Binnenlandsch 0verzigt
Buitenlandsch Overzigt.
niet te hoog gesteldmaar moeten alle pogingen daarheen
strekkenom het raeest drukkendohet cijfer van den rente-
last, te verminderen. Verschillende middelen kunnen daar-
toe beproefd wordenvooral amortisatie en conversie der
Staats-schuldhetzij gezamenlijkhetzij afzonderlijk. Wer-
kelijk heeft de wetgeving onlangs eenige maatregelen vast-
gesteld die dat doel kunnen bevorderen. Meer dan eens zal
de gelegenheid voor ons geboren worden om over de Staats-
begrooting en den tocstand van 's Rijks geldmiddelen te
spreken. Wij kennen de bezwaren, die nu en dan van vele
zijden in het midden gebragt worden over het hooge cijfer,
dat de Staatsbegrooting bedraagt. Het scheen ons van
belang toedat onze lezers dadelijk op de hoogte gebragt
werden van ons gevoelen over het cijfer der begrooting.
En dan zeggen we ronduit, wij betreuren dat hooge cijfer
van 70 millioenen dock zien de oorzaken niet voorbij
ten gevolge waarvan dat cijfer zoo hoog geklommen is.
Wij letten er op, uit welke onderdeelen dat cijfer bestaat.
En dan komen we tot de slotsomdat de Staatsbegroo
ting wel degelijk voor verdere vermindering vatbaar is
dat wij de rij der bezuinigingen nog niet voor gesloten
achtendat we verdere inkrimping der uitgaven zoo veel
mogelijk wenschelijk oordeelenmaar dat het eenige hoofd-
stukwaarop dit allengs op eene afdoende wijze geschie-
den kan is de Nationale Schuld. Daartoe heeft de Re-
gering de conversie der 4 p.Cts. schuld uitgeschreven. Of
dit oogmerk zal bereikt worden, zal de tijd moeten leeren.
Dit is echter zeker, en dit meenen we bij deze gelegen
heid te moeten aanteekenen dat de wetgeving van hare
zijde getraclit heeftden drukkenden rente-last reeds dit
jaar te verminderen. Het was ons voornemen, heden eeni
ge algemeene beschouwingen over de Staatsbegrooting
voor het loopende jaar mede te deelen en onze overtui-
ging te doen kennendat hoe hoogoppervlakkig be-
schouwd, het totale cijfer ook schijnehet werkelijk niet
te hoog te noemen is, wanneer men Nationale Schuld,
Oorlog Marine en Justitie buiten de berekening laat.
's Rijks financien leveren uit den aard der zaalt grond tot
meerdere opmerkingen op. Wij hebben gemeendnu sleehts
dat eene punt te moeten behandelen. Nader zal de gele
genheid zich voordoenook andere punten uiteen te zetten.
Gedurende de afgeloopene week zijn er in de dagbladen
twee berigten medegedeeld, waarop de aandacht meer bij-
zonder dient te worden gevestigd en die niet van belang
ontbloot zijn.
Het eerste betrof de terugkomst in de residentie van den
baron d'Andre', Minister van Frankrijk bij het Nederl. Hof.
Men weetdat het ontwerp van wetbetrekkelijk de
overeenkomst met Frankrijktot de wederkeerige beteuge-
ling van den nadruk, in het begin der maand Augustus j.l.
door de Tweede Kamer der Staten-Generaalmet algemeene
stem men werd verworpen. Kort daarna vertrok de lieer
d'Andrd, zoogenaamd met verlof, naar Parijs. Het was
echter algemeen bekend, dat dit vertrek iets meer beduidde
dan louter het nemen van een verlof. Vijfmaanden zijn voor-
bijgegaan zonder dat de Fransche Minister zijne betrek-
king weder opvatte. Na de vestiging van het Keizerrijk,
na de verheffing van Lodewijk Napoleon tot Keizer,na de
erkenning van die nieuwe orde van zaken in Frankrijk door
Nederland, nadat de Nederlandsche Minister zijne nieuwe
geloofsbrieven aan den Franschen Keizer had aangeboden,
na dit alles is de baron d'Andrd te 's IIage teruggekeerd.
Men mag daaruit afleiden, dat de goede betrekkingen tus-
schen de beide Rijken thans gelieel hersteld zijn. Wij ver-
lieugen ons daarover en hopendat zich geene nieuwe moei-
jelijkheden zullen voordoenwelke op die goede verstand-
houding eenigen nadeeligen invloed zouden kunnen uit-
oefenen.
Het tweede berigt had betrekking tot de hervatting van
de werkzaamheden der Tweede Kamer van de Staten-Ge
neraal. Die vergadering is omstreeks de helft der maand
December j.l. tot nadere bijeenroeping gescheiden. Som-
migen meendendat zij tegen de helft der maand February
1853 weder zou bijeenkomen. Anderen daarentegen wil-
den weten, dat de Kamer een langer reces zou nemen.
Volgens de geruchten die in ornloop zijn, zou dit laatste
het geval wezen. Men wil namelijkdat de Kamer eerst
na de Paaschdagen terugkeeren zou. Dit langdurigc reces
zou daaraan zijn toe te schrijvendat de Ministers niet
gereed zouden zijn, noch met nieuwe ontwerpen, noch met
de beantwoording van bedenkingenwegens aanhangige
voordragten. De oorzaak van dat uitstel zou voornamelijk
te wijten zijn aan den nienwen Minister van Justitiedie
ja veel heeft beloofddoeh niuts in gereedheid zou hebben,
zoo zelfsdat er nog geene enkele voordragt van zijne
zijde aan den Raad van State zou zijn aangeboden. Indien
dit met de waarheid strookt (en het is tot hiertoe nog niet
wedersproken)dan laat het niet bijeenkomen der Kamer
zich zeer goed begrijpen. Wat zullen de leden in de resi
dentie toch doen als er geen genoegzaam werk voorhanden
is? Maar is dit de oorzaak van het lange verwijl, dan hou-
den wij ons overtuigd, dat de Kamer bij hare terugkomst
er hare ontevredenheid over zal kenbaar makenvooral
aan den Minister van Justitie, die zeer vele toezeggingen
gedaan en van wien men alzoo groote verwachtingen op-
gevat heeft. Sedert 1848 ziet men vele nieuwe wetten
die de Grondwet heeft voorgeschrevente gemoet. Het
wordt tijd, dat de Grondwet ook in dat opzigt geene doode
letter blijve. Wij hopen alzoo voor de eer van het tegen-
woordig Ministerie, dat het bedoelde berigt van het uitstel
der bijeenkomst van de Kamers, nog blijken moge niet met
de waarheid overeen te stemmen.
Men spreekt er te Parijs vandat de keizer een morga-
natiek liuwelijk zou aangaan.
Het groote feit van de afgeloopene week is geweest de
erkenning van het Fransche Keizerrijk door Rusland, en ver-
volgens ook door Oostenrijk en Pruissen. Het blijkt echter
meer en meerdat Rusland vooral zeer ongaarne tot dien
stap is overgegaan, en dat het zeer weinig gefaald heeft,
of de goede verstandhouding was al dadelijk daardoor ver-
broken. Immers het gemis van de gewone toespraak aan
mijn broeder," waarvoor, zoo als vroeger gemeld is, alleen
werd gezegd: aan mijn vriendklonk aan de Fransche
leidende staatslieden zeer onaangenaam in de ooren. Een
paar dagen wilde de keizer den Russischen gezantvon
Kisselew niet ontvangen, daar deze van geene verandering
hooren wilde; ten slotte heeft Lodewijk Napoleon toegege-
ven, inzonderheidzoo men steeds beweert, op aanraden
van den lieer Fould en den Britschen gezant. Of dit nu
geen geheimen wrok zal overlaten, staat te bezien, en de
Engelsche bladen vreezen dit zelfs bepaaldelijk. Naar den
uiterlijken schijn, is alles thans in de beste vriendsehap; luis-
terrijke partijen zijn te Parijs aangevangen, en alles zou
aldaar rozenkleurig wezen, zoo als men zegt, indien de gel-
delijke aangelegenheden geene bekommering baarden. De
speelzucht is nog verre van verflaauwdondernemingen op
groote schaal van landbouw, openbare werken, stoomvaart
enz. worden gedaan. Wat de stoomvaart betreft, wil Frank
rijk van Cherburg eene stoomlinie naar de West-Indien ope-
nen. De Engelschen zijn daarover minder naijverig, daar
zij die linie bij de sedert lang door hen gevestigde weinig
hebben te vreezenmaar zij zien in de keuze juist van Cher
burg (eene oorlogshaven) een of ander staatkundig doel.
Daarop haasten de bladen zich te wijzen, met bijvoeging,
dat, als vredelievende betrekkingen onverhoopt mogten ge-
stoord worden, Cherburg wel nooit Liverpool of Southamp
ton zal voorbijstrevenof vloten van daar naar Portsmouth
of Chattam zullen stevenenimmers zoo lang de geest voor
de marine, de zeevaart bij de Engelschen levendig blijft, en
de particuliere ondernemingskracht aldaar vrij de vleugelen
kan uitslaan.
Frankrijk wordt weder tot eenen krijgstogt in Algeria
gedwongen 40,000 man zullen tegen de onrustige Kaby-
len oprukken.
Er is te Parijs eene zamenspanning ontdektbij de in-
hechtenisneming van twee daarbij betrokken personen zijn
eenige politie-agenten gekwetst.
Het Engelsche bewind gaat voort de maatregelen te be-
ramenwelke het bij de hervatting der werkzaamheden
van het Parlement noodig achten welkein de eerste
plaatsde geldelijke en koloniale aangelegenheden zullen
betreffen. Er begint zich al eenige vrees op te doenof
het zoo sterk geachte ministerie niet wat te talrijk is van
ledenen vooral of de vroeger uiteenloopende gevoelens
van verscheidene ministers niet tot mindere eenheid zal
voeren. Daarenboven beginnen de eigenlijke whigs lord
Grey en de zijnendie niet in het bestuur zijn opgeno-
meneenigzins hunne gevoeligheid daarover te toonen. En
reeds leest men, dat Lord J. Russell er op bedacht is zijne
portefeuille neder te leggen. Men herinnert zich tochdat
er bij de zamenstelling van het nieuw ministerie sprake is
geweest van de benoeming van Lord Clarendon tot Minis
ter van Buitenlandsche Zakenen dat Lord Russell wegens
verzwakte gezondheid niet dan ongaarne in het bestuur
was afgetreden. Het schijnt nu zeker dat hij eerlang zijne