeks een
bedrag in hun stadsvernieuwings
fonds. Zij kunnen daardoor veel
flexibeler te werk gaan. Het ligt
De gemeenten zijn verplicht de
voorschriften met betrekking tot
inspraak en het verdelen van de
gelden op schrift te stellen, zodat
iedereen weet waar hij of zij aan
toe is. De inspraakverordening
moet bepalen op welke manier de
beslissingen over het geld bekend
gemaakt moeten worden, en op
welke manier de burgers mee mo
gen praten. Ook ligt daarin vast
wat burgers kunnen doen wanneer
ze het niet eens zijn met de geno
men besluiten. Het is tenslotte be
langrijk dat de inwoners betrok
ken zijn bij de vernieuwingsplan
nen. Het gaat hen direct aan, vaak
is medewerking van die kant, on
ontbeerlijk. Voor deze inspraak
heeft het Rijk minimale eisen op
gesteld, de afzonderlijke ge
meenten zijn vrij het recht van in
spraak te vergroten. In de tweede
regeling, de subsidieverordening,
wordt bepaald op welke gronden
aan particulieren en aan anderen,
bedrijven bijvoorbeeld, subsidie
verleend gaat worden. Het gaat
hierbij overigens niet over de ver
betering van huurwoningen.
lMiijIïflllll!<jÉh..»
mensen andere vormen van vrije
tijdsbesteding kiezen. Opvallend
was immers hoeveel inwoners in
het weekend de stad ontvluchten
om bijvoorbeeld in een stacaravan
hun tijd door te brengen. Aan het
eind van de jaren zestig werd be
gonnen met de renovatie van de
binnensteden. Zeer slechte wonin
gen werden gesloopt en in veel
middelgrote steden werd de bin
nenstad helemaal vernieuwd, op
nieuw opgebouwd. In de grote ste
den verliep dat proces langzamer,
maar ook daar werden inspannin
gen geleverd om het woon, werk
en leefmilieu te verbeteren. Het
beleid was er steeds op gericht de
binnensteden niet verder te laten
groeien, maar de kwaliteit ervan
te verbeteren. Zoveel mogelijk
werd er gerenoveerd. In beginsel
ontstond, van particuliere zijde,
weinig enthousiasme over de ma
nier waarop de regering de oude
wijken aanpakte, de stad was in
die ogen ten ondergang gedoemd.
Toch kwam er na enige tijd steeds
In principe niets dan goeds over
de nieuwe regelingen. Het is be
langrijk dat er aan het opknappen
van de wat oudere woningen aan
dacht wordt besteed, dat verkrot
ting tegen wordt gegaan. Maar
terwijl de eerste inspanningen op
dit gebied tot resultaat hebben ge
leid en het vertrouwen in de stad
groeit, klinken alweer bezorgde
geluiden. De gemeenten die vroe
ger de overloop van de bewoners
uit de grote steden opvingen, drei
gen dezelfde cyclus te doorlopen.
Onlangs promoveerde aan de Ka
tholieke Universiteit in Nijmegen
de socioloog J. Latten. Hij con
stateert in zijn proefschrift dat
steeds meer jonge mensen terug
keren naar de stad. De vroegere
groeigemeenten vergrijzen. Om
dat het veelal jongeren zijn die
geld verdienen en uitgeven is er
een trek van de kapitaalkrachtigen
naar de stad, en de achterblijvers
geven minder geld uit, winkels
verdienen minder enzovoorts. De
verpaupering kijkt weer om de
hoek.
Dr J. Latten adviseert in zijn
proefschrift de gemeenten dan
ook bij het reguleren van de bewo-
nersaantallen, en het opwaarderen
van de oude wijken zeer voorzich
tig te werk te gaan. Wanneer de
terugloop zeer geleidelijk van aard
is, zal dit zonder problemen voor
de groeigemeenten kunnen verlo
pen, zo waarschuwt hij.
Wie zich verdiept in de problema
tiek zal tot de conclusie moeten
komen dat er een hele rij factoren
zijn waarmee rekening gehouden
moet worden bij de stadvernieu-
Er was eens een veldje in Lekkerkerk. Een normaal stukje grond
waarop in 1970 een paar huizen gebouwd worden. Gezinnen trekken
erin en wonen daar prettig. Dat wil zeggen tot er een merkwaardig
luchtje in de huizen hangt. Kinderen worden overdreven vuil wanneer ze
in de tuin spelen en ondergrondse leidingen breken veel sneller dan
gebruikelijk. Een opstapeling van dit soort voorvallen is de aanleiding
tot een onderzoek. De grond blijkt ernstig vervuild. De bewoners moe
ten weg, de grond moet helemaal afgegraven worden. Het Lekkerkerkse
isprookje blijkt een griezelverhaal te zijn waarop nog een groot aantal
afleveringen volgt.
In dit artikel zetten we een aantal vervuilingen op een rijtje en bekijken
hoe het zo ver heeft kunnen komen met ons Nederlands stukje grond.
De volgende keer gaan we in op de menselijke kant van de zaak: hoe
woont het in een „gifwijk".
De affaire Lekkerkerk heeft aan
het begin gestaan van alle ellende.
De zaak komt uitgebreid in de pu
bliciteit. In tegenstelling tot een
eerdere affaire in Brabant. De
enorme concentraties gif schud
den de overheid wakker. Na de
ontdekte bodemverontreiniging
heeft de toenmalige minister Gin
jaar een onderzoek gelast naar alle
andere stukken grond in ons
kleine landje. Het resultaat was
overdonderend. De eerste telling
leverde 4.000 vervuilde plaatsen
op. En daarmee was de kous nog
steeds niet af. Steeds worden weer
nieuwe plaatsen ontdekt waar gif
in de grond zit. Alleen de ergste
gevallen hiervan, komen nog in het
nieuws. Onlangs de Merwedepol-
der in Dordrecht bijvoorbeeld
weer. Zo langzamerhand lijkt heel
Nederland wel vervuild te zijn en
deze „vuilnisbelt" blijft maar
groeien.
Vanaf de vijftiger jaren nam de
welvaart in snel tempo toe. We
konden daardoor steeds meer con
sumeren. De huishoudelijke afval
berg groeide ijverig mee. Bo
vendien werd steeds meer gebruik
gemaakt van chemische produc
ten, het afval werd steeds „vui
ler". Stortplaatsen groeiden snel.
Niet in de laatste plaats door be
drijven die 's nachts vrachtwagens
vuil, illegaal stortten. Een voorde
lige en snelle manier om de troep
kwijt te raken. Naderhand werden
(en worden) vuilstortplaatsen op
gevuld met zand. Zo ontstaat een
mooi stukje grond dat geschikt is
voor bijvoorbeeld bebouwing. Al
leen, het gif blijft in de bodem zit
ten. De vervuiling is vaak gevaar
lijker dan verwacht of veronder
steld. Een voorbeeld is de Merwe-
depolder bij Dordrecht. Een
dichtgegooide vuilnisbelt in een
mooi stukje Nederland, waar de
bodem ernstig verontreinigd
blijkt, wanneer er al huizen staan.
Naast de vervuilde bodem van de
oude afvalbelten, heeft Nederland
een aantal andere potentiële ver
vuilers gehad. De gasfabrieken
bijvoorbeeld. Het afval dat ont
stond bij de productie van gas,
teer en ijzeraarde, werd op het ter
rein van de gasfabrieken gestort.
In het begin werd dit afval nog wel
verwerkt, later was weggooien de
enige oplossing. Inmiddels zijn
veel van deze bedrijven gesloten,
op die terreinen staan nu vaak
huizen. Hier geldt hetzelfde liedje
als voor de belten. Vervuiling zal
met aan zekerheid grenzende
waarschijnlijkheid het geval zijn.
Veel van deze gebieden zijn onder
zocht. Het gaat hierbij niet om en
kele, op zichzelf staande gevallen.
Een vijfde van alle bodemveron
treinigingen is veroorzaakt door
een gasfabriek. Zij vormen, na de
vuilnisbelten, de grootste bron
van alle kwaad.
Hoewel we daar niet direct aan
zouden denken zijn boeren ook
mogelijke vervuilers. Kunstmest
en insecticiden bevatten in de
meeste gevallen een aantal „vuile
stoffen". Naast deze chemische
vervuilers produceer i een boeren
bedrijf natuurlijk afval in de vorm
van stalmest. Ook deze mest bevat
stoffen die, indien ze in het grond
water terecht komen, veel schade
aan het milieu kunnen aanbren
gen. Wettelijk zijn boeren ver
plicht een betonnen plaat aan te
brengen waarop de mest gestort
moet worden. Deze plaat moet
doorsijpelen naar de ondergrond
voorkomen. De ondergrond en
het grondwater moeten zo van
vervuiling gevrijwaard blijven.
Helaas zij de aanschafkosten van
een dergelijke betonnen plaat zeer
hoog, zo rond de 30.000 gulden.
Voor veel boeren een onbetaal
baar bedrag. Oplossingen voor
het probleem liggen niet voor het
grijpen. Veranderingen zijn te
duur en de controle is minimaal.
Het vervelende van vervuilde
grond is dat je er lang op kunt
wonen zonder iets te merken. Pro
blemen komen vaak pas na jaren
aan het licht. Het bodemleven is
verstoord en planten hebben het
gif opgenomen. Via het eten van
groenten bereikt het de mens. Bo
vendien kan gif, als het in ons
grondwater terecht komt de
drinkwatervoorziening in gevaar
brengen. Het is dus zaak gif zo
snel mogelijk op te sporen en ver
volgens onschadelijk te maken.
Wat moet er gebeuren tegen deze
vervuiling in ons land? „Een taak
voor de overheid", antwoordt
men al snel. In principe doet de
overheid inderdaad veel tegen de
verontreiniging, maar het blijft
dweilen met de kraan open. Is de
oplossing voor één verontreinigde
plek gevonden, dan dienen nieuwe
andere zich alweer aan. Op dit
moment bestaat een werkplan dat
gehanteerd wordt indien van ver
vuiling sprake is. Wanneer een
vervuiling is aangemeld, wordt het
onderzoek in vier fasen ingedeeld.
De eerste fase wordt gevormde
door een zogenaamd oriënterend
onderzoek. Hierbij worden een
aantal bodemmonsters genomen
en globaal bekeken hoe ernstig de
verontreiniging is. Daarop volgt
een nader onderzoek. Bodem
monsters worden in labaratoria
geanalyseerd. Men neemt steek
proeven van het grondwater. De
lucht die zich in de kruipruimten
van woningen bevindt wordt even
eens onderzocht. Giftige gassen
kunnen zich daar eenvoudig op
hopen.
De derde fase is het saneringson
derzoek. Met een aantal deskundi
gen wordt bekeken welke moge
lijkheden voor schoonmaak er
zijn. Speciaal wordt daarbij gelet
op het effect van het schoonma
ken, de uitvoerbaarheid en na
tuurlijk de kosten. Pas als al deze
fasen doorlopen zijn kan men
overgaan tot daadwerkelijke sane
ring van het gebied. Meestal is dan
al heel wat tijd verstreken en heel
wat geld uitgegeven. Geld is dan
ook het grote struikelblok bij bo
demsanering. Een onderzoek in
fasen, zoals hierboven weergege
ven, kost alleen al 215.000 gulden.
Dan moet het schoonmaken nog
beginnen. De overheid heeft te
weinig financiële armslag om
4.000 plaatsen in Nederland te la
ten zuiveren. Terecht hoort men
steeds vaker dat de vervuiler dan
maar moet betalen. Dat lijkt een
oplossing, maar is het in praktijk
niet. Tot nu toe hebben vervuilers
nog weinig tot niets bijgedragen
aan de kosten van sanering. De
overheid is weliswaar een aantal
processen gestart tegen enkele
grote bedrijven als Philips, Shel
en Duphar, maar de juridische be
wijsvoering levert grote proble
men op. Het is tot dusverre niet
duidelijk of er ooit inderdaad
door vervuilers betaald gaat wor
den.
Dit is het eerste van twee artikelen
over bodemvervuiling. Het vol-
dende zal gaan over het mense
lijke aspect van vervuilingen, hoe
woont het op een vervuilde bo
dem?
.Praktisch milieubeheer in
en om het huis" is de titel van
een onlangs door de Vereni
ging milieudefensie uitgege
ven boek. Er staat een groot
aantal tips in voor een milieu
vriendelijker gedrag. Het is
verkrijgbaar in de boekhan
del. Prijs f 29,50.
De nieuwe regelingen zijn door de decentralisatie per gemeente
zeer verschillend geworden. Elk gemeentebestuur kan zelf bepa
len hoe zij het geld uit haar stadsvernieuwingsfonds gaat gebrui
ken. Soms kunnen voor het opknappen van een eigen woning
aanzienlijke bijdragen ontvangen worden. Hier en daar is het
zelfs mogelijk om geld te krijgen voor een bewonersoverleg, of
subsidie voor een huurdersvereniging. Elke gemeente is vrij in
zijn eigen regelingen. Hierdoor zijn grote verschillen ontstaan,
niet in de laatste plaats omdat het budget per gemeente ook erg
verschillend is. Over een grootste gemene deler kan nog niet ge
sproken worden. Mr. W. Sanders, deskundige van de Vereniging
Nederlandse gemeenten verklaart: „Wij zijn nu een jaar met deze
nieuwe regeling aan het werk. Ik heb het idee dat elke gemeente
de regeling op zijn eigen, passende wijze invult. Het hangt na
tuurlijk ook voor een gedeelte af van de financiële middelen die
een gemeente heeft. Sommige plaatsen hebben maar zo'n klein
budget dat daar niet veel mee mogelijk is."
wing. Hierboven is wellicht iets
van de problemen waarmee de
vernieuwers in aanraking kwamen
duidelijk geworden. Bij vernieu
wen komt meer kijken dan bou
wen of renoveren. Op de lange
termijn kan een vernieuwing niet
voorziene gevolgen hebben. Deze
week staat de problematiek van de
stadsvernieuwing centraal op een
nationaal symposium dat gehou
den wordt in de Rotterdamse
Ahoy. Vermoedelijk zal de roep
om de binnensteden mede aan
trekkelijk te maken voor hogere
inkomensgroepen ook daar te ho
ren zijn. Van de kant van de ge
meente wordt de nodige kritiek
verwacht op de nieuwe Wet. Een
recent onderzoek van de economi
sche faculteit van de katholieke
Hogeschool in Tilburg geeft aan
dat zestig procent van de ge
meenten niet te spreken is over de
huidige regelingen. De vorig jaar
ingevoerde regeling werkt welis
waar decentraliserend maar niet
deregulerend. Papiermassa's zijn
er dus nog steeds. Daarnaast be
staat bij de onderzochte ge
meenten de indruk dat men nu,
ook financieel, veel slechter uit is.
Nederland telt ongeveer anderhalf
miljoen matige tot slechte huizen,
volgens de cijfers van de Kwalita
tieve Woningregistratie. Met ma
tig tot slecht wordt bedoeld dat in
ieder geval groot onderhoud en
woningverbetering nodig is. Er is
dus nog veel te doen!
Kopen met gemeentegarantie
heeft voor de koper twee voorde
len. Hij kan meer hypotheek ne
men tegen een lagere rente. Ban
ken zijn tot deze soepele opstelling
bereid omdat gemeentenen het
Rijk elk voor vijftig procent van
de lening garant staan.
Met name sinds 1980 zijn de ver
liezen voor de plaatselijke en lan
delijke overheid sterk opgelopen.
Tegenvallende inkomensontwik
kelingen, de explosieve groei van
de werkloosheid, de toename van
het aantal echtscheidingen in com
binatie met de slechte verkoopmo
gelijkheden en de dalende huizen
prijzen zijn daarvoor de belang
rijkste oorzaken. Al in 1984 kon
digde staatssecretaris Brokx aan
een zogenaamd Intergemeentelijk
grantiefonds in het leven te willen
roepen. Daardoor zouden de ver
liezen met name bij gedwongen
verkoop beperkt kunnen blijven.
Om alle details van een dergelijke
aanpassing in kaart te brengen in
stalleerde de staatssecretaris een
werkgroep. Die heeft onlangs
haar eindconclusie in een rapport
vastgelegd. De leden bepleiten het
in het leven roepen van een fonds
waardoor eventuele verliezen be
perkt en beheersbaar worden.
Daarnaast wordt de invoering van
een zogenaamde woonlastenverze
kering geadviseerd. Daardoor zou
de woonlast nooit boven een
vooraf bepaalde norm uit mogen
stijgen. Op die wijze is de eige
naar-bewoner ingedekt tegen de
gevolgen van werkloosheid en der
gelijke.
Het wachten is nu op een reactie
van het Kabinet.
Het ziet er naar uit dat eigenaar
bewoners bij de komende verkie
zingen op de VVD moeten stem
men. Wanneer zij althans zich uit
sluitend zouden laten leiden door
wat de plannen van de VVD op
het gebied van het eigen woning-
bezit zijn. Het verkiezingspro
gramma ziet er namelijk veelbelo
vend uit. Men wil een verlaging
van de overdrachtsbelasting.
Daardoor zou de verkoopbaar
heid van huizen weieens toe kun
nen nemen en wordt het gemakke
lijker om door te stromen naar
een ander, eventueel wat duurder
huis.
pfmiaotm
NWflttó
Daarnaast moeten volgens de
VVD de gemeentelijke vestigings
voorwaarden en verkoopregule-
rende bepalingen worden opgehe
ven. Natuurlijk blijft de fiscale
aftrekbaarheid van de hypotheek
rente onaangetast. Voor wat de
gemeentegarantie betreft stelt de
VVD een aantal verbeteringen
voor van de huidige regeling.
iHfOftMA: k Nfm VUL* Df CON5ȆM?N*
De slaapkamer heeft zich in de af
gelopen jaren opgewerkt tot een
volwaardig leefvertrek. Hing het
er vroeger bij de inrichting nog
weieens wat bij, tegenwoordig
kennen we een ware „slaapka
mermode".
Die opstelling heeft natuurlijk
ook gevolgen voor ons koopge
drag, men wordt kritischer. Vaak
is daar ook alle reden toe want het
gaat bij deze aankopen dikwijls
om redelijk grote bedragen.
Vooraf kijken en vergelijken is
daarom het motto. Daarbij kan
een actueel overzicht van wat er
op dit gebied allemaal te koop is
en waar men op moet letten, een
zeer goed hulpmiddel zijn. Die in
formatie vindt men in de nieuwe
Welke-gids „Slaapkamers '86".'
Een blad vol artikelen over het
kiezen van het ledikant, de bedbo-
dem, de matras, het beddegoed,
kasten, de stoffering en zelfs de
verlichting van de slaapkamer.
Daarnaast bevat deze gids ook een
grote hoeveelheid praktische tips.
Zo is ondermeer te lezen dat een
bed nooit midden in een vertrek
mag staan. Zorg ervoor dat het
tenminste aan een kant tegen een
muur aanstaat of dat het hoofd
einde tegen een kastenwand aan
leunt.
„Slaapkamers '86" is voor 4,95
te koop bij de boekhandel of dé
tijdschriftenwinkelier.