Biimenlandsch Ovcrzigt
Bu i tenia ndsch Ovcrzigt.
zeer behoedzaam zou hebben gehandeld, maar bo venal voor
bet belang van den Staat. In de staatkunde is toch niets
gevaarlijker, dan eene dubbelzinnige houding. Wenscht men
aan twee zijden op gooden voet te blijven, dan kan het
maar al te ligt gebeuren, dat men beiden in het harass
jaagt. Wij zouden zoo gaarne wenschendat al het-
geen deswege in sommige dagbladen is vermeld, op stei-
lige wijze kon worden tegengesproken. Maar wij moeten
bekennendat wij vreezendat het niet zoo uit de lueht
gegrepen was. Nu moge de Ned. regering hare nota's of
reserves hebbon ingetrokkennu moge de regering van het
Fransche Keizerrijk daarover heen gestapt zijn; nu moge
de Fransche gezant zijne nieuwe geloofsbrieven aan den Ko-
ning overhandigden nu moge hetgeen er voorgevallen
isgelukkig geene nadeelige gevolgen te weeg gebragt heb
ben het neemt niet wegdatindien Me geruehten
en berigtendie ten deze ter onzer oore gekomen zijn
eenigzins met de waarheid zouden overeenstemmen, wij onze
bevreemding daarover niet zouden mogen ontveinzen. De
Minister van Buitenlandsclie Zaken heeft bezadigdheid
voorzigtigheidaan de organen der drukpers aatigeraden.
Wij zullen trachten die niet uit het oog te verliezen. Maar
het zij ons vergund den Minister op het hart te drukken
in het belang van het Vaderland, evenzeer behoedzaam en
voorzigtig te zijn en zorg te dragen, dat men der Neder-
landsche diplomatie nooit van dubbelhartigheid zal kunnen
beschuldigen.
De dienst van den Rijks-telegraaf hecft in de afgeloopene
week eene zeer groote uitbreiding ondergaan. Bij besluit
van den minister van Binnenlandsche Zaken, van 24 Ja
nuary jl.is bepaald1°) op den 1 February 1853 wordt
het kantoor van den Rijks teiegraaf te Amsterdam openge-
steld voor de dienst naar het Pruissische kantoor te Duis-
burg en naar de verdere plaatsen van de Duitsch-Oosten-
rijksche vereeniging; en 2") de dienst tusschen de Neder-
landsche en Duitsche kantoren is geregeld door voorloopige
voorschriftenbij het besluit gevoegd. Voorts zijn, tere-
kenen van dat tijdstip, voor het publiek geopend de kanto
ren te Amsterdam, Dordrecht, 's Gravenhage en Rotterdam,
en zulks, voor de dienst binnen 's lands en naar de kan
toren van het buitenland, in de bij de bekend gemaakte
beschikkingen vermeld. Met genoegen let men er opdat
de vermelde middelen van gemeenschap en van verkeer
langzamerhand in werking worden gebragt, waardoor ban-
del en verkeer uitgebreid en de belangen van het land be-
vorderd zullen worden.
De Nederl. Handelmaatscliappij heeft dezer dagen den
vrachtprijs verminderd met tien gulden per last. Ten ge-
volge daarvan is, in eene vergadering van Amsterdamsehe
reeders, gehouden onder voorzitterschap van den heer Bois-
sevain, met algemeene stemmen besloten, om voor 's hands
hunne schepen niet aan de Nederl. Handelmaatscliappij tot
de door liaar vastgestelde lagere vraehten af te staan. Het
valt echter te betwijfelen, of men in dat besluit wel zal
volharden, daar Rotterdam en ook andere steden dat voor-
beeld niet gevolgd en genoegen schijnen te hebben genomen
in de verminderde vracht en conditie. Men weetdat de
vrachtprijs telkenmale is verminderd en dat het moeijelijk
te beslissen is, tot welk minimum men bij de vaststelling
daarvan mag afdalenindien men goede schepen en goede
bemanning wenscht te behouden. Maar aan den anderen
kant is het eene waarheid, dat, naar de berigten, die wij
ingewonnen hebben, de vastgestelde vrachtprijs nog altijd
hooger zal zijn, dan die, waarvoor men schepen in En
gland bevrachten kan. Deze nieuwe bezuinigings maatre-
gel zal natuurlijk goede vruchten voor de schatkist ople-
veren.
De koning heeft den heer Mr. J. A. van Roijen, lid van
de Eerste Kamer der Staten-Generaalbenoemd tot zijnen
Commissaris in de provincie Groningen. De Overijssel zegt
van hem: uGloeijende voor het waarachtige begrip van
constitutionele vrijheid en regt, onafhankelijlc handhaveren
verdediger van de belangen der natie, onvermoeid bevor-
deraar barer materiele welvaart door handel en nijverheid,
heeft de heer van Roijen in zijn veelomvattenden werkkring
zich verdienstelijk gemaakt jegens het vaderland, jegens
het gewest en de stad zyner inwoning. Hij heeft zich in
zijne parlementaire loopbaan doen kennen als een voorstan-
der van een zuinig beheer, van eene krachtdadige ontwik-
keling van handel en nijverheid, van eene groote zamen-
werking tot ontginning en het aanleggen van openbare wer-
ken; voorstander van de openbaarheid, van de vrijheid van
godsdienst en onderwijs, van de regtstreeksche verkiezingen
en van het verieenen der politische regtenonder beper-
king in het belang der orde. Hij heeft, als volksvertegen-
woordigersteeds tot steun gestrekt van het liberale rege-
ringsstelsel, waaruit de grondwet van 1848 zelve is voort-
gesproten."
Ziet men in Overijssel don heer van Roijen met leedwe-
zen vertrekkenGroningen treurt over het vertrek van
's konings commissaris L. G. A. graaf van Limburg Stirum
die naar Gelderland is overgeplaatst. Al de 57 burge-
meesters in die provincie hebben aan dien heerzelfs na
zijne afreizeadressen aaugebodenwaarbij zy hebben
betuigd hunne liooge achting en eerbied voor zijn persoon
levendige erkentelijkheid voor hetgeen zij in hunne ambts-
bf diening voor hunne gemeenten van hgm mogten onder-
vinden, en hartelijk leedwezendat zij niet langer onder
zijn bestuur zouden kunnen werkzaam zijnmet heilwen-
schen voor zijn verder lot en leven ten nutte van huisge-
zin en geslaehtvan koning en vaderland. »Zoo had de-
heer van Limburg Stirum zich in korten tijd bij al de
burgemeesters bemind weten te maken."
Z. M. heeft aan den afgetreden commissaris in de pro
vincie Gelderlandden minister van Staatden heer W. A.
baron Schimmelpenninck van der Oijeeen bewijs van H. D.
bijzondere tevredenheid gegevendoor hem te benoemen
tot Opperhofmaarschalk van Zijn huis, in plaats van wijlen
den baron van Doom van West-kapelle.
Wij deelen slechts daadzaken mede die geene toelich-
ting vereischen. Iedereen kan er zijne beschouwingen bij-
voegengevolgtrekkingen uit afleiden. Baron Schimmel
penninck van der Oije werd eervol ontslagen, al commis
saris des konings in Gelderland op voorstei van den mi
nister van Binneulandsche Zaken. De provincie Groningen
ziet met leedwezen haar commissaris verplaatst. Overijssel
ziet met leedwezen zijn van Roijen vertrekken. Gelderland
had gaarne zijn Schimmelpenninck behouden. Niemand is
dus regt tevreden. En de koning plaatst laatstgemelden
aan het lioofd van H. D. Huis
Het huwelijk van keizer Lodewijk Napoleon met do
gravin Eugenie van Montijo is voltrokken. De Fransche
en andere bladen zijn vervuld van bijzonderheden over de
luisterrijke plegtigheden bij die gelegenheid. De ongun-
stige stemmingwelke deswege eerst in Parijs geheerscht
heeftis tamelijk verdwenenen de drie ministersdie
reeds voornemens waren ten gevolge van dezen stap des
keizers liun ontslag te vragen, moeten daarvan zijn terug-
gekomen. De Duitsche bladen zijnter zake van de aan-
spraak des keizers waarbij hij de vreemde vorstenhuizen
als't ware treffen wilde, alies belialve aangenaain voor hem
gestemd. De Engelsche, die er eerst nog al gitnstig over
dachtenzijn ditmaal dobberende in hunne meening. Zij
houden het er voor, dat de keizerin op verzoenende wijs
op de staatkunde invloed zal uitoefenen dat op de maat-
regelen tegen de goederen van het Huis Orleans genomen
zal worden teruggekomenen wat des meer zij.
Inmiddels is in Engeland de pennestrijd over de moge-
lijke gevaren welke uit Frankrijks tegenwoordige staats-
vorm en leiding kunnen geboren wordenlevendiger dan
ooit. De heer R. Cobden, de bekende redenaar ten voor-
deele der nieuwe graan- en scheepvaartwetgevingis in een
geschrift, getiteld 1793 en 1853, opgetreden met zijn ge-
liefkoosd betoogdat men van Frankrijks zijde geen oor-
log te duchten heeft, dat zelfs in den eersten revolutietijd
de vreemde mogesdheden dat rijk tot den oorlog gevoerd
hebbenen dat men thans verkeerd handelt met wapenin-
gendaar de geschillen tusschen de volken ligtelijk aan
eene soort van blijvend Congres, aan scheidsregterskon-
den worden overgelaten.
De voornaamste tolken der openbare meening in Enge
land bestrijden die beweringen. Zij houden vol, dat in
1793 wel degelijk de eerste aanleiding tot den krijg uit
Frankrijk gegeven isdat noch het Vastelandnoch En
geland daarop bedacht warendat Frankrijkm Belgie en Ne-
derland viel, om Engelands handel te verderven; dat het dus,
met alle goede wenschen voor 'l behoud des vredes, niet
opgaat thans alle krijgs-vaardigheid af te leggendat men
door de ondervinding tot behoedzaamheid wordt genoopt,
en het denkbeeld van scheidsregters tusschen de verschillende
volken vooreerst nog wel tot de bespiegelingen zal blijven
behooren. Met der daad gaan de wervingen en versterkin-
gen in Engeland dan ook steeds voorten scliijnt de stem
ming van den heer R. Cobden nog verre van aldaar al-
gemeen gedeeld te worden.
Men heeft in Engeland berigten uit Britsch-Indie, welke