Bnitenland&ch Overzigl. MEN6ELWERK. geheven de verhodsbepaling van vissclien met schrob- of soortgelijk want, den 15 Februarij te doen eindigen. Het is de eerste stap op eenen nieuwen weg, die waarschijnlijk door meerdere zal worden gevolgd. Op 's konings uitnoodiging is in de residentie eene com- missie vergaderd van natuurkundigen, om in opzettelijk on- derzoek te treden nopens de vraag of de kunstmatige aan- kweeking van visscken waarover onlangs een onzer we- tenschappelijke tijdseliriften eenige zeer belangrijke besckou- wingen heeft medegedeeld, ook kier te lande met vrucht zou kunnen tofegepast worden, en zoo ja, op welke wijze. Dit blijk van V konings kooge beiangstalling in eene der voornarmste takken van het Nederlandsch volksbestaan, zal gewis met welgevallen vernomen worden. De regering heeft deze week eenen vergelijkenden siaat medegedeeld Van de Nederlandsche koopvaardijvloot op ul timo December 1851 en 1852. Wij trekken die cijfers za- menen dan blijkt: 1°. dat op ultimo 1851 aanwezig waren 1860 schepen van ondersckeiden soort (waaronder 1-15 fregatten262 brikken, 107 schooners, 796 koffen en 279 tjalken) te za- men metende 210,753 lasten; 2°. dat er in 1851 verong dukt of gesloopt zijn 89 sche pen met 6268 lasten inhouddat voor 139 schepen me tende 14,932 lasten in 1852 nieuwe zeebrieven zijn verleend 3°. dat het totaal der op ultimo 1852 aanwezige sche pen (daaronder begrepen 61die vroeger waren afgeschre- ven doch later nieuwe zeebrii-ven verkregen hebben) be- droeg 1971metende 214,432 lasten. Uit deze tabelvooral in vergelijking met vroegere ja- renblijkt de toeneming van scheepsbouw hier te lande niettegenstaande de gelegenheid die er voor vreemde sche pen tot mededinging bestaat. Men kan overigens nog be langrijke opmerkingen putten uit eene tweede tabel omtrent de in- en uitklaringen hier te lande, loopende over de ja- ren 1831 tot en met 1852. Vergelijkt men, naar aanleiding van dien tabel de jaren 18501852, dan vindt men: a. inklaring onder Nederl. vlag in 1850 3117, in 1852 3170 schepen en lasten 439,617 tegen 492,185 b. onder vreemde vlag 3229 in 1850, en 3807 in 1852, met een tonnen-inhoud van 590,056 tegen 689,184. Totaal dus van inklaring onder Nederl. zoowel als onder vreemde vlagin 1850 6346 geladen schepen, metende 1,029,673 tonnen; in 1852 6976 sche pen, metende 1.180,928 tonnen; behalve de ballastsche- pen, wier getal aan het afnemen is, als zijnde er in 1850, 613 en in 1852 slechts 479 ingeldaard. De uitklaringen over die twee vergelijkingsjarenleve- ren wat het schepental betreft minder verschil opwel wat den tonnen-inhoud aanbetreftdie totaal genomen in 1850, 772,633 met 4741 schepen bedroeg en in 1852, 819.392 met 4758 schepen. Vergelijkt men eindelijk 1834 met 1852, dan komt men tot de slotsom dat er in 1852 onder Nederl. en vreemde vlag zijn ingeklaard 1657 schepen en 564,471 tonnen meer dan in 1834 en uitgeklaard 1151 schepen en 413,139 tonnen meer dap in 1834. Met den 4 Februarij zijn voor het publiek geopend de kantoren van de rijks-telegraaf te Amsterdam, Dordrecht, 's Gravenhagc en Rotterdam, en zulks voor do dienst bin - nen 's lands en naar de kantoren van het bnitenland, voor zooverre die laatste dienst geregeld is. Van regeringswege is aangekondigd dat voortaan twee in stede van eens in de maandeen vaartuig van Batavia naar Singapore zal worden gezondenten einde de brie- ven en paketten af te halen welke uit Europa naar Ne derl. Indie zullen worden verzonden. Er zal voortaan ge legenheid zijn twee malen in de maand brieven en gedrukte stukken met den landpost uit dit rijk naar Nederl. Indie te verzenden. Deze uitbreiding van de gemeenschap tus- schen Nederland en de Overzeesche bezittingen, zal onge- twijfeld aanzienlijk bijdragen om de betrekkingen tussclien het moederland en de kolonien te vermeerderen. In Frankrijk is een belangrijk besluit genomeneen raad voor handel, landbouw en nijverheid opgerigt. Dit besluit wordt daarom van zoo groot aanbelang beschouwd, omdat men daarin ziet eenen bepaalden stap ten behoeve des vredes tot toenadering tot een meer vrijgevig handelstelselmeer overeenkomstig met de in Engeland bovendrijvende begrippen. Hoe zeer Napoleon I ook voor beschermende regten geijverd hebbe, was dit tijdens den oorlogen tegen Engeland; later is hij daarvan in zijne schriften grootelijks terngge- komen en wilde hij de handelsvrijheid meer naderen: het schijnt dat zijn neef dit plan nu volgen wil. Ter gelegenheid van 's keizers huwelijk is werkelijk aan eenige duizende veroordeeldenwegens de gebeurtenissen van 1851 kwijtschelding van straf verleend. Men sprak te Parijs van veranderingen in het ministerie, doch het schijnt niet dat daartoe zal worden overgegaan. Dat, ondanks de jongste feestende staatkundige moei- jelijkheden in Frankrijk niet geheel geweken zijn, blijkt uit de jongste berigten er waren den 7 dezer te Parijs verscheiden aanzienlijke legitimistenals de heeren St. Priest, llovigo en anderenin hechtenis genomen. De plegtigo krooning des Keizers is bepaald op 4 Mei aanst.nadat hij met zijne gemalin eene reis in de zuidelijke gewesten zou hebben gedaan. In Engeland houdt de pennestrijd tussclien sir R. Cobden en de dagbladen over den altoosdurenden vrede" aan en a vredeshalve" wordt er menig sclierp woord gewisseld. Eerlang zullen de partijen echter weder in het Parlement tegenover elkander staan en zal men meer bepaaldelijk weten hoe 't ministerie over de zaak des vredes denkt men verzekert altoosdat het, bij wege van voorzorg, versterkingen ook van de landmagt zal voorslaan. In Spanje vallen de verkiezingen in den geest van het bestuur, dat is dus in den gematigd constitutionelen geest, uit. De generaal Narvaez heeft bevel gekregen, naar Weenen te vertrekken. Sedert het vorige jaar had er eene merkbare toenade ring tusschen Rusland en Be/gie plaats gehad: thans zijn de noodige fondsen aangevraagd tot het vestigen van een Belgiscli gezantschap te Petersburg. Men hechtbij den altoos nog onzekeren loestand der staatkundige aangelegen- De boer rijdt naar de markt De brandewijn noodt hem te gast, De koekkraam steelt zijn hart. Men bindt zijn lief de schaatsen aan, En streelt haar lieven vdet 't Ligt zeker aan de slechte baan, Ze zitten nimmer goed Men hondt haar zachte hand omvat, Want in de maneschijn, Zal zeker 'tijs nog dubbel glad, fin meer gevaarlijk zijh;' De rijders zwieren heeri en weer Men sleedt de liefste vracht Met stoute slagen op en neer, Daar't zoetste loon ons wacht. Slaat, knapenstoet, een flinke schaats Dat maakt de leden los Maar o bedenkt hetwakkre maats Het ijs blijft altijd bros! Rijdjonge en argelooze maagd, Naar vaderlandsche wij8 Maar nimmer u te veel gewaagdl Men valt zoo ligt op 't ijs. (Overgcdrukt uit de Nieuwe Daguer- reotypen" van A. van der Hoop, Jrsz). De schooljeugd heeft met kluit en steen De kracht Van 't ijs beproefd; De dikste ging er niet doorheen, Nu langer niet getoefd! De schaatsen stonden goed in 't vet Men neemt ze weer ter hand; Hier wordt een hielriem aangezet, Daar koopt men kleurig band; Een bezem stcekt al uit de sloot, En meldt onsdat de baan Weldra tot lustig zwieren noodt, En dezen kant zal gaan. Een cent voor 't overgaan der plank, Een rietmat voor de togt, Een kreuple stoeleen houten bank Een kruik Schicdammervocht, Anijsmelk voor een cent de kom, Drie centen voor een slok; „Bannveger, 'k kom met-een we6roml» Een ijsslee met een bok. Een die een fikschen slag probeert En krnl en letter snijdt Een, die het nooit of nimmer leert, En achter 't stoeltje rijdt. De spieringbijtcn zijn gehakt, De hengels liggen al En kraam en tent wordt uitgepakt, Die ras verrijzen zal. De vlaggen wappren lustig uit 'tBuffet biedt rijke keur: Madeira, chocolaad, bes'chuit, Uit 't Loodsje de likeur. Men houdt op 't ijs zijn koffijhuis Men leest zijn kranten daar, En 't is een joelen en gedruisch, Alsof het kermis waar'1 De kleppers worden scherp gezet; De bellen, 't fraai schabrak, De dikke pels, de bonten pet; Het tweespan voor de bak. Men harddraaft om een zweep of dek Zijn paard de droes in 'tlijf; Of rijdt hem, van de smalle gek, Voor heel zijn leven stijf; Het orgel dreunt, do vedel krast,

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Maasbode | 1853 | | pagina 2