Binnenlandsch Overzigt.
Buitenlaudsch Overzigt.
iligh'CcUai toeu ze ontslaan zjjn. {sedert zijii ecliter vele
jaren verloopen die regerings-beginselen heeft men in de
toepassing en in de gevolgen leeren kennen; er zijn be-
hoeften geborendie vroeger niet bestondener wordt voor
Nedcrlandsch-Indie overeenstemming verlangd met de bepa-
lingen onzer nieuwe Grondwet; krachtige waarborgen voor
een goed bestuur; meer staatkundige vrijheid voor den Ne-
derlanderdie zich naar Indie verplaatstmeer beschaving
en ontwikkelingalgemeene bescherming van nijverheids-
ondernemingenmeer zorg en minder druk voor de Indische
bevolkingen; in een woord: meer toenadering tot verbeterde
begrippen in gelijke mate als de afstand verminderd is
door de versnelde communicatie."
De kortekalme ontwikkeling van deze punten vindt
men in het geschrift, waarop wij gelegenheid zullen hebben
later terug te komen.
Z. M. de Koning is zondag 1.1., van H. D. uitstap naar het Loo
in de residentie te/uggekeerd. Het bevestigt zich dat Z. M. ver
langd heeft, dat er, bij gelegenheid van H. D. verjaprdig geene
publieke feestelijkheden zullen gehouden worden. 's Konings bezoek
den 5 dezer, aan de landbouwkolonie Nederl. Mettray gebragtgetuigde
op nieuw van H. D. groote belnngstelling. Achtervolgens bezig-
tigde Z. M. het hoofdgebouw, de onderscheidene familie-woningen
en de school waar de kweekelingen 60 in getaldoor het aan-
heffen var. het Wilhelmus en andere gezangen voldoende proeven
gaven van de vorderingendie zij aanvankelijk in de zangkunst
gemaakt hadden. In een treffend antwoord op de toespraak van
den Voorzitter en Directeur der Vereeniging hcrhaaide Z. M.
onder anderen met nadruk de verzekering (gelijk men uit Rijsselt
schrijft) dat het steeds zijn grootste genoegen was den band die
er bestond tusschen hot Huis van Oranje en het volk van Neder-
land meer en meer te bevestigen en liij tot bereiking van dat
doel van harte ook deze instelling ondersteunde.
Dezer dagen is te 's Hageop 's konings uitnoodiging eene Com-
missie van natuurkundigen vergaderd geweest, ten einde een opzet-
telijk onderzoek in te stellen nopens de vraag of de kunstmatige
aankweeking van visschen ook hier te lande met vrncht zon kun-
nen worden toegepast. Menweet, dat op dit oogenblik ook in het
buitenland dit onderwerp ter sprake en tot een begin van uitvoc-
ring is gekomen. Wat daarvan zij, zal later blijken.
Ten aanzien van dit onderwerp werd in de mededeelingen en be-
rigten van het Hoofdbestuur en van de afdeelingen der Holl. Maat
schappij van Landbouw 1850, n°. 3, reeds het volgende uit de af-
deeling Alphen aan het Hoofdbestuur voorgesteld:
„Ter voldoening aan de 4e circulaire van het hoofdbestuur aan de
afdeelingen (1 Januarij 1849 mededeelingen en bcrigten n". 1),
en overtuigd van het gewigt van het daarbij beoogde doel, dat
men bekend worde met betgeen er belangrijks omgaat in ouzen Land-
bouw zoo bij de afdeelingenals bij het Hoofdbestuur, hebben wij
de eer u te berigten, dat in eene vergadering der afdeelingen Al
phen en omstreken door een der leden, Mr. C. van der Ylies ("die
daaiomtrent bercids wel geiukte proeven heeft genomen)de aan-
daeht gevestigd is op het voordeel, hetwelk eene kunstmatige be-
vruchting der vischkuit zoude kunnen opleveren.
„Geen land toch is meer gezegend met zoet water, danhetonze;
zijne rivieren en buitenwateren leveren meer kostelijke visch op,
dan ergens anders en toch wordt daarvan zoo weinig partij ge-
trokken. Welke schatten konde zulks opleveren, als de visscherij meer
stelselmatig werd uitgeoefend? Watwaren de buitenlandsche mark-
ten, door het tegenwoordig gemakkelijk vervoerdaarvan rijke-
lijk te voorzien! Om dit doel bijna zeker te bereiken, zoude de
mogelijklieid van de vischkuit op eene kunstmatige wijze te bc-
vruchten, zeer aan te bevelen zijn; hierdoor zoude men het ver-
lorcn gaan van het grootste gedeelte van deze kaiten van de jonge
vischjes kunnen voorkomenalsmede door het vermengen der visch-
soorten welligt nog voorireffelijker kunnen doen ontstaan.
Tot dit kunstrnatig hevruchten dor visciikuit zoude men opzet-
tclijk ingerigte vischvijvers moeten aanleggcnwaarin de visschen
van hetzelfde jaar werden groot gebragt. De vermenging kan ge-
schieden in een vat met eenig water, waarin men de kuit en horn
met de hand ondereen mengt (1 hom kan tot 10 kuiteu gebezigd
worden), en deze kuit, aldus bevruclitin eene eenvoudige toe-
stel in het water doet ontwikkelen terwijl de duizende jonge visch
jes van slechts dene knit voldoende zijn om eene groote vijver te
bevolken.
Waarop is besloten aan het Hoofdbestuur dezer Maatschappij
voor te stellen:
1°. Of men de belangen der Visscherij niet zoude kunnen rang-
schikken onder of verwant bescbouwen aan den Landbouw, en zoo ja,
'2°. Of het niet doelmatig zon kunnen geacht worden eene prijs-
vraag uit te schrijven
„ln hoeverre het mogelijk zoude zijn, door eene kunstmatige be-
vruchting der vischkuitdit produkt zoodanig te vermeerderen, dat
hetzelve alom konde worden verzondenen zoo doende deze tak
van handel aanmerkelijk uit te breiden."
Door de deelhebbers in de bekende onderneming van den heer
W. Cores de Vries te Soerabaye ter uitoefening van de stoomvaart
in Ned. Indieis in eene vergadering te Rotterdam met eenpa-
rigbeid van siemmcu besloten tot do vcrmeerdering van het kapi-
taal der onderneming met f 350.000.
Uit het verslag der Commissie van Landbouw in <ie provincie
Utrecht blijkt, dat de longziekte aldaar in 1852, laatste zes maan-
den zeer is toegenomen 867 waren aangetast en 537 gestorven.
De inenting aan 's Rijks veeartsenijschool verrigt, had ecliter gun-
stige gevolgen want van de 553 ingeente rnnderen heeft zich
de ziektc slechts bij 29 tertoond, waarvan 10 zijn gestorven. Ook
nit verschillende andere deelen van het rijk komen berigten in
die van de voortschrijding dezer veeziekte blijken dragen.
LI. Donderdag en Vrijdag (10 en 11 Feb.) ontvielen te Amster
dam aan do gelec de wereld twee manncndie beide meer dan
een halve eeuw hare sieradeu waren geweest. Beidede een op
ongeveerde auder op ruim SOjarigeu oudcrdomvan hunnen
arbeid rustendemogten zij op een loopbaan terugzien zoo als
slechts weinigen ten deel valt.
Josua Teissedre l'Ange was eene reeks van jaren de eer en
roein der Waalsche ker(s. Zijne verdiensten tea haren aanzien zijn
to bekend om er van te gewagen. Als schoolopziener heeft hij
voorzeker mede onberekeubaar nut gesticht.
Mr. David Jacobus van Lennep een halve eeuw als Hoogleeraar in
de oude letteren aan het Athenaeum te Amsterdam werkzaam
genoot door zijne uitstekende gaven eenen welverdienden naam.
Beiden droegeu het ordeteeken van den Nederl. Leeuw eene
onderscheiding hun reeds door Koning Willem I als regtmatige
hulde aan hunne verdiensten vereerd. Beide waren sedert onge
veer vijftig jaren leden van de Maatschappij van Nederl. Letterkunde
te Leiden gevestigd. Hunne nagedachtcnis zal bij het groot getal
hunner voorwalige leerlingen en bij zoo velen tot wie zij in verschil
lende betrekking stonden in cere blijven en uitvoerige levensberig-
ten zullen wel nader doen kennen of herinnerenwat zij voor kerk
en vaderland en geleerdheid, voor de hoogste belangen der Maat
schappij geweest zijn.
De herinnering van 't geen zij voor de Maatschappij warendoet
den wensch opkomen dat Nederland immer rijk moge zijn in
voorgangers hunner waardig.
In Engeland heeft het Parlement zijne zittingen hervat.
Lord J. Russell heeft de gedragslijn aangewezenwelke
het bewind in het aanbieden van wetten enz. voornemens
is te volgen. Vooreerst komen de begrootingen in aanmer-
king, waarop echter geenerlei nadere verhooging van land-
en zeemagt zou voorkomen. Vervolgens zou eene wet
nopens het loodswezen worden voorgedragen ook andere
onderwerpen, betreffende de scheepvaartinslnitende. Ten
derde zou eene voordragt tot volledige staatkundige gelijk-
stelling der Israelieten in Engeland geschieden. Eindelijk,
eene voordragt nopens het onderwijs, waaruit de minister
groote verbeteringen voorspelde. Van eene wet tot uit-
breiding van het kiesregt zou evenwel in deze zitting niets
komen; maar het bewind hield daarop het oog gevestigd,
en zou spoedig in de volgende zitting eene voordragt om-
trent dit voorwerp indienen. De gematigden van vele
partijen in Engelaad nemen in dit programma van het be
stuur genoegen, en men ziet vooral naar de wet op het
onderwijs met groote belangstelling uit.
Terwijl men zich in Engeland ook gereed maakt tot de ge-
wigtige overwegingen nopens de te volgen koloniale staat-
kundenopens de beslissing van den voortduur der Oost-
Indische Compagnie enz., wordt het Britsch gebied in Indie
al meer en meer uitgebreid. Volgens de nu per telegraaf
ontvangen tijdingen tot het begin van Januarij was de
inlijving van Pegu afgekondigd. Wat meer is, indien de
Keizer der Birmannen niet terstond vrede waakt en zich
onthoudt van scliending van het nieuw verworven Engelsch
grondgebiedwordt hij met de verbeurdverklarlng van zijn
troon en al zijne Staten bedreigd Desniettemin rukken
de Birmannen tegen Ava op, zoodat aan die bedreiging
al ligt gevolge zou kunnen worden gegeven.
Maar komen wij van dat verwijderd oorlogstooneel tot
een ander, meer nabij gelegen en dat de aandacht van
de Europesche hooge diplomatic al meer en meer begint
op te wekken.
Wij bedoelen het land der Montenegrijnen.
De Engelsche staatkunde kan niet lahger stil blijvenbij de
groote toerustingenwaartoe de zaken van dat volk aanlei-
ding hebben gegevenof waarvan zij welligt alleen het voor-
wendsel zijn. De Britsche gemagtigde te Konstantinopel heeft
vruchteloos gepoogd de Porte le weerhouden van de expe
dite naar Montenegrowelke met afwisselend geluk de
Montenegrijnen bekampt, en welke reeds tot over de 40,000
man (de helfit ongeregelde benden) is opgevoerd. De jongste
berigten spreken van zeer bloedige gevechtgn en van het ge-
dnrig meer oprukken van Oostenrijksehe en Russische troe-
pen naar de grenzen, zoodat alles aan de Donau-zijde en
aan de Adriatische zee een oorlogzuchtig aanzien krijgt. De
bonding van Oostenrijh komt in Engeland weinig met zijne
gewone behoedzaamheid strookende voor; men meent dat de
wrok, over het gastvry onthaal der Hongaarsche vlugtelin-
gen in Turkijein Weenen te veel wordt botgevierd, en de
toon van den Oostenrijkschen gezant in Konstantinopelde
graaf van Leiningen, wordt als te veel dreigend aangemerkt,
om ingang te kunnen vinden. Het Britsch kabinet heeft daar-
om besloten zijnen gezantlord Strafford die zich reeds
lang met verlof te Londen bevindtnaar Konstantinopel af
te vaardigen. om niets te sparen, ten einde de handhaving
van het status quo in Montenegro te erlangen. Men hoopt
in Engeland op de bedachtzamc staatkunde van Rusland
en meent dat dit land er tegen zal opzien eene uitbarsting
uit te lokkenwelke het Oostersche vraagstukdat met